uitzien, los van de dagwaan: De Revisor ging het weer anders doen. Bij dit ‘anders’ trad een aarzeling in. Was er niet opnieuw een beginselverklaring nodig? Het definitieve manifest van het blad dat het ging worden? Of bliezen we nu toch te hoog van de toren: dreigden we, met het woord van Ida Gerhardt, het hoog geheim te verraden in de herberg? Tergend sterk werd bij dit zwaarwegende gepraat het heimwee naar een steengoed verhaal, een schitterend gedicht - naar de vanzelfsprekende onbegrijpelijkheid van literatuur. Intussen wierp de deadline zijn dreigende contour. Moest het nummer niet gewoon worden gemaakt en zouden we er niet beter het beste van maken?
Die nieuwste beginselverklaring zat er voorlopig toch niet in en tot overeenstemming kwamen we al helemaal niet, zoals het hoort. De afwezige beginselverklaring werd een reeks laatste stellingen, helemaal achterin het blad.
Daarmee zou het principe van het beginsel tot het principe van de verdediging worden omgebogen: de verdediging van wat weg dreigt te vallen, het verzet tegen wat onbestaand dreigt te blijven. De verdediging van De Revisor, kortom.
Had het tijdschrift zijn naam niet ontleend aan die Godot avant-la-lettre uit het gelijknamige toneelstuk van Gogol: de gevreesde en verlangde, van wie niemand zeker wist wanneer en of hij kwam? Of was hij er al die tijd al, en had niemand hem opgemerkt?
Jacob Groot |
Kees 't Hart |
Oek de Jong |
Anthony Mertens |
P.F. Thomése |