vertrouwen krijgen in wat hij zag in het landschap en beseffen dat wat hij zag van waarde was. Want, niet te vergeten is dat dit landschap er vijftig jaar eerder ook al zo uitzag. Toen kon het niet gezien worden omdat niemand er de zin van inzag. Er was nog geen omgeving voor het schilderij - omdat de Republiek nog niet bestond. Het ‘veerpontje’ werd geschilderd een paar jaar nadat de Dordtse Synode in 1618 tot de Bijbelvertaling besloot. In beide gevallen ging het om hetzelfde: iets van ons maken, in onze taal en onze blik.
Laten we even aannemen dat het schrijven van Hafid Bouazza een wezenlijke impuls is voor onze taalbeleving en dat dat eventuele feit te maken heeft met zijn geschiedenis tussen twee landen en twee talen. Dat is dan, in intieme vorm, eenzelfde gebeurtenis als de Bijbelvertaling. Het kan niet anders of het Nederlands is toen enorm verrijkt omdat talloze vreemde woorden en begrippen, Hebreeuwse en Griekse, toen vertaald moesten worden - ook als er, wat zo zal zijn geweest, nog geen woorden voor waren. Die moesten worden uitgevonden, net zoals Esaias van de Velde het Hollandse landschap moest uitvinden - dat vervolgens, als formule, tot ongeveer vandaag de dag is blijven bestaan. Van heinde en verre zijn de rokende en glimmende kraakinstallaties van de Maasvlakte aan de horizon zichtbaar maar in de buurt van Zierikzee of Reeuwijk kun je zeker nog ansichtkaarten à la Esaias van de Velde kopen.
Ik weet niet precies hoeveel woorden Bouazza heeft teruggevonden en zelfs heeft gemaakt bij het vertalen van klassiek Arabische teksten. We kunnen het hem ook niet vragen want hij is schrijver en geen boekhouder. Misschien is het ook niet zo van belang - behalve dan voor lexicografen maar die komen later aan de beurt. Wel is het de moeite waard om uit te vinden of zijn omgang met het klassiek Arabisch (en die is intens en zelfs obsessief) en met het Nederlands tegelijkertijd iets heeft betekend voor zijn taalkundige souplesse en nieuwsgierigheid; en of die omgang iets heeft veranderd aan de muziek in zijn oor als hij schreef: het gefluister van de pijnboom.
De aanraking met het vreemde en onbekende, vooral in zoiets traags en zelfgenoegzaams als een taal, is iets dat Bouazza nogal bezighoudt: eenvoudigweg omdat hij zichzelf aan het werk ziet en hoort wat wij ervan vinden, en ook omdat de omgang met het vreemde, hoe dan ook, in de Nederlandse cultuur van nu ons grote probleem is. Ik ben dus tot deze overwegingen gekomen op verzoek van Bouazza zelf. Hij begon zelf over de beeldende kunst. Hij had het over stillevens die in de zeventiende eeuw aanvankelijk, ten tijde natuurlijk van Esaias van de Velde, heel Hollands waren zoals een schilderij van Pieter Claesz. met haring, brood en bier terwijl ze veel later in de eeuw overvloedige pronkstukken werden zoals die van Abraham Hendricksz. van Beyeren of Willem Kalf. Ik ben bang dat de vraagstelling ingewikkelder is. Er is zoiets als esthetisch instinct of esthetische voorkeur. Ik begin weer bij Hafid Bouazza. Het is