van de redactie
Ludwig Hohl, illustratie Hanny Fries, 1944
‘Kunst bevindt zich niet daar waar de mensen haar denken, maar altijd ergens anders’, aldus Ludwig Hohl. Dat betekent niet dat de zoektocht moet worden opgegeven. In de periferie van de literatuur hebben zich steeds weer spoorzoekers aangediend die op z'n minst een vermoeden hadden van dat ongrijpbare gebied. En het opmerkelijke is dat zij allen de kunst verstonden de vormeloosheid van de vorm, de vorm van het vormeloze te tonen: Valéry, Lichtenberg, Montaigne. En Ludwig Hohl, te weinig gelezen, maar zijn werk blijkt een schatkelder vol onvermoede bevindingen. Jacob Groot heeft een hoofdstuk uit zijn notities vertaald en leidt hem in.
Ondertussen gaat het werk aan de literatuur voort, zoals Dirk van Weelden laat zien in zijn ‘raadsel van de herinnering’. Kees 't Hart zoekt bij de filmer Eric Rohmer het geheim van ‘het gelukkige schrijven’: een stilistiek zonder stijl. Ook de polemiek gaat door: Arnold Heumakers mengt zich in de door Oek de Jong begonnen discussie over het wereldbeeld van de schrijver. Zo laat De Revisor opnieuw zien dat het werk aan de literatuur nooit af is.