| |
| |
| |
Ilja Leonard Pfeijffer
Twee fragmenten uit Rupert
Sexyland
Ik passeerde Sexyland zonder er naar binnen te gaan. Zoals u weet kan men hier tegen geringe betaling vijf minuten naar een naakt meisje kijken. Je gaat langs een steile, donkere trap naar beneden. Dan kom je in een kelder, waar het warm is en vochtig en waar de galmende akoestiek harde dansmuziek vervormt tot helse geluiden van een andere wereld. Daar zit de morsige uitbater met altijd dezelfde grijze trui achter zijn bureau. Hij stinkt. Hem betaal je. Telkens weer probeert hij je af te persen door het dubbele bedrag te vragen, ondanks het feit dat hij je herkent. Maar telkens weer neemt hij er onmiddellijk genoegen mee wanneer je de helft betaalt van het bedrag dat hij noemt. Vervolgens wijst hij je een van de vijf donkere hokjes aan, die je vanbinnen uit kunt afsluiten met een gammel grendeltje. De vloer plakt. Wanneer je binnen bent, zet hij vanachter zijn bureau een knop om, waardoor er een luikje opengaat ter grootte van een brievenbus. Als het luikje niet opengaat, heeft hij, wiens enige dagtaak het is de juiste van de vijf knoppen om te zetten wanneer hij klandizie heeft, de verkeerde knop omgezet. Roepen heeft geen zin in die herrie, dus moet je je hokje uit om de man van zijn vergissing op de hoogte te stellen. Hij wil dan dat je opnieuw betaalt. Wanneer je dat weigert, wijst hij je het hokje aan dat correspondeert met de knop die hij abusievelijk heeft omgezet. Van je vijf minuten zijn er dan al anderhalf voorbij. De geopende brievenbus biedt uitzicht op een schaars verlicht kamertje waarin een bed staat. Je moet tamelijk lenig zijn om dat te kunnen zien, zeker wanneer je zo lang bent als ik, want de architect heeft de gemiddelde ooghoogte berekend op een meter vijftig. Dus moet je wijdbeens voorover gebukt staan, wat niet de meest ideale houding is voor zelfbevlekking. Bovendien drukken je billen zwaar tegen de deur van het krappe hok en het gammele grendeltje is daar meestal niet tegen bestand. Op het schaars verlichte bed ligt een naakt meisje. Zij
probeert jouw liefde te winnen door zichzelf te betasten. Zij kneedt haar grote, slappe borsten en spert haar schaamlippen open. Soms is ze zo attent om een of twee vingers naar binnen te duwen. Ze doet haar best om daarbij heel zwoel te kijken. Regelmatig maakt ze likkende bewegingen met haar tong die betekenen dat ze naar je verlangt. Wanneer de uitbater besluit dat de vijf minuten voorbij zijn, zet hij de knop weer om, waarbij hij zich nooit vergist, en het luikje klapt dicht. Indien de wederzijdse liefde inmiddels zo heftig is dat je nog geen afscheid kunt nemen van je bruid, kun je de uitbater met het juiste bedrag vermurwen je nogmaals
| |
| |
vijf minuten van haar gezelschap te gunnen. Ja, leden van de jury, ontkennen is zinloos, Rupert heeft de onkuise kelder van Sexyland eens bezocht en meer dan eens bezocht. En ik zal u dan ook maar meteen alles bekennen: als dat gênante voorval, waardoor ik er niet meer naar binnen durf, nooit had plaatsgevonden, was ik ongetwijfeld ook op zondag 13 april afgedaald naar de onderwereld van mijn lust.
De kenners en liefhebbers onder u zullen zich erover verbazen dat ik die morsige kelder heb gefrequenteerd. Inderdaad ken ik veel betere peepshows. Ook toen had ik al de gelegenheid gehad mijn kelder te vergelijken met de luxueuze gluurpaleizen in Amsterdam, Londen en Parijs. En u hoeft mij er niet van te overtuigen dat die lage brievenbussen en gammele grendeltjes mager afsteken tegen soepel voortzoevende draaiende schijven die smaakvol zijn uitgelicht en die worden omzoomd door comfortabele privécabines met doorzonramen die een ruim, vrij uitzicht bieden op natuurschoon. Ook in deze stad zijn er tientallen etablissementen te vinden die meer kwaliteit en service bieden den dan de vieze kelder met de hond achter zijn vijf knoppen. Uw vermoeden dat mijn voorkeur voor die locatie samenhing met een bijzondere voorkeur voor een speciaal naakt meisje moet ik ontkennen. Hoewel sommige naakte meisjes mooier en naakter waren dan andere, ben ik nooit langs die donkere, steile trap naar beneden gegaan uit verlangen naar mijn Eurydice. Nee, leden van de jury, niet de romantiek heeft Rupert gedreven. Integendeel. Het was die donkere, steile trap, die een geheim, verboden wormhole was van de dag, de straat en de wereld naar de onderbuik waar wellust grimmelt en het is zeer de vraag of je ooit nog terug zult keren. Het was die warme, vochtige kelder, waarin je je vies en plakkerig voelt en tot alles bereid. Het was die galmende, stampende orgelmuziek voor een heidense mis, die je elke mogelijkheid tot denken ontneemt. Het was die grommende Cerberus, die voortdurend achter je rug aanwezig blijft als een dreiging. Het was dat krappe, vuile hokje, dat een biechtstoel is voor de meest ongehoorde bloedzonden. Het was die kleverige vloer, die een hoer is die zich door honderden laat onderspuiten. Het was die gammele grendel, die elk moment uit de sponning kan springen om jouw laagste lusten voor de wereld tentoon te stellen. Het was die gehele ambiance, die een
geheugenplaats is voor geilheid die woekert als onkruid en die geilheid in mij zaaide telkens wanneer ik die plek op mijn wandelingen passeerde. Wat mij dreef, leden van de jury, was gore vunzigheid, overgave aan verboden fantasieën en het besef van gevaar. Dat is de rottende humuslaag waarop de stinkzwam van mijn wellust opkomt, groeit en open spat. Ik ben er niet trots op en ik zou het ook zeker hebben verzwegen als het niet van kapitaal belang was voor het juiste begrip van mijn zaak en misschien zelfs het motief vormt van de daad waarvoor ik vandaag terechtsta.
Ik besef dat ik mijn beroep op Sexyland als ontlastend bewijsmateriaal moet bekopen met de plicht te verklaren waarom ik er op de onderhavige 13 april niet ben geweest en waarom ik mij er ook in de maanden daarvoor nooit meer durfde te vertonen. Dit is een
| |
| |
verhaal dat ik niet graag vertel. Ik heb het nog nooit aan iemand verteld en ik zou er veel voor over hebben mij ook op dit moment de verlegenheid van het pijnlijke voorval te kunnen besparen. Maar ik zal u de feiten niet onthouden. Ik hoop oprecht dat u mijn welwillendheid in dezen wilt beschouwen als een bewijs voor mijn respect voor u en de rechtvaardigheid die u belichaamt. Maar ik hoop ook dat u er begrip voor kunt opbrengen dat ik het voorval zo beknopt mogelijk zal verslaan.
Op die noodlottige namiddag was het naakte meisje van dienst bijzonder virtuoos. Niet dat zij mooi was. Integendeel. Zij was opwindend op een vieze, ordinaire manier. Ik stond wijdbeens voorover gebukt, ik verkrachtte haar met mijn ogen en ik liet mij gaan. Ik moet toegeven dat ik mijzelf betastte. Ik moet zelfs bekennen dat ik mijn broek had laten zakken voor een betere grip. Op zich was dat niets ongewoons. Wat wel ongewoon was, was dat vijf minuten langer duurden dan normaal. Daarom en omdat zij erg goed was in haar vak, werd mijn opwinding zeer nijpend en was er geen alternatief dan mij te ontladen. Toen ik echter op het punt stond open te basten, trok iemand van buiten aan de deur van mijn hokje. De gammele grendel bood geen weerstand. Het was de morsige uitbater, die ik nog nooit van zijn bureau had zien opstaan. Hij had de knop na vijf minuten omgezet, de goede knop, zoals altijd, en had vervolgens op grond van het feit dat ik nog steeds niet naar buiten was gekomen juist geconcludeerd dat er een defect was opgetreden in het automatische sluitingsmechanisme van mijn luikje. Van pure schrik ging ik rechtop staan en draaide ik mij om. Daar stond ik, Rupert de Rukker, met mijn broek op de enkels oog in oog met de stinkende koning van de onderwereld en ik kon de ontlading niet meer tegenhouden. Sterker nog, het besef te zijn betrapt schoot als een elektrische schok door mijn onderbuik en maakte de hemelse pijnscheut heftiger dan ooit tevoren. Grote klodders schoten de lucht in en werden in een parabolische baan geslingerd die eindigde op zijn grijze trui, zijn grijze broek en zijn grijze schoenen. In zekere zin was het de beste seks die ik ooit heb gehad. Maar u zult begrijpen dat een dergelijke ervaring zich niet leent voor herhaling en dat ik na mijn overhaaste vlucht nooit meer heb durven afdalen in die warme, vochtige spelonken die mij zo dierbaar waren.
| |
Mira
1
Zij was mijn marteling, mijn messteek en mijn mierzoete, zinderende Mira. Zij stond als een spiegelbeeld voor mijn ogen toen ik haar voor het eerst zag staan, doodde mij toen zij de mijne was en wekte mij ten lange leste tot leven toen ze mij definitief vermoordde. Zij was de lentezon die mij met stralende ogen naar buiten lokte en de stad waarin ik ver- | |
| |
dwaalde. Ik droomde van haar warme, verwarde loomheid als zij nog niet wilde opstaan in de ochtend, haar ravissant plompverloren aanwezigheid in de middag, haar gesprekken tussen spiegels in haar twinkelend ingerichte lievelingslokaal en haar dodelijke lonken na zonsondergang. Zij was als drie godinnen die alle drie levensecht als de allermooiste waren afgebeeld op een mystieke schildering die in een droom door een engel was voltooid en zij was als de dame van zeven maal zeven rozen die de acteur zijn rollen ontnam. Zij was alle vrouwen die ik had verzonnen en duizendmaal bemind en zij was zeven maal zeven maal mooier dan zij en zij was echt. Zij was feit dat fictie onmogelijk maakte. En in al haar weergaloze werkelijkheid verschrompelde ze mij om mij pas op te richten toen ze mij definitief brak en tot droom vervaagde.
Ik heb haar, hoe kan het ook anders, bij toeval leren kennen. Ik was door Benno meegenomen naar een feest van een gemeenschappelijke studievriend, die we al tijden niet meer hadden gezien omdat hij de stad had verlaten. Het feest was ver, helemaal in Kse-Waga op Wagaland en al voordat ik zelfs nog aan boord was van de draagvleugelboot had ik er spijt van dat ik mij had laten overhalen om mee te gaan. Maar nu teruggaan, dat zou een belediging zijn aan het gekke plan om gewoon te gaan, leuk tochtje toch, niet zeuren, zonde om thuis te zitten. Het feest viel tegen. Er was zelfgemaakte bowl, veel wijn, pindanootjes en heel veel mensen, maar nauwelijks bekenden. Ik wilde vroeg naar huis gaan, maar zoals gewoonlijk miste ik de daadkracht om te besluiten niet te blijven en ongemerkt werd het zo laat dat er geen enkele reden meer was om het niet nog later te maken. Dus pendelde ik wat op en neer tussen nootjes en flessen, openers en asbakken, kamer en tuin, tuin en wc, wc en kamer, praatjes en gesprekken en af en toe wat herinneringen met de oude studievriend die ik eigenlijk weinig had te melden. Benno was al naar huis. Ik had net mijn zoveelste laatste glas ingeschonken, was de tuin maar weer eens ingelopen, had daar langzaam het zoveelste uitstekende shagje gerold en stond even rustig zonder diepe gedachten, plan of oordeel ergens over in mijn eentje te roken, toen zij opeens voor mij stond. Zij trof mij als een nekschot. Ze was prachtig en meer dan dat. Ze was echt. Ik was zo in de war dat ik niets anders kon bedenken dan haar te vragen of ze misschien een vuurtje wilde. ‘Dat is heel lief van je, dank je, maar ik rook niet.’ Toen wist ik niets meer te zeggen. ‘Maar geef me toch maar een vuurtje, als je dat graag wilt. Dan doe ik net alsof ik zwoel ben en dan kijken we elkaar in de ogen. Dat wil je toch?’ Ik lachte hartelijk, alsof ik ontspannen lachte om een goede grap, maar ze had donkergroene ogen die straalden als de blik van een
roofdier in het oerwoud en ik wist dat ik haar nooit meer mocht laten gaan. ‘Geef me maar een beetje van jouw wijn. Mijn glas is leeg. Hoe heet je eigenlijk?’ Rupert de Radeloze maakte zichzelf bekend en wist vervolgens niet hoe het verder moest met zijn leven. Hoewel ik niet in staat was gebleken de evidente wedervraag te stellen, vertelde zij mij dat ze Mira heette. Toen ze vroeg waar ik vandaan kwam, geschiedde het heerlijke, hemelse o wat toevallig. Het bleek dat zij in Kse-Waga studeerde, maar proble- | |
| |
men had gekregen met de een of andere docent. Zij had besloten haar studie in onze stad voort te zetten. Ze had net, twee dagen geleden een kamer gevonden met een mooi, oud balkenplafond, tweehoog in een straat met een hele gekke naam in het hart van de stad. Ze zou deze week verhuizen. ‘Ik moet zo gaan, Rupert. Maar wat leuk dat ik je hier heb ontmoet. Nu ken ik tenminste al één iemand in die stad. Zullen we iets afspreken? Vind je het leuk om mijn nieuwe kamer te komen bekijken? Ik zou dat heel leuk vinden. Kun je volgend weekend? Zaterdagavond? Dan zal ik iets voor je koken. Ik vind het leuk om in mijn nieuwe huis in mijn nieuwe stad iets lekkers te koken voor een nieuwe vriend.’ Rupert kon wel volgend weekend op zaterdagavond. O wat kon Rupert op die avond. Zij gaf mij drie zoenen op de wang. ‘Doei. Ik moet nu echt gaan. Maar ik zie je volgende week. Wel komen hè.’ Rupert bleef achter in die donkere tuin als een afgelegen eiland in de oceaan waar zojuist een alles verwoestende tornado overheen is geraasd. Ja, zeker, Rupert zou wel komen. Natuurlijk zou hij komen. Hij kon niet wachten tot het zaterdag werd.
| |
2
Zij had zonvisfilet gemaakt die tegenviel. Maar ik had ook geen honger. Het ging goed, het ging helemaal niet slecht, het mocht niet verkeerd gaan, het moest lukken. Er waren bijna geen stiltes gevallen. Ook zij had veel wijn gedronken. Om een paar grapjes moest ze lachen. Het toetje was tiramisu. De sfeer was ontspannen, de sfeer moest ten koste van alles ontspannen zijn. Ik deed mijn uiterste best om spontaan te doen. Meer wijn, ook zij dronk meer wijn. De wijn was goed. Het ging niet slecht, het mocht niet slecht gaan. Zij leek te ontspannen, zij moest ten koste van alles ontspannen. Meer grapjes, want zij lachte om mijn grapjes. Ik was in vorm, ik moest in vorm zijn, ik moest mij van mijn beste kant laten zien, ik moest Rupert de Interessante zijn en Rupert de Charmante en Rupert de Onweerstaanbare Ridder, de minnaar van haar dromen, de naam van haar duizend zuchten.
‘Nog een beetje wijn?’
‘Ja, graag, lekker. Doe nog maar een glaasje. Lekkere wijn.’
Het ging goed. Alles verliep volgens het boekje. De gesprekken waren ontspannen, maar gingen wel ergens over. Ik was een man met inhoud, ik moest een man zijn met inhoud, met wie je kon praten over de grote levenvragen, maar het hoefde niet, want ik was geen snob die niet ook over kleine dingetjes kan praten. Ik mocht geen snob zijn. Maar het ging goed, het ging niet slecht, het mocht niet slecht gaan. De tafel leek antiek, maar was het niet. Dat was goed. Zij zat schuin tegenover mij. Dat was goed. Ik moest proberen iets dichter naar haar toe te schuiven met mijn stoel. Er was wijn. De wijn was goed. Meer wijn. We moesten veel wijn drinken. Ze had kaarsjes neergezet. Dat moest toch iets betekenen. Ze dronk meer wijn dan ze van plan kon zijn. Dat moest toch ook
| |
| |
iets betekenen. De signalen waren duidelijk. Het ging goed. Ik had grapjes gemaakt waarom ze moest lachen. Zij had goede muziek opgezet. Wat was ze mooi. Rupert, zij is jouw vrouw. Je mag haar niet laten gaan. Vanavond moet je haar veroveren. Stel mij voor één keer niet teleur, Rupert. Niet deze keer. Deze keer niet. Je kunt het. Vanavond. Ik smeek je.
‘Nog een beetje tiramisu?’
‘Ja, graag, lekker. Je bent een hele goede tiramisukok.’
Het ging goed. Ik was charmant en elegant. Ik had mijn wijde witte blouse aan boven mijn spijkerbroek met knoopjesgulp. Ik droeg mijn riem met de stoere gesp. Ik was Rupert Dean, de onweerstaanbaar tragische held van iedere meisjeskamer. Ik zag er goed uit, goed geschoren maar niet te glad. Dat ik mijn blouse niet had gestreken was ook goed. Ik was een vrije jongen die niet geeft om dat soort uiterlijkheden. Ze werd met de minuut mooier. Het ging goed, het mocht niet verkeerd gaan. Ik moest oppassen dat ik niet te populair deed, maar het ging goed, ik was zonnig in de omgang maar af en toe liet ik zo goed als onmerkbaar een zwarte wolk over mijn gezicht waaien die suggereerde dat ik een donker geheim koesterde dat ik haar voor het eerst van mijn leven zou kunnen vertellen.
‘Wil je nog een glaasje?’
‘Nou, een glas heb ik al, maar misschien wil ik er nog wel iets in.’
Ze lachte. Het ging goed. Ik was grappig en ad rem. Ik schoof mijn stoel ongemerkt nog een paar millimeter verder in haar richting. De wijn hing als mist in de kamer. Doe iets, het is tijd om iets te doen, de hoogste tijd, het is nu of nooit, ze zal als klei zijn in je handen, de signalen zijn er te over, het is duidelijk en bewezen, het is eigenlijk altijd al duidelijk geweest, wees niet bang, ze wacht tot jij iets doet, wees gerust, wees dapper, kijk haar aan, wees voor één keer een held, Rupert de Maagdendwinger, sla toe met de vanzelfsprekendheid van een romantische held, geen uitstel valt nog te dulden, smeed haar nu zij heet is, de wijn hang als mist in de kamer en benevelt haar schaamte, ze is alleen een beetje verlegen de lieve schat, maar het liefste wat zij wil, jouw liefste, is dat jij iets doet, lieve Rupert, haar liefste, iets doet van liefde, dit is het moment, kijk haar aan, zeg iets met lage stem, doe iets met vaste hand, doe iets, Rupert, nu.
‘Zullen we nog een fles openmaken?’
‘Waarom niet? Op twee benen kun je niet lopen. Het is gezellig met jou hier. Ik lust nog wel een glaasje,’ zei ik met lage stem. Je moet haar naam noemen, noem haar naam, dat vermurwt immer. ‘Mira, weet je dat, Mira, ik vind het heel gezellig hier met jou dat we zo ontspannen met elkaar kunnen praten. Het is alsof we elkaar al jaren kennen. Vind je ook niet, Mira?’ De laatste Mira zong ik als een Russisch-orthodoxe priester met een diepdonkere contrabas in de duistere nacht door de donkere wouden aan de Wolga. Onmiddellijk kreeg ik een hoestbui.
| |
| |
‘Hier. Neem een flinke slok. Ben je verkouden? Je stem klinkt ook een beetje raar.’
‘Dank je. Nee, het is niets. Ik verslik me.’ O wat was ze mooi.
| |
3
De kunst der verovering is een van de meest intensief bestudeerde deelgebieden van de kunst mens te zijn. Er is in de loop der eeuwen meer over nagedacht, meer mee geëxperimenteerd en meer over gepubliceerd dan enige andere discipline, wat verbazing wekt, omdat het uitgangspunt altijd hetzelfde is. Man wil vrouw. Maar ondanks de verbijsterende eenvoud van de probleemstelling is het aantal voorgestelde methoden en technieken om tot effectuering te geraken eindeloos en zonder tal. Man grijpt vrouw bij haar haar, sleurt haar zijn hol in, slaat haar met zijn knots bewusteloos en neemt haar.
Man oefent zich een mensenleven lang in dichtkunst en lierspel, componeert een ode op vrouw en brengt in een zwoele zomernacht, wanneer in maneschijn en geurende rozen is voorzien, een serenade onder haar balkon. Man gaat naar de disco, knijpt vrouw in haar kont en schreeuwt in haar oor of ze mee naar buiten gaat om brommers te kijken. Man laat zich in een harnas hijsen en in dat harnas op een paard, galoppeert voor vrouw langs waarbij hij andere harnassen met zijn lans doorboort. Man koopt bloemen voor vrouw en laat die bij haar thuis bezorgen met een kaartje eraan. Man stelt zich 's nachts verdekt op achter een boom in het park en wanneer vrouw voorbij fietst, toont hij haar zijn erectie. Man gaat economie studeren in Yale of Princeton, neemt een goedbetaalde baan, koopt een rode Ferrari en legt zijn autosleutels achteloos voor zich op het tafeltje wanneer hij dineren. Man speelt gitaar, spuit drugs en zingt voor vrouw zwetend op een podium met een doorleefde stem liederen over verdriet in het Engels. Man gaat naar vader van vrouw en koopt haar. Man wordt hulpbehoevend en neemt vrouw in dienst die hem verpleegt. Man rijdt vrouw aan, maar zachtjes, wanneer zij oversteekt over een zebrapad en brengt haar voor alle zekerheid toch maar even naar het ziekenhuis. Man belt vrouw op en vraagt haar of zij iets met hem wil gaan drinken. Man laat zich kronen tot sultan en beveelt vrouw deel uit te maken van zijn harem. Man neemt vrouw mee uit drinken en stopt Spaanse vuurvliegjes in haar cola wanneer zij even naar het toilet is. Man neemt van zijn laatste centen een Greyhound naar Hollywood, zorgt dat hij ontdekt wordt, speelt in romantische films, wint een Oscar, komt vrouw tegen bij een party op het landgoed van een producer en zegt hallo. Man achtervolgt vrouw wanneer zij 's avonds naar huis loopt, sleurt haar een donkere steeg in en zet een mes op haar keel. En dit is nog maar een minieme greep uit de veelheid aan methoden die in de literatuur wordt voorgesteld.
In het licht van deze onoverzienbare hoeveelheid studies is het verbijsterend dat het meest cruciale aspect van de kunst der verovering volledig onbesproken blijft.
Uiteindelijk komt alles neer op het overbruggen van veertig centimeter. Daar zat ik,
| |
| |
Rupert de Veroveraar, in een onhandig ingedeelde kamer, Mira's kamer, met een zwaar, donker balkenplafond, Mira's plafond, aan Mira's nep-antieke eettafel, Mira zat schuin tegenover mij en Rupert wilde Mira. Alles was volgens het boekje verlopen. Zij had zonvisfilet gemaakt die was tegengevallen, maar ik had geen honger. Er was wijn geweest, veel wijn, en kaarslicht. Uit haar goedkope installatie had juiste muziek geklonken. En alles was goed gegaan. De sfeer was ontspannen. Ik had grapjes gemaakt waarom ze moest lachen. Zij was met de minuut mooier geworden. Ik was charmant geweest en elegant, op de juiste manier nonchalant gekleed, geschoren maar niet te glad, prettig in de omgang maar ook met de suggestie van een donker geheim waarover ik met niemand ooit had gesproken. Ik had met een lage stem haar naam genoemd. We hadden meer wijn gedronken dan zij zich had voorgenomen en het was ongemerkt laat geworden. En intussen had ik mijn stoel, beetje bij beetje, centimeter voor centimeter meer naar links geschoven in de richting van de tafelpoot die mijn linkerbeen scheidde van haar rechter. Ik had mijn linkerarm volkomen natuurlijk op mijn linkerknie gelegd en onder tafel onzichtbaar uitgestrekt tot ik bijna krom zat om volkomen toevallig haar rechterknie te ontmoeten, maar het had niet zo mogen zijn. En daar zat ik en alles was goed gegaan en zij zat links van mij en de afstand tussen ons bedroeg niet meer dan veertig centimeter. Veertig centimeter scheidden mijn hand van haar nek en mijn mond van haar dronken, wijngeurige lippen. Veertig centimeter was de breedte van de Grand Canyon, de oversteek naar Amerika, de afstand van aarde tot Mars. Ik was mijn geluk op veertig centimeter genaderd en ik wist niet hoe ik die zou kunnen overbruggen.
Maar het was beter zo. Zo was het zeker veel beter. Ik zou rustig en waardig nog één glas wijn drinken, waarna ik zou opstaan, haar in sierlijke bewoordingen bedanken voor de copieuze maaltijd en haar allercharmantste gezelschap en met opgeheven hoofd en ongekrenkte trots rustig en waardig terug wandelen door de uitgestorven stad naar mijn eigen huis en bed. Ongetwijfeld hadden er andere mannen voor mij aan haar tafel op deze stoel gezeten, die hun grijpgrage klauwen al na het voorgerecht over haar goddelijke lijf hadden laten feesten. Maar zo is Rupert niet. Zulke gedachten zijn mij vreemd. Hoewel ze niets liever had gedaan dan zich ter plekke aan haar nep-antieke eettafel door mij te laten veroveren, heb ik mij nobel betoond en haar geen enkele aanleiding gegeven zich onwaardig te gedragen. Het zou een verademing voor haar zijn, een wonder dat haar tot inkeer zou brengen. Diezelfde nacht nog zou zij, eenzaam in haar eigen bed, in bewondering aan mij denken op de manier waarop een jonge prostituee in Palestina 's avonds in bed terugdacht aan de Messias die ze die ochtend voorbij had zien lopen. Ze zou concluderen dat niet alle mannen hetzelfde zijn. Rupert was anders. Er bestonden in deze wereld nog ridders die waarlijk nobel en edel waren. Ze zou niet verliefd op mij worden, maar voor het eerst en laatst beseffen dat er ware liefde bestond. Ze zou mij niet meer uit haar hoofd kunnen zetten, dag en nacht aan mij denken, totdat zij eindelijk de moed kon vatten om
| |
| |
mij op te bellen en nogmaals uit te nodigen. Dan zou zij haar stoel beetje bij beetje, centimeter voor centimeter meer naar rechts schuiven, in de richting van de tafelpoot die haar rechterbeen scheidde van mijn linker. Zij zou haar rechterarm onhandig op haar rechterknie leggen en onder tafel uitstrekken tot ze bijna krom zat om volkomen toevallig mijn linkerknie te ontmoeten. Ze zou beven van verlangen en liefde. De rollen zouden omgekeerd zijn. En ze zou met heel haar lijf zuchten van geluk wanneer ik aan het einde van de avond opstond en haar eindelijk, ten lange leste, met een simpel en krachtig gebaar in mijn armen nam en zoende.
‘En nu actie,’ zei ze. ‘Genoeg geleuterd. Komt er nog wat van, koene ridder? Geef me een lekkere tongzoen. Ik heb zin om met je naar bed te gaan.’
| |
4
Fade-out. Zwart scherm. Volgende scène: ochtend. Decor: slaapkamer. Gloedvol warmgoud zonlicht speelt door de gordijnen en kleurt het scherm met geluk. Op de vloer her en der verspreid hoopjes onbestemde kledingstukken. Camera zoemt in op droom van een bed met heldere, witsatijnen lakens. Bed is in suggestieve wanorde. Rechts in bed Rupert, slapend op zijn rug. De heldere, witsatijnen lakens slagen er niet in zijn gladde, atletische torso geheel aan het zicht te onttrekken. Tevens zichtbaar: gedeelte van zijn linkerheup en fraai gespierde droom van linkerbeen, licht behaard. Links in bed Mira, slapend op linkerzij. Haar hoofd gelukzalig dromend op rechterschouder van Rupert. Haar rechterarm natuurlijk en liefkozend, maar ook suggestief over de heldere, witsatijnen lakens, waaronder onderlichaam van Rupert. Glimlach op haar slapende gezicht. Straal zonlicht streelt haar rechterborst. Rupert ontwaakt, opent ogen, draait hoofd langzaam naar rechts. Kijkt slapende Mira aan met blik die de volgende gevoelens uitdrukt: geluk, herkenning van een levenslang gezochte wederhelft, diepe bevrediging, vertedering en ware liefde. Rupert zoent Mira heel voorzichtig op de warme, slapende mond. Mira zoent terug in haar slaap en opent vervolgens de ogen. Kijkt Rupert aan met glimlach die het volgende betekent: ze is ontwaakt in een droom, Rupert is een god en de wereld is goed. Mira streelt linkerwang van Rupert met achterkant van rechterhand. Camera zoemt verder in op hun beider blikken naar elkaar gewend. Geen dialoog. De dromende blikken alleen volstaan om over te brengen dat nog nooit op de wereld twee mensen zoveel van elkaar hebben gehouden als Rupert en Mira. The end. Publiek blijft tijdens aftiteling minutenlang zitten in duistere zaal met brok in de keel en vochtige ogen.
Dames en heren van de jury, ware ik een vrij man en meester van mijn eigen lot in plaats van uw beklaagde en ware het mij toegestaan het scenario te schetsen dat mijn verlangen had verdiend in plaats van het getrouwe verslag van de feiten dat ik u zonder rozen, parfum en bladgoud dien te overleggen, ik had die donkere nacht aan uw romantische verbeelding overgelaten en zou hier geëindigd zijn, bij deze ochtend, bij deze droom en bij
| |
| |
dit happy end, want zo was zij, om nooit meer om te slaan. Hoe kan ik haar beschrijven? Zij kan, gelijk God, alleen gedefinieerd worden door wat zij niet is. Want niet was zij als Cynthia, die nog thuis woonde, zoende als een vacuümpomp en mij aftrok in het paadje bij de achtertuin van haar ouders. Niet was zij als Delia, die niet mijn type was en eigenlijk dik, maar die zich desondanks al op haar twaalfde had laten ontmaagden door een jongen die een motor had, die op haar zestiende haar eerste trio had beleefd waar nog foto's van waren en die zich door mij liet gebruiken als een opblaaspop. Niet was zij als Clodia, kleine Clodia, die alleen durfde in het donker, wat mij niet slecht uitkwam omdat zij er veel te lief uitzag om sexy te zijn. Niet was zij als Corinna, die op Cynthia leek. Niet was zij als Neaira, die haar tong in haar mondhoek krulde, de dingen fluisterde die ze er in films bij fluisteren en wilde dat ik over haar tieten kwam omdat ze dacht dat het zo hoorde. Mira was alles wat zij niet waren. Zij was de fantasie die ik in al mijn vorige vriendinnen heb gezoend, gestreeld en bemind zonder dat ik wist dat zij dat was. En ze was die fantasie niet, want ze ademde als vrouw, rook naar vrouw en voelde als vrouw. Zij was de droom die ik al die jaren naast anderen heb gedroomd, maar zij was geen droom, zij was meisjesvlees, romig als het papier van een kostbare dundrukuitgave van de wanhopigste liefdeslyriek van de Dolce Stil Novo uit het Duecento. En ik bladerde haar blouse uit en snoof het aroma van verlangen uit haar gemarmerde schutblad dat prangde van belofte. Zij knoopte de haakjes los op haar rug en toonde mij de titelpagina die een wonder was van vormgeving, symmetrie en pure poëzie. Ik streelde haar borsten alsof ik voorzichtig met mijn vingertoppen een gravure streelde van het Paris-oordeel, waarbij de anonieme meester zichzelf had overtroffen in de afbeeldingen van haar rondingen, die tastbaar leken en schijnbaar
opbolden van het papier als echte borsten, want een engel had zijn hand gevoerd en een engel voerde mijn handen over haar borsten en ik wilde dat ik twee gouden appels had om haar te schenken. ‘Vind je ze mooi? Ze zijn helemaal voor jou.’ Haar ten antwoord dook ik er met gulzige mond middenin alsof ik mij door de rijstebrijberg heen moest eten om mijzelf toegang te verschaffen tot het Land van Cocagne waar zoete, zwarte wijn alle dagen op je dronken lippen regent. Zij lachte en haar lach was een verhaal om in te verdwalen. En ze duwde mijn hoofd weg. Ze nam mij het boek uit handen om mij een nog beter gedicht te laten lezen. Ze wist waar het stond. Ze knoopte haar spijkerbroek open, deed de rits naar beneden, vouwde de pagina's open en duwde de verzen onder mijn neus. Ik las alsof ik van de wereld viel en ik las een gedicht dat rook naar de warme pels van offerdieren voor Artemis en dat zong van verlangen dat een zee is om in te verdrinken, de pijn van vervulling, dood en liefde en dat stervelingen, die zich voeden met het brood van dromen, verzengd worden door de blinde schoonheid van een engel. Ik las het gedicht en ik volgde de regels met mijn tong uit mijn mond van verbazing. O wat volgde ik die regels en wat proefde ik elk vers dat voor het eerst verwoordde wat ik altijd al had geweten. Ik las mijzelf en ben mijzelf in dat gedicht voorgoed verloren. Zij
| |
| |
lachte en haar lach was een zee om in te verdrinken. En ze duwde mijn hoofd weg. Ze nam mij het boek uit handen om mij zichzelf te tonen. En daar stond ze voor mij, naakt en tastbaar als een standbeeld van Pygmalion dat vlees is geworden onder de smeltende blikken van mijn verlangen en zij was volmaakt, de epifanie van een godin die duizend artiesten hebben vereerd in hun voorstellingen en in hun voorstellingen nog onzegbaar te kort hebben gedaan want hoe konden ze weten. Mira, mijn Mira, zij was mijn vleesgeworden droom.
‘Dat had je niet gedacht hè, dat je mij vanavond zou kunnen versieren? Je kijkt alsof je mij mooi vindt. Je moet jezelf niet zo onderschatten, Rupert, je bent een Onweerstaanbare Maagdendwinger. Ik durf te wedden dat je iedere vrouw kunt veroveren, maar zij moeten met hun vieze handjes van je afblijven want ik wil dat je van mij bent. Kom hier. Van mij alleen. Kijk niet zo, je maakt me nog verlegen. Kom hier. Je hebt het warm met al die kleren. Ik heb zin in je, Rupert. Ik had de hele avond al zin in je. Ik had al zin in je toen ik je voor het eerst zag. Wat veel knoopjes. Moeten die manchetten ook los? En ik weet dat jij ook best wel een beetje zin hebt in mij. Ik zal goed voor je zijn. Zo, bril af, die heb je niet meer nodig, ik zal vlak bij je zijn. Doe je armen maar omhoog. Zo dat is beter. Je wou mij die prachtige schouders toch niet onthouden? Wat een egoïst ben je, om mij je blote bast niet te willen laten zien. Je bent een echte man, Rupert. Een stoere, echte man van een man. Met een stoere riem met een stoere gesp. Mag ik eens proberen hoe die opengaat? Prima gesp, gaat heel makkelijk open. Je bent een man van de wereld, dat zie je aan zo'n gesp. Een gulp met knoopjes, toe maar, ook dat nog. Kom, niet verlegen zijn. Ik wil je. Je zult mij niet teleurstellen. Schoenen uit. Broek uit. Vooruit ermee. Ik wil alles van je zien. Ik wil zien wat voor een prachtige man mij zo dwingend heeft veroverd. Ik heb zin om jou de hele nacht te beminnen tot wij uitgeput neervallen. Rode tulpjes, wat schattig. Je hebt je mooiste boxershort speciaal voor mij aangetrokken met je lekkere billen om in te knijpen. En ze zijn nog veel lekkerder in het echt om in te knijpen zonder bloemetjes. Ik hou van je, Rupert. Ik wil de naakte waarheid aanschouwen. Laat me controleren of je een jongetje bent. Die mooie boxer mag je morgen weer aan. Ja, je bent een jongetje. Wetenschappelijk bewezen. Een verlegen, klein jongetje. Wat lief. Niet zo verlegen zijn, Rupert.
Dat is nergens voor nodig. Rustig maar. Ik zal je verwennen, beminnen, liefhebben en alles wat daartussenin zit. Kom bij me op het bed. Kom, Rupert.’
En Rupert kwam op het bed, dronken en duizelig van verliefdheid en Mira's lijf. Zij zoende, streelde, beet, fluisterde en likte. Aan haar heeft het niet gelegen. Zij beminde mij als een godin. En ik deed mijn uiterste best. Ik probeerde te denken aan alles waar ik altijd aan denk, maar ik rook, proefde, voelde, hoorde en zag echte Mira. Ik dacht aan Shyla Foxxx in een sportschool met zes instructeurs tussen haar tieten van basalt, maar de hele fotoserie werd verduisterd door het parelende marmer van haar gebeeldhouwde borsten. Ik dacht aan de lap-dancer in The Pole Bar die mij voor een tientje fantasieën in
| |
| |
het oor had gefluisterd waar ik een maand mee heb gedaan, maar zij fluisterde in mijn oor dat ze van me hield. Ik dacht aan het lange blonde meisje dat ik die dag op straat had zien lopen en dat mij met opzet had genegeerd om mij te verleiden, maar zij beminde elk stuk van mijn lichaam met strelende aandacht. Ik dacht aan Cynthia die mij in het donker aftrok als een melkmachine, maar zij was stralend, zacht en van liefde. Ik dacht aan Corinna die op haar leek en die ik kon neuken alsof ik Cynthia neukte, maar zij was echter dan de droom die ik bij Cynthia had gedroomd. Ik dacht aan drie vingers in een uitgelubberde kut bespied door een brievenbus op een meter vijftig, maar ik zag voor mijn ogen de glanzende vacht van een zeldzaam prachtvol en intelligent dier. Ik dacht aan Jenna Jameson met haar hartverscheurende blik van honger naar vlees en een heartbreaker-tatoeage op haar rechterbil die een makelaar speelt in de film Total Surrender en zich in vreemde huizen volledig overgeeft aan aspirant kopers van welk geslacht dan ook en ik gaf mij volledig over aan haar, maar ze keek mij aan met verliefde ogen. Ik dacht aan Neaira, hoe zij Jenna Jameson zou nadoen omdat ze dacht dat dat zo hoorde, maar zij was uniek en ongehoord wonderbaarlijk zichzelf. Ik dacht aan de foto's die Delia mij had laten zien waarop ze lag met gevulde gaten, maar zij was passie en levend en ze leefde voor mij. Ik dacht aan vrouwen met paarden, maar ze zoende mij alsof ik een man was. Ik dacht aan de stinkende Cerberus van Sexyland die als dreigend gevaar achter de deur van Mira's kamer gromde, maar zij omhelsde me dat ik mij geborgen wist. Ik dacht zelfs aan Clodia, kleine Clodia, die bijna niet durfde, maar zij zoende mij en zei met haar ogen dat alles goed was en dat alles altijd goed zou zijn. Maar het was niet goed. Zij was mijn vleesgeworden verlangen, maar mijn verlangen weigerde vlees te worden.
‘Het geeft niet,’ zei ze. ‘Je bent lief.’
‘Het is de wijn,’ zei ik. Maar het was de wijn niet.
| |
4
Aldus naar waarheid vastgesteld de notulen van mijn eerste nacht met Mira, genoten in de idyllische steeg met de onwaarschijnlijke naam, op nummer 15 tweehoog. Men zegt wel dat alle begin moeilijk is. Een ervaren krokodillenjager heeft ooit verklaard dat de allereerste krokodil de lastigste is om te vangen. Hij raadt zijn leerlingen dan ook altijd aan met de tweede te beginnen. Men zegt ook wel dat ware liefde haar zwakheden moet tonen en dat wie zich tijdens de eerste nacht van zijn slechtste kant zien, zijn vrouw een mensenleven lang niet meer teleur kan stellen. Ik wou dat men gelijk had.
Heren van de jury, het was de wijn niet. En iedere nieuwe krokodil werd alleen maar dreigender, zodat ik op den duur besloot ze te ontlopen. Wat het wel was, heb ik tot op de dag van vandaag niet begrepen. Fysiek was alles in orde, zoals ik in de plakkerige kelder van Sexyland en elders herhaaldelijk verwoed heb vastgesteld. Mira was alles waar ik ooit van had gedroomd, zij was in feite mijn eerste en laatste liefde, zij was lief voor mij en
| |
| |
haar technieken waren volmaakt. Ik had verdomme niets liever gewild op de hele wereld dan haar normaal te beminnen zoals het hoort, volgens het boekje, gewoon simpel en gedachteloos, zoals iedere klootzak van een man zijn vrouw kan beminnen. Maar telkens wanneer we het weer probeerden, in de volste overtuiging dat alle begin moeilijk is en dat het niet geeft als het begin wat langer duurt dan verwacht, zag ik machteloos toe hoe mijn verlangen verschrompelde. Rupert was impotent geworden, wie had dat gedacht. De grap van de eeuw. Ik lachte me kapot. Maar Rupert was niet impotent, want alles deed het uitstekend. Alleen niet bij Mira. Maar het lag niet aan Mira, want zij was mijn vleesgewor den droom. Het was een satanisch raadsel zonder oplossing. Geef het op aan een supercomputer en hij komt in een loop terecht die alle circuits doet doorbranden. Het was om gek van te worden.
Natuurlijk heb ik in die zeven maanden dat ik haar machteloze vriend was en in al die maanden daarna bij voortduring hypothesen gevormd omtrent de oorzaak van mijn defect. In heb gedacht dat het aan die onhandig ingedeelde kamer lag, met dat donkere balkenplafond. Mijn theorie was dat die locatie door die eerste, traumatische nacht een geheugenplaats was geworden van gefrustreerd verlangen. De steeg van Duizend Zuchten nummer 15 tweehoog zou, volgens die theorie, een soort spiegeluniversum zijn van Sexyland. Ik hoefde de trap maar af te dalen naar die warme, vochtige spelonken en ik had al een erectie voordat ik de uitbater zelfs nog had betaald. Op diezelfde manier zou de trap omhoog naar haar kamer mij al neerslaan voordat ik haar zelfs nog had gezoend. Deze theorie was plausibel, maar bleek onhoudbaar. Bij mij thuis ging het ook niet, niettegenstaande het feit dat die locatie zich zonder haar aanwezigheid wel degelijk bleef lenen voor eenzame opwinding. Ook haar verhuizing naar de Mánorastraat bracht geen verbetering. Althans niet tot die ene avond die de laatste was. Mijn tweede hypothese was gebaseerd op het revolutionaire concept van de levende topos. Ik vormde de theorie dat zij zelf een geheugenplaats was geworden van mijn impotentie. Op een paradoxale manier zou de aanblik van haar zinderende lijf fungeren als een herinnering aan mijn onvermogen haar te beminnen, zoals ik altijd een katerige hoofdpijn voelde schemeren wanneer ik Giannis zag. Wat pleit voor deze verklaring is dat ik in een proces van zorgvuldige zelfanalyse heb moeten vaststellen dat mijn gedachten de neiging vertonen zichzelf te herlezen, op een manier die te vergelijken is met mijn voorkeur om tijdens een wandeling door de stad niet af te wijken van mijn gebruikelijke route. Hoewel ik deze theorie niet heb kunnen falsifiëren, lijkt het mij gevaarlijk haar te accepteren. Het is methodisch riskant een verklaring te baseren op de dubieuze aanname van een ademende, geurende
en zoenende geheugenplaats, te meer daar de literatuur geen melding maakt van een dergelijk fenomeen.
Nu ik het voordeel heb de geschiedenis van mijn onvermogen met enige historische distantie te kunnen beschouwen, neig ik er eerder toe de verklaring te zoeken in de richting
| |
| |
van de rolverdeling tussen acteurs en toeschouwers en de verhouding tussen feit en fictie. Ik zal proberen duidelijk te maken wat ik bedoel.
Stelt u zich voor dat er eens een groot toneelspeler was die Rupert heette. Avond aan avond stond hij op de planken en ten overstaan van de amorfe, onzichtbaar ademende massa in de duisternis vierde hij avond aan avond de grootste triomfen in romantische rollen als gepassioneerde held van talloze verschillende stukken die allemaal over de liefde gingen. Op het podium veroverde hij prinsessen, dienstmaagden, gevallen vrouwen, gravinnen, nonnen, naaistertjes, keizerinnen, huisvrouwen en andermans echtgenotes. Hij nam ze met een simpel en krachtig gebaar in zijn armen en het publiek zuchtte met de personages van geluk wanneer hij hun monden zoende als een sluimerende vulkaan. Maar op een kwade avond, na afloop van zijn duizendste duizelingwekkende voorstelling, werd in zijn kleedkamer een bos met zeven maal zeven rode rozen bezorgd, gevolgd door de vrouw van zijn dromen. Hij wilde haar beminnen tot diep in de nacht en de volgende dag samen met haar oud worden. Zij wilde hetzelfde, sloot haar ogen en opende haar lippen om zich aan hem over te geven. Maar hij kon haar niet met een simpel en krachtig gebaar in zijn armen nemen. Hoewel hij niets liever had gewild, kon hij haar gewoon domweg niet zoenen. Wij zouden kunnen denken dat dat kwam doordat de grote romantische acteur Rupert niet in staat was zichzelf te spelen. Die verklaring was niet geheel onjuist, maar de complete waarheid bleek complexer. Het had ook te maken met die donker ademende en zuchtende menigte die zijn publiek was. Zonder hen was hij niet in staat hun dromen te belichamen. De vierde wand was zijn spiegel en zonder spiegelbeeld bestond hij niet. Het is vaak gezegd dat toneelspel een vorm van exhibitionisme is en het is bekend dat de exhibitionist uitsluitend kan bestaan bij de gratie van zijn symbiose met de voyeur. Maar voor de romantische acteur Rupert was deze symbiose zo innig dat de rollen met elkaar versmolten. Zoals het publiek hem niet zozeer bekeek als wel zich met hem identificeerde en
met hem samenviel, zo zag hij zichzelf met de ogen van zijn publiek. Hij was de voyeur van zijn eigen exhibitionisme. Wanneer hij de Graaf van Montrof was die de als stalknecht vermomde dochter van de koning in de kont kneep en de kiel van het lijf scheurde, dan schuimde hij van passie omdat hij zichzelf vanuit het donker begluurde in zijn rol. Wanneer hij Casnov de Kozak was die boerendochters met zijn sabel ontkleedde, dan bulderde hij van liefde, omdat zich identificeerde met zijn eigen daden vanuit de duistere loges van zijn ziel. Hij was de machtigste minnaar ter aarde wanneer hij zich als zijn eigen publiek inleefde in de rol die hij speelde. Zijn minnen was een fictie die hij waar maakte door zich als zijn eigen toeschouwer te identificeren met het personage dat hij gestalte gaf. Maar de dame van de zeven maal zeven rozen was geen droom. Zij was de vrouw van zijn dromen die in al haar werkelijke echtheid tastbaar, beetgaar en hapklaar voor hem stond en zij was een en al feit. Hij kon haar niet zoenen omdat zij de ware was en werkelijk waar. Er was geen fictie om waar te maken, geen rol om te spelen
| |
| |
en geen personage om als zijn eigen publiek mee te versmelten.
Ik geef het u voor beter. Hoewel ik het idee heb dat er heel wat verstandigs zit in deze hypothese, koester ik niet de illusie dat ik u heb overtuigd. Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik zelf op dit moment ook geenszins zeker ben van de houdbaarheid van mijn theorie. Maar dat is op deze plek ook mijn taak niet om op uw stoel te gaan zitten en een verklaring te bieden voor wat zich heeft afgespeeld. Ik zeg, u oordeelt. Er bestaat, zoals u weet, een esthetische theorie die volhoudt dat de waarde van een literair kunstwerk afhankelijk is van de mate waarin de recipiënt wordt uitgedaagd een invulling te geven aan gaten in het verhaal. Laat het op diezelfde manier een bewijs zijn voor mijn oprechtheid dat ik u de feiten voorleg zoals ze zijn zonder dat mijn verhaal is vervormd door een literair plan dat deze feiten samenhang verschaft.
Leden van de jury, ik verontschuldig mij voor het feit dat ik zo veel van uw geduld heb gevergd met mijn uitgebreide excurs over een onwaarschijnlijke vrouw die u niet kent en gelopen eneen ongeloofwaardig ongemak dat zo slecht past bij het personage dat voor u staat. Ik kan mij voorstellen dat u zich het afgelopen half uur eerder heeft gevoeld als schaars publiek dat in een literair zaaltje met geveinsde welwillendheid luistert naar een schrijver die voorleest uit zijn nieuwste roman, waarbij pijnlijk duidelijk wordt dat de hulpeloze hoofdfiguur gemarteld wordt met alle fictieve dromen en nachtmerries die de auteur niet op zichzelf durft te betrekken, dan de schare der gerechtigheid die in dit hof een zelfstandig en onpartijdig oordeel velt op grond van een feitelijk verslag van de gebeurtenissen op de onderhavige zondag 13 april zoals neergelegd in de aanklacht. Maar ik zweer onder ede dat het verhaal van Rupert en Mira geen spoor vertoont van romantische fictie. Integendeel. deel. Het is tot mijn spijt een waar verhaal, dat waar is zoals ik hier waarlijk voor u sta, dat werkelijk is zoals de stad waarin ik vele malen waaronder die voornoemde zondag heb dat echt is zoals Mira een droom was die waarheid was geworden. Ik heb lang stilgestaan bij dit verhaal, zoals ik ook op voornoemde 13 april lang heb stilgestaan tegenover nummer 15 van de Steeg der Duizend Zuchten. En hoewel ik mij er terdege van bewust ben dat de bewijslast inzake de relevantie voor mijn zaak vooralsnog volledig op mij rust, verzeker ik u dat mijn zaak aan begrijpelijkheid zou hebben ingeboet als ik deze zijstraat niet was ingeslagen. Na de schorsing zal ik mijn tocht hervatten.
|
|