van de redactie
Dit nummer van De Revisor opent met een polemische beschouwing van Elly de Waard. In reactie op de recent verschenen poëziegeschiedenis van Redbad Fokkema laat zij zien hoe het modernisme van de Vijftigers in de naoorlogse poëzie is verworden tot een ideologie - een dwangbuis waaruit de meeste dichters zich hebben bevrijd, maar vele poëziecritici nog niet. Zij hekelt de tweedeling van autonome en anekdotische poëzie, die door critici nog onverminderd wordt gehanteerd en jarenlang heeft gediend om zich op de traditie oriënterende (en desondanks vernieuwende) dichters af te doen als ouderwets. Een pleidooi voor een veelvormige poëtica en een onbevooroordeelde kritiek.
Voorts twee stukken over de roman - waarmee de redactie een hernieuwde reflectie op dit genre op gang zou willen brengen. Om te beginnen maar eens twee auteurs die de roman afwijzen. Het essay van de filosoof Cioran wortelt in diens cultuurpessimisme: de Europese cultuur raakt steeds meer verzwakt door haar overbewustheid, in de kunst is er sprake van een algehele uitputting van de uitdrukkingsmiddelen. De roman verveelt hem; uiteindelijk trivialiseert hij het bestaan. De literatuur zou het meest gebaat zijn bij een langdurige stilte. In een beschouwing van Jan Fontijn worden Paul Valéry's dikwijls bekritiseerde ideeën over de roman op een rij gezet en nader onderzocht. ‘De roman is het literaire genre dat voor het grootste en meest naïeve deel van de lezers geknipt is.’
Ondertussen zijn er steeds opnieuw jonge schrijvers die de subtiliteiten van het genre ontdekken. De korte roman Marcel van Erwin Mortier was dit voorjaar een opmerkelijk debuut, niet in de laatste plaats door zijn stijl. Voor De Revisor schrijft Mortier over zijn leermeester Maurice Gilliams en hij stelt diens meesterwerken Elias of het gevecht met de nachtegalen en Gregoria of een huwelijk op Elseneur opnieuw in het licht. Gilliams' zinnen en alinea's worden traag, lustvol en soms met onverholen jaloezie betast. Een essay over stijl.
Nieuwe poëzie is er van C.O. Jellema en de nog betrekkelijk onbekende Frans Kuipers, een romanfragment van Doeschka Meijsing, die voor het eerst in jaren haar scherpe en geestige proza in De Revisor publiceert.
In De laatste stelling schrijft de filosoof Kees Vuyk over Liefdesdood van Oscar van den Boogaard, en over de mogelijkheid of onmogelijkheid om nog te spreken over schuld.