De Revisor. Jaargang 23
(1996)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
A.F.Th. van der Heijden
| |||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||
Vraag effe een bonnetje voor de fiscus. En koop, zeker als er rellen zijn, een aantal kranten op die dag betrekking hebbende. Ook die vergoed ik. Alvast (of liever gezegd, etc...) bedankt.
Groet, Adri
Scilla, 25 marzo 1980 (dinsdagavond) Mijn beste Frans,
Een brief die ik je in Roccella Jonica (aan de Ionische kust) enkele dagen geleden schreef, heb ik hier in Scilla gisteren op de bus gedaan. Vanmiddag, aan bedoelde bus voorbijlopend, zag ik er guasta op staan, wat in dit geval wel zoiets als buiten gebruik of buiten dienst zal betekenen. Hoogstwaarschijnlijk was dat gisteren ook al het geval, maar heb ik het over het hoofd gezien. Mijn arm er tot de oksel ingestoken - nou goed, die zit er dus nog in. Guasta-basta. Gelukkig de linkerarm, zodat ik je met mijn overgebleven rechterarm een nieuwe brief kan schrijven. (De andere krijg je misschien over 10 jaar, op je 34ste verjaardag...) (Ik bedoel de brief, niet de arm.) Het is inmiddels dinsdagavond half 10; hopelijk heb je een blijde Maria-Boodschap achter de rug. (Cadeautje gekocht? - Mooi zo!) Of moet je je jaardag tegen middernacht nog gaan vieren? Nee, dat heb je ongetwijfeld gisteravond al gedaan. Ik wil je nog een paar dingen op het hart drukken:
| |||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||
En een aantal kranten wil ik, die op de Troonswisseling betrekking hebben. (Vergoed ik ook.) Vooral als er relletjes zijn. Belangrijk! - Op die dag wordt mijn romanpersoon 30 jaar oud! Tenzij ik tegen die tijd weer thuis ben.
Sterkte bij je werk op de bank! Kun jij aan de weet komen wat er gebeurt als je 's nachts bij een bankgebouw een steen door de ruit keilt? Gaat er dan een sirene loeien, in de hele straat hoorbaar? Of iets anders? - Dat wou ik graag weten. Aan het slot van mijn roman heb ik - uit pure ellende; in de gevangenis wil ik van mijn verslaving afkomen - Jan Willem bijgenaamd ‘Der Johann’ op het Frederiksplein neergeschoten. Uit puur eigenbelang dus, maar voor het gerecht ben ik van plan er een politieke draai aan te geven: ‘door mijn daad heb ik de aandacht willen vestigen op het militante fascisme in Nederland’ (JW droeg zijn Vikingjugend-uniform). Ik heb er baat bij zo snel mogelijk de verantwoordelijkheid voor deze daad op te eisen, met dien verstande dat ik ook gearresteerd wil worden. Maar als ik, bij het begin v.d. Utr.straat, de politie wil bellen, blijkt de tel.cel bezet door twee heroïnehoertjes, die er zich uitgebreid aan het opmaken zijn. In mijn ongeduld raap ik een steen op en keil hem door de ruit van het bankgebouw op de hoek. Alarm! etc... Maar dat wou ik graag weten. Mijn roman is eerst en vooral een studie in lafheid. Voor puur politieke daden is de ‘ik’ niet in de wieg gelegd. Als zijn enige redding de gevangenis is, zou hij wie-dan-ook kunnen vermoorden, maar om zijn lafhartige en puur egoïstische daad te rechtvaardigen, geeft hij er de schijn van flinkheid aan. Je zou het ook wat positiever kunnen zien: als hij, uit eigenbelang, dan tóch iemand uit de weg moet ruimen, kan hij net zo goed een persoon nemen die politiek interessant is om te doden. Overigens waren de kogels eigenlijk voor zijn eigen vader bedoeld. Het gâ je goed, de komende tijd.
Adri | |||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||
De diamantsplitsingPositano, 15 april 1980 Martedi - la sera (ore: 19.15) Mia cara Minchen,
Vandaag heb ik in Napels je brieven opgehaald. Er lagen er drie op me te wachten: van 21 maart, van 27 maart, en van 31 maart (+ 3 & 4 april). Ik ben zeer tevreden! Gisteren voltooide ik de eerste getypte versie van mijn roman. Daarom leek deze vijftiende april mij, als een soort ‘break’, uitermate geschikt om naar Napels te reizen. (Morgen begin ik nl. aan de definitieve handgeschreven versie, die gebaseerd is op het ‘ruwe’ typoscript.) Zéér vroeg uit bed, bus naar Sorrento, trein naar Napels. Vanuit Sorrento heb ik je nog een kaartje gestuurd, met daarop een landkaartje van de Baai v. Napels en omstreken, zodat je kunt opzoeken waar ik zoal uithang. Die ‘trein naar Napels’ is een soort bovengrondse métro (vgl. Bijlmer-métro): de zg. Circumvesuviana. Overigens cirkelt hij in het geheel niet om de Vesuvius heen, maar om de Baai. Hij beschrijft een cirkel die zich tot de Vesuvius-cirkel verhoudt als een groot tandrad tot een klein, maar dan zo dat ze in elkaar grijpen. (Dit beeld onthouden. Ofschoon ingewikkeld.) Hoewel ik zeer veel van Napels houd, hing de stad me meteen al de keel uit, vandaag. Een dergelijke hysterische drukte ben ik hier, in het lieflijke Positano, geheel ontwend geraakt. Maar goed... ik had er een doel: jouw brieven. Het ‘C.O. Ufficio Postale’ is een reusachtig (modern) bouwwerk. En wel zó, dat je denkt: ‘Hoe kan ik in deze hooiberg ooit de haarspelden van mijn geliefde vinden?’ Aan het fermo posta-loket moest ik lang wachten vóór er iemand zitting wilde nemen. Een oude dwaas. Ik zette me schrap. In de gauwigheid meende ik nog een vierde brief in zijn handen te hebben gezien. Ik attendeerde hem erop. Hij nam het stapeltje nog eens door. Niets. Hij begon me zo half en half uit te kafferen: dat op die manier, op kosten van de staat, kostbare minuten verloren gingen, etc.
In Napels ben ik niet langer gebleven dan strikt noodzakelijk was. Bij upim (warenhuis) heb ik verschillende soorten papier gekocht, ik kan de juiste gladheid maar niet te pakken krijgen. Type tekenpapier ontdekt (5 cent p. vel) dat misschien het juiste is. Groot formaat: 24 × 33 cm. Belachelijk zo nauw als die zaken bij mij luisteren. Voorlopig 150 vel op magazijn genomen. Uit je brieven kan ik opmaken dat je leven momenteel, hoewel niet zéér opwindend, toch opwindender is dan het mijne. Behalve zo'n dag als vandaag onderscheidt | |||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||
geen enkele dag zich van de andere. Als ik 's avonds, zoals ik me voorgenomen heb, in mijn zakagenda in 5 à 6 woorden de verstreken slag wil samenvatten, heb ik daar de grootste moeite mee. Ik kom niet veel verder dan: ‘die & die passage uitgetypt’. Ik zal je een idee geven van hoe mijn dagen hier verlopen. 's Morgens sta ik tussen half 9 en 9 uur (Nieuwe Tijd) op - soms eerder. Hoewel ik moet ontwaken uit zeer ingewikkelde dromen (die ik me elke dag moeiteloos herinner), kost het opstaan me geen enkele moeite. Mijn eerste gedachte is: ‘Ha! Geen kater vandaag!’ (Zo vaak in mijn leven ben ik met een kater opgestaan.) Hier past een kleine uitweiding over de kamer die ik hier bewoon. Het hotel, albergo Vittoria, is tegen een steile helling aangeplakt. De receptie is op de 5e verdieping, waar je vanaf de straat binnenstapt. Om naar mijn kamer te komen, die op de tweede verdieping ligt, moet ik dus met de lift naar beneden. Een vreemde gewaarwording, vooral in 't begin. Inmiddels weet ik niet beter. Het hotel is tamelijk nieuw, maar ontbeert, gelukkig, de wansmaak die nieuwe hotels doorgaans eigen is. Dit hotel is helder. Betegeld met prachtige tegels, die een specialiteit vormen in deze streek. Niets, geen zweem, van de boenwasgeur die ons met Kerstmis in Firenze plaagde. Voor een éénpersoons kamer is de mijne vrij groot. Ruim balkon, wit gemeubileerd, met uitzicht op bergen en zee. Ik heb een eigen badkamer met ligbad en douche - en dáár begin ik mijn dag. Tussen ontwaken en afdrogen ben ik al volop met mijn boek bezig; in die tijdsspanne, waarin de mens nog weerloos is, vallen belangrijke artistieke beslissingen. Met een natte kop, die als barometer fungeert, open ik de balkondeuren en neem notitie van het weer. Sinds zaterdagochtend is het zomer hier. Ik ga met de lift naar boven en verlaat het hotel. Ontbijten doe ik elke ochtend in dezelfde bar; is de zon zo vroeg al warm, dan ga ik op het terras zitten, hoog boven de zee. Cappuccino en twee cornetti. Vervolgens, tenzij ik onmiddellijk aan het werk wil, maak ik een korte wandeling door het stadje, in gedachten al bezig met mijn werk. Ik heb zo mijn ronde... een route die me vanzelf bij het hotel terugbrengt. Onderweg koop ik brood, melk en fruit. Met de typemachine ga ik, na terugkeer in het hotel, aan mijn balkontafeltje zitten. Zon heb ik, zo ik wil, tot twee uur - maar in de schaduw kan ook. Tot half één ongeveer werk ik. Mijn werkdrift ontwikkelt zich 's ochtends van onbesuisd naar bedachtzaam - een bedachtzaamheid die de rest van de dag behouden blijft; een enkele keer komt 's avonds de onbesuisdheid weer opzetten. Dan daal ik af naar het strand voor, op zijn minst, een zonnebad; in zee baad ik nog zelden. Om 14 uur ga ik mijn eerste, en enige, warme maaltijd van de dag gebruiken. | |||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||
Op een terras, als het weer meezit; vlak aan zee. Meestal een visgerecht; een enkele keer vlees. Ik drink er uitsluitend water bij - liters. Na de koffie ga ik weer aan het werk, tot 's avonds half elf. Tussendoor drink ik nog af en toe een espresso; 's avonds eet ik tussen de bedrijven door wat brood. Lezen doe ik zo goed als niet; momenteel kan ik geen enkel boek velen. Om 11 uur al doe ik het licht uit, waarna ik vrijwel ogenblikkelijk inslaap. Etc.Ga naar voetnoot* Lieve Minchen, - deze brief mag je als een halve brief beschouwen. Toch laat ik het hierbij, want het is bedtijd en ik wil hem (de brief) per se morgenvroeg naar de Post brengen. Schrijf je nog eens naar Napels? (Ik voel me wel wat schuldig vanwege je hoge portokosten!) Volgende keer meer.
Liefs. A.
Ary Langbroek Querido's Uitg./Singel 262/Amsterdam Positano, 19 april 1980 Beste Ary & anderen,
Gisteren voltooide ik een eerste ruwe, nog onvolledige getypte versie van mijn grote roman. Om jullie een (in het gunstigste geval vaag) idee te geven van de opbouw sluit ik een doorslagje van de inhoudsopgave bij. Alle titels zijn voorlopig. ‘Wurgmes’ staat voor schaar. Het ruim 600 pagina's tellende typoscript, gebaseerd op handgeschreven materiaal, valt zoals je ziet uiteen in twee ‘boeken’. Ik heb ze (aanvankelijk niet eens opzettelijk) zodanig geconstrueerd dat ze zowel gecombineerd als los van elkaar gelezen kunnen worden. Ook al vanwege de absurde omvang van het geheel stel ik voor de beide ‘boeken’ als aparte romans uit te geven - een half jaar na elkaar: het eerste boek voorjaar '81, het tweede najaar '81. Ik zou het op prijs stellen bij mijn terugkeer in Amsterdam (wanneer precies weet ik niet) een klein briefje op me te vinden wachten, waaruit ik kan opmaken hoe jullie over deze gewaagde diamantsplitsing denken.
Groet! A. van der Heijden | |||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||
Positano, 20 aprile 1980 (Domenica; la sera) Mijn lieve Minchen,
Om nog even op je brieven terug te komen: ik las ze in de trein van Napels naar Sorrento. Lieve en opbeurende lectuur, met een enkel vertederend taalfoutje. (Kleinigheidjes; niets om je bezorgd over te maken.) Het was zeer druk in de trein. Ik werd door vele ogen gadegeslagen. En steeds haalde ik weer een volgende, dikke, nog ongeopende brief uit mijn tas! Ik voelde iets van stijgende verbazing om me heen...
Ik ben nu precies een maand van huis, en al die tijd was ik in een neutraal humeur. Vanavond was ik voor het eerst een beetje triest. Na het eten had ik even mijn moeder aan de lijn, die me vertelde over de dood van Argos, de hond van mijn oom Hans, die je inmiddels kent. Misschien kwam het daardoor... Het beest is in alle eenzaamheid gestorven, in een asiel (ter verdoezeling ‘hondenhotel’ geheten), zonder zijn baas bij zich. Vorig jaar rond Pasen heb ik de hond twee weken verzorgd; dat kon nu niet. Heel even voelde ik me die hond: in een asiel, zonder iemand... Maar er is natuurlijk een groot verschil. Ik heb vrijwillig voor dit ‘hondenhotel’ gekozen. Ik hoef maar op de trein te stappen om weer iedereen om me heen te hebben!
Onder het schrijven is mijn roman uiteengevallen in twee ‘boeken’. Het ‘Eerste Boek’ bestaat uit twee ‘Delen’; het ‘Tweede Boek’ uit drie ‘Delen’. Aangezien de volledige roman zeer omvangrijk wordt (500 à 600 pagina's), overweeg ik die twee ‘Boeken’ ook inderdaad als 2 aparte boeken te publiceren. Ze zouden ieder dan een omvang van een kleine 300 pagina's krijgen - het tweede boek een ietsje dikker dan het eerste. Deze stand van zaken geeft aanleiding tot een hoop gepieker en getob en gewik en geweeg. Hoe de kwestie Querido voor te leggen, bij voorbeeld? Ik hoor hun bezwaren al: commercieel minder aantrekkelijk, etc... Zelf ben ik niet ontevreden over die spontane opsplitsing in twee ‘Boeken’. Aanvankelijk viel de roman in vijf ‘Delen’ uiteen: het Eerste, Derde & Vijfde Deel behandelen het Heden en Recente Verleden van de hoofdpersoon; het Tweede en Vierde resp. zijn vroegste en latere jeugd. Onder het schrijven gingen de Delen op eigen houtje twee groepjes vormen, één van twee, één van drie ‘Delen’. Aldus zijn de twee ‘Boeken’ ontstaan. Het liefst zou ik ze een half jaar na elkaar willen uitgeven: het eerste boek voorjaar '81, het tweede najaar '81. Wel wil ik dan nog vóór het uitkomen van het eerste boek ook het tweede gereed hebben, zodat ik me bij de voltooi- | |||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||
ing van het tweede boek niet door de kritiek op het eerste kan laten beïnvloeden. De beide boeken zijn zodanig geconstrueerd, dat ze ook los van elkaar gelezen kunnen worden. Dat is de reden waarom ik een gesplitste uitgave aandurf. Toch aarzel ik nog met het verzenden van een brief aan Querido.
Lieve Minchen, - je moet er maar op rekenen dat ik de twee maanden die mijn treinbiljet aangeeft, vól maak. Rond half mei, op zijn laatst de 18e, kom ik dus terug. Het liefst zou ik dan meteen, met jóu, weer weggaan, maar ik heb nog een tandartsafspraak lopen voor 5 juni. Misschien kan ik hem afzeggen. Dwz: uitstellen. Een voordeel van in mei al op reis gaan is dat je nog in het ‘bassa stagione’ (laagseizoen) zit, wat je merkt aan je hotelrekening. Het is sowieso prettig de toeristenstroom te ontlopen.
De wetenschap dat je nogal radicaal ‘aan de lijn’ doet, veroorzaakt bij mij een hardnekkige idée-fixe: je bent ijler geworden, ongrijpbaarder, etc. Een ander. Terwijl, neem ik aan, de verandering toch ook weer niet zó radicaal zal zijn. Het komt doordat ik je sindsdien niet meer gezien heb. Ook mijn dromen, 's nachts, creëren een steeds weer andere Minchen. Het leven wordt er zo niet eenvoudiger op. Maar in welke gedaante dan ook, ik mis haar heel erg, mijn Minchen. [Toch - het verbaast me hoezeer allerlei (erotische) behoeften op non-actief gesteld kunnen worden voor langere tijd. Bij mij, tenminste. Het is een kwestie van gewenning, denk ik. Ik heb al vaker dit soort ascetische, celibataire periodes doorgemaakt. Als er maar iets tegenover staat. In dit geval: mijn roman, waar ik met veel overgave aan werk.]
In gedachten doe ik allerlei lieve dingen met je.
A.
P.S. Ik las vanmorgen pas in de krant dat Sartre dood is.
Positano, domenica 4 maggio 1980 (il pomeriggio) Mijn lieve Minchen,
Hoogstwaarschijnlijk wordt dit mijn laatste brief aan jou vóór mijn terugkeer in Amsterdam. Morgen ga ik voor de laatste keer op & neer naar Napels - om jouw brieven op te halen. Tenzij ik er iets in aantref dat direct antwoord noodzakelijk | |||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||
maakt, schrijf ik je niet meer. Volgende week - d.w.z.: tussen 12 en 18 mei - ben ik er weer. De precieze datum kan ik je niet zeggen. In ieder geval wil ik hier nog een volle week kunnen werken. Als ik besluit 's avonds aan te komen, stuur ik bijtijds een telegram, zodat je me kunt komen ophalen. Arriveer ik 's morgens, dan laat ik, gezien het vroege uur (half tien), maar liever niets horen. (Jij met je Amsterdamse luxeleventje ligt dan ongetwijfeld nog in bed tot omstreeks het middaguur.) In dat laatste geval bel ik later op de ochtend wel bij je aan.
Sinds enkele dagen is het hier eindelijk volop lente. (Tot en met 1 mei: vaak zware regen, de hele dag door.) Toch lig ik weinig in de zon en zwemmen is er helemaal al niet bij. Wat het zonnen betreft ben ik in de loop der jaren blijkbaar ongeduldiger geworden; vroeger reisde ik met geen ander doel dan dat helemaal naar Spanje; nu word ik al gauw ongedurig, wil weer aan het werk, etc. Het liefst zit ik, zoals nu, op mijn balkonnetje te werken; voor de rest wandel ik - altijd van de ene koffiebar naar de andere. Nog steeds heb ik geen drup alcohol gedronken, maar mijn koffieconsumptie ligt ver boven het toelaatbare.
Van mijn moeder, die ik op de avond van Konningedag aan de telefoon had, hoorde ik dat de vpro stukjes uit De Draaideur had laten voorlezen. Ze wist te vertellen dat jij het in ieder geval gezien had. Misschien lees ik er morgen over, in één van je brieven...
Natuurlijk mis ik je nog steeds - en zelfs meer dan aan het begin van deze eenzame tocht. Als ik terug ben, wil ik je voorlopig niet meer uit het oog verliezen, hoe hard ik ook moet werken. Zo in mijn eentje begin ik rare tics te ontwikkelen; op straat kijken de mensen me bevreemd aan. Behalve de eenzame nachten vind ik de eenzame maaltijden het ergst. Op drukke dagen, zoals vandaag, laten restauranthouders je duidelijk merken een eenzame gast niet op prijs te stellen; hetzelfde tafeltje zou immers ook ingenomen kunnen worden door 2 à 4 gasten. Bovendien drinkt de eenzame gast slechts water, geen wijn, kortom: ik ben niet lonend voor ze. In Italië is het onafgebroken zonder vrouw rondlopen uitermate verdacht. Je bent dan óf homoseksueel, óf op kinderen uit. Wat ook verdacht is: als buitenlander langer dan twee weken - en dan alleen! - in zo'n stadje rondhangen. I.p.v. vriendelijker worden ze in bars en winkels onvriendelijker tegen je. Alsof ze willen zeggen: eigenlijk is het hier verboden voor miljonairs. Het verhaal dat ik hier verblijf i.v.m. mijn werk stuit op veel ongeloof en hoongelach. Poeh, werk! - en wat voor werk dan wel...? | |||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||
Ook lezen, en vooral schrijven, in het openbaar is zeer, zeer verdacht. God weet wat je daar allemaal zit te noteren! Journalist? Kom nou...! Een journalist is een snelle jongen, die dan hier zit, dan daar... Kortom: ik ben in een goede, of liever: neutrale stemming. Lieve Minchen, - ik zal gauw weer bij je zijn. Over een dag of tien, gerekend vanaf deze 4o mei. Liefs, Adri
Positano, 7 mei 1980 Mijn lieve Minchen,
Ter herinnering aan die twee maanden dat je me kwijt was aan mijn ‘scharen’-manuscript, stuur ik je de eerste bladzijde uit datzelfde manuscript. Hij bloedt nog een beetje, als een kleine vleugel die van een vogel, een draak of de enkel van Mercurius is afgescheurd. Als je het manuscript haat, waarmee ik al die weken heb samengeleefd, haat je dit kleine onderdeel ook. In feite schenk ik je een wassen druif van de hoed van mijn papieren maîtresse! Desondanks: bewaar hem goed; later kun je hem nog altijd aan het letterkundig museum overdoen. Misschien arriveer ik eerder dan deze brief; maar ik vond dat ik hem via Italië aan je moest overhandigen.
Tot gauw, A. | |||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||
[pagina achterplat]
| |||||||||||||||
|
|