van de redactie
Het vorige nummer van De Revisor stond in het teken van avant-gardepoëzie. In dit nummer ligt de nadruk op scheppend en beschouwend proza. Allard Schröder opent met een fragment uit Sebastiaans naam, waarin hij een ik-figuur de gespannen sfeer van een dramatische gebeurtenis uit zijn verleden laat oproepen. Ilja Leonard Pfeijffer debuteert als prozaïst met een verslag van de belevenissen van Rupert, die in de onderbuik van een oude stad morsige seks zoekt; een daad waarvoor hij zich dient te rechtvaardigen.
W.F. Hermans is voor de Nederlandse literatuur een ijkpunt. Iedere schrijver vraagt zich af waar hij staat ten opzichte van dat oeuvre. Kees 't Hart presenteert zijn lezing van Hermans' vroege gedicht ‘Doodlopende straat’, waarin hij de kiem van diens latere oeuvre ziet. Nico Keuning wijst op de grote invloed van Freud op het vroege werk; in het bijzonder De tranen der acacia's staat vol freudiaanse symboliek.
In de vertaalrubriek ‘Een woord, een woord’ besteedt Mischa Andriessen aandacht aan de Duitse expressionist Gottfried Bernn, die het ‘absolute proza’ nastreefde.
Het huidige poëzieklimaat in Nederland is niet alleen turbulent, maar ook tolerant. ‘Anything goes’, alsof er geen inhoudelijk standpunt hoeft te worden ingenomen. Dat kan natuurlijk niet. Lucas Hüsgen oefent in een bespreking van Peter Holvoet-Hanssens poëziebundel Santander, ontboezemingen in het vossenvel kritiek uit op diens poëzieopvatting. Thomas Vaessens ziet in de juichende ontvangst van Joost Zwagermans dichtbundel Bekentenissen van de pseudomaan de triomf van het postmodernisme en daarmee de slapte van de poëziekritiek.
Te midden van deze discussie over poëzie ook gedichten. Achttien jaar nadat hij voor het eerst in De Revisor publiceerde - het gedicht ‘De eerste man op de zon’ - is Hans Verhagen opnieuw present, met de cyclus Scheuring. Rond die tijd werd Joep Kuiper geboren. Hij debuteert in dit nummer.
In ‘De laatste stelling’ vraagt Menno Lievers zich af wat de kwaliteit is van de associërende essays van ‘Niemand minder dan Arnon Grunberg’. Judith Uyterlinde sluit dit nummer af met een reactie op het Zoals het is-nummer.
Na drie jaar noeste arbeid is P.F. Thomése uit de redactie getreden. De redactie wil hem graag danken voor zijn enorme inzet.
De redacteuren van De Revisor wandelen vaak van het Centraal Station naar de Dam, een wandeling die A.F.Th. van der Heijden zo fraai heeft beschreven in Advocaat van de hanen. ‘Het gevoel dat de opensplijtende deuren van het Centraal Station hem hadden bezorgd - dat alle obstakels van de stad elegant in tweeën spleten om hem door te laten - bleef hij gedurende zijn hele wandeling over Damrak, Dam en Rokin behouden.’ Maar de Dam is de Dam niet meer sinds Margit Widlund, die redactiesecretaresse van De Revisor was, daar de dood vond. De redactie wenst haar familie de kracht toe dit onbegrijpelijke verlies te kunnen dragen.