| |
| |
| |
Dirk van Weelden
De Integralist
Aanhef
Niet dat ik me iets herinner van de 27e augustus 1985, maar uit de twee bladzijden lange notitie (titel: Wat Bedoelt de Schrijver met Achttiende Eeuwse Onbeschaamdheid?) van die datum is op te maken, dat ik ruim twaalf jaar lang bezig ben een integralist te worden. Is dat sneu? Nee, er is geen manier om een staat van totaal of volmaakt integralisme vast te stellen, zodat het eleganter is om aan te nemen dat niemand die ooit bereikt. Integralisme is iets om naar te streven, en sommigen doen dat vurig. Zoals ik. Ik verklaar het niet alleen hardop, maar ook fier; het is een erezaak.
| |
Grondslag
Zoals veel kleuters vond ik het vreemd wanneer ik een volwassene iets zag opschrijven, wetende dat een ander dat kon lezen. Inmiddels ben ik eraan gewend, maar mijn verbazing erover is nooit meer voorbijgegaan en eerder gagroeid. We bedienen ons van het geschreven woord, maar beheersen doet niemand het. Hoe vaak komt het niet voor dat wat er op papier staat de lezer de indruk geeft dat de schrijver door zijn eigen taal wordt bedrogen, verraden en belachelijk gemaakt? Stilgezette woorden doen in een bewegende wereld vol eigenwijze mensen oneindig veel meer dan degene die ze uitkoos en stilzette van plan was.
Hoe wonderlijk het is om iets op te schrijven valt niet meteen op bij een circulaire van de gemeente, een menukaart of een gebruiksaanwijzing. Maar bij zoiets even alledaags als een liefdesbrief verhoudt de tekst zich al behoorlijk raadselachtig tot de persoon van de schrijver, die van de geadresseerde, tot de momenten die zij deelden, hun lichamen, hun onuitgesproken meningen en verlangens, hun herinneringen en angsten. Om nog maar te zwijgen van de al dan niet uitgesproken positie die de brief inneemt ten opzichte van anderen: vrienden, ex-minnaars, familie.
Verreweg het interessantst is de macht die in de brief is opgeslagen. Door gelezen te worden verandert de brief van een object in een gebeurtenis. Hij doet iets, hij beïnvloedt en verandert de lezer. De brief selecteert en verzwijgt oordelen en motieven, kleurt en verdraait de feiten, belooft en ontkent. Dat is het mooiste van alles: hij is een daad in het veld van emoties en overtuigingen waar hij een beeld van geeft, waarin schrijver en lezer verliefd zijn.
| |
| |
| |
Mirakel
Als een liefdesbrief, een tekst tussen twee mensen, al zo'n vreemd en ongrijpbaar ding is, wat dan te denken van een geschrift van zestig of zeventig duizend woorden dat een enkeling afvuurt op duizenden lezers, merendeels volstrekte vreemden? Voeg daar nog eens bij dat zo'n geschrift over ieder denkbaar onderwerp kan gaan, aan geen enkel vooropgezet of nuttig doel hoeft te beantwoorden en zelfs extra gewaardeerd zal worden als het de lezers verbaast, uitdaagt, laat twijfelen, aan het lachen maakt en tot nadenken dwingt.
Het zal duidelijk zijn: in zo'n geschrift mag alles, zijn alle spelregels onderdeel van wat de schrijver op eigen gezag kiest en beslist. Anders dan bij het schrijven van troonredes, marktonderzoeken of parlementaire journalistiek hoeft een schrijver zich bij zo'n wonderlijk geschrift niet te houden aan een beperkt register van manieren om de lezer aan te spreken. Hij heeft de vrije keus uit alle mogelijkheden die het geschreven woord in de loop van zo'n ruim tweeëneenhalf millennium heeft laten zien en zelfs nog meer, mocht hij nieuwe mogelijkheden bedenken.
Zo'n geschrift, laten we het voor het gemak een literair boek noemen, is bij uitstek geschikt om persoonlijke ervaringen en visies te verbinden aan verhalen en verschijnselen die de lezers boeien. Het miraculeuze effect van literatuur berust op die verbinding, die bestaat uit taalmuziek, overrompelende, meerduidige beelden, de (metaforische) trekken van de personages en de wendingen in verhaal en gedachte.
Hoe gaat het mirakel in zijn werk? Door het boek te lezen activeert de lezer het geschrift. Het wordt een gebeurtenis tussen hem en ja wie of wat? Nu wordt het spannend. Ontstaat er een verbinding met de persoon van de schrijver? De lezer kent de schrijver helemaal niet en toch lijkt de schrijver onvoorstelbaar nabij: de lezer mag het boek uitvoeren en interpreteren, maar het is de schrijver die die uitvoering regisseert, ensceneert en souffleert in het hoofd van de lezer.
Laten we een extreem geval nemen, een schrijver die de assemblage van beelden, klanken, personages en ideeën die een literair boek is zo direct mogelijk in dienst stelt van het portretteren van zichzelf; dat wil zeggen van zijn visie op het leven, op de menselijke natuur, de eeuwige kwesties van werk, liefde, dood, onrecht en kennis. Zo'n schrijver is Reve. Maar is het Reve zelf die in de hoofden van de lezers aan het werk is, door hun lectuur van zijn boeken, hun gesprekken over zijn boeken? Nee, dat is een Reve die juist dankzij het mirakel van het geschreven woord het persoonlijke en particuliere van de Reve van vlees en bloed ver te buiten gaat.
Het is een Reve die door zijn lezers vermenigvuldigd wordt en zich met allerlei situaties en levens vermengt waar Reve niets van weet. Dankzij de lezers kolken door die geschreven Reve collectieve stromen heen; dilemma's, verlangens, meningen, die van velen zijn, ook al nemen ze steeds een eigen, onbekende vorm aan. Wie Reve zelf is of wat hij bedoelt staat hier buiten, het gaat om wat er gebeurt als anderen zijn boeken lezen. Hoe
| |
| |
autobiografisch of fictief hij ook schrijft, hoe kluizenaarlijk hij leeft, hoe groot of klein het verschil tussen zijn publieke pose en zijn privé-leven ook is. Het ligt niet aan hem dat hij heel veel meer dan ‘zichzelf’ bedoelt als hij ik schrijft.
De schrijver heeft zijn voorbeelden, zijn kennis en ideeën, hij geeft een beeld van wat hij van zichzelf en anderen heeft gezien, van de wereld die hij deelt met zijn lezers. Maan eenmaal op papier, aan elkaar gekoppeld in een werkend geheel verschijnen ze op een nieuwe, vreemde manier. Een boek wekt betekenissen en gebeurtenissen op die er anders niet zouden zijn geweest. Hij haalt met het schrijven van een boek iets overhoop dat behalve onvoorzien ook onoverzichtelijk en onbeheersbaar is. Een boek doet iets van zichzelf. Als het goed is mobiliseert de schrijver iets dat buiten de oevers van zijn eigen leven treedt; of die oevers verlegt, zo je wilt. Zo verovert Reve door zijn boeken een extra, niet-persoonlijk leven dat middenin de wereld werkzaam is. Zoiets als een liefdesbrief, maar dan van de schrijver aan de hele wereld.
| |
Bricolage
Als lezer vraag ik van een boek dat het me een vermakelijk avontuur biedt, desnoods op terrein dat bekend lijkt, maar altijd gevoelens en gedachten oproept die me verbazen, overrompelen, in de war brengen, ontroeren, iets leren. Ook door het schrijven van een boek duiken er op bekend terrein verwarrende, leerzame, verbazende gevoelens en gedachten op, tenslotte. Ik schrijf om zo'n avontuur mee te maken en die ervaring voor iedereen leesbaar te maken. Mijn schrijftafel staat midden in mijn leven, dat wil zeggen hij dobbert in het stromend stukje van de wereld waarvan ik gemaakt ben en waarop ik mij bevind.
Aan die tafel manoeuvreer ik mezelf in een pionierswaan. Bij ieder boek dat ik schreef (Arbeidsvitaminen, Tegenwoordigheid van geest, Mobilhome, Oase en Orville) was mijn uitgangspunt even simpel als ambitieus: namelijk spelregels vinden die me in staat stellen een boek te maken van alles wat er voor mij op dat moment toe doet. Een boek waarin alles integraal aan bod komt. Wat ik beleefde, dacht, zag, beluisterde, las, bekeek, wat ik van mensen gezien heb. Of het nu intiem, anekdotisch, verhalend, beschouwelijk, humoristisch of voor mijn part technisch of feitelijk is. Dit alles in de hoop dat er iets met mij, mijn materiaal en tussen mij en de lezers gebeurt dat ik niet kan voorzien, iets avontuurlijks. Om een extra, met de wereld verbonden, onpersoonlijk leven te veroveren, moet ik mij alles wat me de moeite waard lijkt schrijvend toe-eigenen en een plek geven in een boek. Een boek gaat nooit over iets, maar moet ergens iets mee doen, iets laten gebeuren.
Het integralistische van mijn aanpak veronderstelt dat alle middelen zijn toegestaan. Van begin af aan zag ik het als een verarming, een zinloze beperking om me bij het schrijven toe te leggen op een bepaalde literaire vorm. Een integralistisch temperament is een vorm van bricolage, het knutselend uitvinden van eigen vormen. Alle geschreven woord is familie
| |
| |
van elkaar en zuiverheid en volmaaktheid zijn zelfstandige naamwoorden die een totalitaire, dogmatische bijsmaak hebben.
| |
In Nederland
Een integralist worden is niet makkelijk. Voor mij niet, omdat ik tegenstand ondervind van mijn eigen twijfels en hinderlijke voorzichtigheid. Maar het is ook niet makkelijk in de Nederlandse letteren. De literatuur is een bedreigd gebied. Haar rol van geschiedschrijfster/ chroniqueur, leverancier van gecultiveerd vermaak (verhalen, satire, humor, kklucht), geweten van wetenschappers en politici, werktuig voor onruststokers en opinion-leaders heeft ze niet verloren, maar moet ze wel delen met steeds meer en steeds machtiger media. Het ziet ernaar uit dat de Nederlandse literatuur zich terugtrekt op vertrouwd (autobiografisch, realistisch, zedenschetsend) terrein en vandaaruit probeert via de massamedia, leesbevordering en met bestsellers haar positie in cultuur te verdedigen.
Dat is een zwaktebod. Het plaatst de literatuur in een even gewichtig als defensief isolement. Ik heb altijd meer gezien in een offensieve aanpak. Als ideaal houd ik mij voor wat ik ‘achttiende-eeuwse onbeschaamdheid’ noem. Het geschreven woord dat zich overal mee bemoeit, zich alle denkbare onderwerpen en toonaarden toe-eigent en al spelend met de mogelijkheden haar stempel drukt in en buiten de literatuur. Niet van de wereld literatuur maken en zich daarin verschansen om de literaire kunst te verdedigen, is mijn motto, maar literatuur maken met de wereld.
Het boek waarmee Martin Bril en ik in 1987 debuteerden, Arbeidsvitaminen, het ABC van Bril & Van Weelden, was de viering van acht jaar samenwerking en gedeelde ideeën, helden en verhalen. Onze persoonlijke, literaire encyclopedie had (in de geest van de echte Encyclopédie van Diderot) een programmatische inzet.
Het boek maakte aanschouwelijk hoe het is als je middenin de wereld gaat zitten schrijven. Er zijn jeugdherinneringen, literaire voorbeelden, maar ook muziek, film, flauwe moppen, bizarre buren, tragische straatmensen, gekke historische figuren, filosofen, enthousiasme voor sport en televisieprogramma's, politici en dopingdebatten. Er was geen tekstsoort die we op voorhand uitsloten. Dat was niet om de literatuur te banaliseren of een statement te maken. Nee, het ging om het toe-eigenen van al die soorten schrijven. We wilden alle vormen van het geschreven woord inschakelen, een functie geven in het geheel van ons boek, ja aan ons literaire project onderwerpen! Wij wilden laten zien dat iemand die gaat schrijven gewoon tussen de straat, de media, de theorie, de kunst, de cinema, de letterkundige traditie inzit. Toch was het hele boek erop uit om een eigen, eervolle houding te vinden te midden van al die elementen die op de schrijftafel bij elkaar kwamen. Ja, om die houding, direct, oneerbiedig en met alle mogelijkheden die proza te bieden heeft op te roepen. Literatuur als middel om die houding te vinden, als machine om enthousiasme en plezier op te wekken in een wereld die al snel tot verbijstering en zwaar- | |
| |
moedigheid stemt. Literatuur op zijn vitaalst en meest offensief. Geen experimenteel boek, maar integendeel een uiterst natuurlijk literair werk. Juist omdat het zo onbekommerd merd niet-literaire tekstsoorten opslokte en voor zich liet werken. Je kon aan dit boek met integralistisch temperament zien dat het niet zo vanzelfsprekend is om een roman te schrijven of een verhalenbundel.
| |
Offensief
Integralisme gaat ervan uit dat de kracht en de lol van literatuur nou juist zijn dat ze altijd is samengesteld uit een instabiele mix va allerlei soorten spreken en schrijven (dat geldt voor essays, memoires en realistische rode-oren-leesromans), zodat nooit duidelijk is waar ze begint of eindigt. Het gaat er niet om wat literatuur is, maar wat literatuur kan worden en kan doen.
Wat literatuur in zichzelf besloten doet lijken is niet per se het onderwerp waar ze over gaat (echtscheidingen, armoede, volkerenmoord, het levensgevoel van een subcultuur, de oorlog in Joegoslavië), maar de indruk die ze wekt dat het het allerbelangrijkste is om van iets literatuur te maken en daarin vooral te lijken op literatuur. Natuurlijk zijn er mensen die een remedie hebben betreffende het onderwerp van literatuur. Ze eisen dat het verval van de natiestaat in een roman uitmondt, en vernauwen literatuur tot verbeelde sociologie. Anderen roepen dat de toekomst van de literatuur de raptekst en het zingzeggen van verhalen is, en ze bepleiten de streekliteratuur van een subcultuur. Literatuur moet juist steeds opnieuw eigen, sluwe manieren vinden om over Alles tegelijk te gaan, ook al is dat onmogelijk.
Integralisme veronderstelt dat literatuur een voertuig is om naar aangrijpende, boeiende momenten, personen, ideeën en plekken in de wereld getransporteerd te worden. Zaken die dankzij haar bemoeinis een nieuwe gedaante aannemen en onderwerpen worden die niet meer zijn wat ze lijken. Literatuur is er niet omdat literatuur zo mooi en belangrijk is, maar om zo te schrijven dat er iets buiten-literairs gebeurt in de harten en hoofden van de lezers. Dat lezers het boek opzij leggen en iets kunnen zien, horen, denken, voelen, genieten, geheel on-literair; iets gaan doen en van iets kunnen griezelen of op iets kunnen geilen, dat oplicht dankzij het gelezene. Mij gebeurde iets fantastisch dat ik iedere schrijver gun: een jonge architect liet mij bouwtekeningen, maquettes en een begeleidend boekje zien, samen het ontwerp voor een villa voor een personage uit een van mijn boeken. Mijn personage was voor hem verbonden met zijn denkbeelden over de missie van de architectuur en zijn eigen bijdrage daaraan. Zo transporteert literatuur zichzelf uit haar isolement.
Dat ik integralist-worden associeer met een achttiende-eeuwse onbeschaamdheid van schrijven heeft alles te maken met de vanzelfsprekende expansieve toe-eigeningsdrang waarmee vrije geletterde geesten toen opereerden. Hun intellectualiteit belichaamde de stormachtige ontwikkelingen in de maatschappij. Dat is niet meer zo. Het alfabet, de alfa- | |
| |
numerieke code, is niet meer vanzelfsprekend het centrum van de Europese cultuur. Schrijvers en lezers groeien op en leven in een wereld waarin het geschreven woord staat naast audiovisuele cultuur en de scripts en algoritmes die beelden, muziek, kennis, communicatie nieuw en verbluffend gedrag en vooral grote macht verlenen. In zo'n omgeving is het een heel andere en eerlijk gezegd vrij rare beslissing een literair boek te schrijven dan in, pakweg, 1897.
Schrijven vanuit het verlangen naar integralisme houdt in: de verbondenheid koesteren met de duizelingwekkende verscheidenheid die in de traditie van het geschreven woord bestaat, in en buiten de literatuur. Van Herodotus tot Vollmann, van scheepslogboek tot newsgroup, van liefdesbrief tot interview, van marsorders tot fanmail. Omdat al die vormen van schrijven verweven zijn met handelingen, conflicten, verlangens, situaties. Integralisme is militant geworden literair schrijven in een cultuur die denkt te weten wat literatuur kan zijn en haar isoleert in een eigen media-getto vanwaaruit ze zichzelf en haar human interest als handelswaar mag uitventen.
Alle reden dus om de onderneming je leven door middel van het schrijven van literatuur tot een meer dan persoonlijk project te maken aan te pakken met pioniersgeest. Mixen, knutselen, spelen en zonder de eigen literaire wortels en kwaliteiten te verraden midden in de wereld gaan zitten schrijven. Een zekere scepsis, oneerbiedigheid, ja zelfs bruuskheid ten opzichte van de traditie en de intellectuele mode is een voorwaarde. Dat het hybride, onvolmaakte, soms verwarrende boeken oplevert neemt een integralist op de koop toe. Er staat te veel op het spel.
| |
[achterplat]
[achterplat]
| |
Russell Artus, The magic roundabout
Menno van Beekum, Zelftest/Avondrood |
Pieter Boskma, Van de liefde en de troost
Willem Brakman, Waarheen met de literatuur? |
Christine D'haen, Dantis Meditatio
Maria van Daalen, Annie is verhuisd naar Dodewaard |
Miguel Declercq, Person@ges (Bogusflow)
F. van Dixhoorn, Uiterton |
Arjen Duinker, Klaproosje
Leon Gommers, De droom van de staf en de rots en het water |
Hans de Grunt, 'n Droom van 'n gebloemde blauwe jurk!
A.F.Th. van der Heijden, Uit de droom |
René Huigen, Horror Poëticus
Lucas Hüsgen, En dan: op welke frequentie wel niet? (geheim manifest) |
Esther Jansma, Over het schrijven van mooie natuurgedichten
Hester Knibbe, Voorwoord |
Antoine de Kom, Gloeiend groener nog
Marc Kregting, Een uitspraak van iemand |
Jan Kuijper, Het genie van de toekomst
Astrid Lampe, Roman fragment |
Philip Markus, Het ideale proza
Piet Meeuse, Literatuur voor de gebruiker |
Ivo Michiels, La vida sexual de las palabras
Tonnus Oosterhoff, Het Boek bestaat maar laat zich niet schrijven |
Margreet Schouwenaar, Brief
Maria Stahlie, Galeislaven |
Toon Tellegen, Het dichterschap
Nanne Tepper, How Proust can fuck up your life |
Peter Verhelst, Ja (proza)/Nee (over poëzie)
Dirk van Weelden, De Integralist |
|
Hellen van Meene, de Jeugd |
|
|