| |
| |
| |
Uit zijn archief over het ontstaan van De tandeloze tijd publiceert A.F.Th. van der Heijden drie ‘werkbrieven’. In de eerste brief blijven de schrijfboeken, gehamsterd met het oog op Dtt 3, nog leeg, al zullen lezers van Onder het plaveisel het moeras heel even de onfortuinlijke boekhouder Wendelgelst menen te zien opduiken. De twee vervolgbrieven aan zijn broer staan vol schetsen en overwegingen voor het schrijven van Advocaat van de hanen, Weerborstels en De Gazellejongen (het Verzameld werk van Patrizio Canaponi). De lezer zal merken dat de auteur al in '89 het gekrakeel rond het toneelstuk Emily ('96) zag aankomen.
| |
A.F.Th. van der Heijden
Betreft: waanzin en dood. (Wat anders?)
de heer Redbad Fokkema
Betreft: waanzin en dood. (Wat anders?)
Amsterdam, 6.x.1987
Beste Redbad,
Oktober. De bladeren vallen van de bomen, en het papier blijft leeg. Het hamsteren gaat onverminderd voort. Van papier, bedoel ik. - Stel je voor: ver weg in Amsterdam-West, aan het Mercatorplein, heb ik een winkeltje in huishoudelijke artikelen ontdekt dat de West Side Store heet. Ja, wat 'n naam, Amsterdamse vindingrijkheid, maar daar gaat het me niet om. Deze West Side Store heeft zich in Duitsland een grote partij zg. ‘gastenboeken’ laten aansmeren, lang vóór de computerisering in gebruik bij middelgrote hotels. (Je kon er altijd zo fijn in opzoeken of er ook vijanden van je in hetzelfde hotel logeerden.) Het zijn zware, kindervuistdikke, half in authentiek ogend kunstleer gebonden schrijfboeken van romig, godzijdank ongelinieerd papier, en nog goud op snee ook, en niet te vergeten met zijden lint. Het enige dat aan de oorspronkelijke bestemming herinnert is het woord ‘GÄSTE’ op de rug: een druiloor die daarover valt.
Ondanks de belachelijk lage prijs van f 8,75 per exemplaar raakt de West Side Storehouder ze in zijn buurt aan de straatstenen niet kwijt. Gäste, Gäste... ja, wie koopt daar wat voor, in Amsterdam-West? Hotels zijn daar niet - 't kan daarom haast niet anders of de winkelier wijt het aan de ‘vallende blâren’ dat ik vrijwel dagelijks twintig van zijn gastenboeken kom wegslepen (een hoeveelheid die ik net
| |
| |
kan dragen). Hij ‘houdt ze voor me vast in het magazijn’, en staat me ook nog eens een korting boven op de dumpprijs toe. Bij de tweede of derde aankoop vroeg-ie me voorzichtig of ik een ‘hotelketen onder m'n beheer had’, maar sinds hij weet wat ik in het dagelijks leven doe (of verzuim te doen), heeft hij bedacht dat hij ‘een bewonderaar’ van me is - dit hoogstwaarschijnlijk om de krankzinnige transactie minder navrant te doen schijnen.
Op mijn werkkamer intussen zakken de boekenplanken - letterlijk - diep door onder de Gästebücher, tientallen en nog eens tientallen inmiddels. Wat ben ik ermee van plan? (Er staat nog geen letter, geen krabbel, geen streep in.) Geen idee; ik weet alleen dat ik geen rust heb zolang er nog exemplaren in het magazijn van de West Side Store staan. Ik kan wakker worden met de nare gedachte dat een collegapapiervreter wel eens lucht zou kunnen krijgen van de West Side Storevoorraad - en zit dan al om kwart over negen vol hebzucht, met branderige ogen en droge keel, in lijn 7 op weg naar het Mercatorplein.
Hamsteren.
Maar het papier blijft leeg.
Niet dat er niet voldoende reden zou zijn om het te vullen, o nee! Vorige week nog kreeg ik een brief van een voormalige vriendin (die me nu plotseling in de uvorm aanschrijft). ‘Ik schrijf deze brief aan u omdat ik van u verlang dat u met overleg met mij in een korte termijn een zeer belangrijk wetenschappelijk boek gaat schrijven in het Nederlands en in het Engels!’
Ze is opgegroeid in Australië, en ook vroeger al stonden haar kattebelletjes vol spelfouten en anglicismen, maar het is er de afgelopen veertien jaar niet beter op geworden. ‘Ik heb ontdekt hoe je kanker kan voorkomen, aids kan voorkomen, tumoren, borsthalskanker, baarmoederhalskanker, en blindheid, verlamdheid, enz. Dit heeft allemaal te maken met een pijnappelklier in je hoofd die ik dus als eerste medicus heb uitgezocht wat professoren niet weten!’
Ik heb het steeds over het vallen van de bladeren, maar zie nu dat de populier voor mijn werkkamerraam nog helemaal vol is, dofgroen, hier en daar vergelend. Maar goed: wat nog niet gevallen is, valt binnenkort, geen twijfel aan. Let maar eens op:
‘Ik kan u belangrijk maken om de Nobelprijs in ontvangst te nemen in de toekomst voor literatuur, dus een boek. Ik krijg dan ook de prijs toegekend voor de uitvindingen, die erg belangrijk zijn. Dus waarschijnlijk erg veel geld in de toekomst wat ik niet zo belangrijk vindt maar wat ik wil hebben om alles te kunnen bestrijden. [...] U schrijft geloof ik romans maar omdat u beter Neds schrijft dan ik kunt u beter schrijven! Ik heb u vader en moeder wel eens opgezocht en ik zoek momenteel alles uit en overleg alles met een geneesheer directeur van een ziekenhuis in Eindhoven!’
| |
| |
Kortom, werk aan de winkel. Er is niet voor niks gehamsterd. - Je ziet, Redbad, dat er allerhande revolutionairs te melden valt uit de wereld van de wetenschap en de literatuur. Als ik niet iets positiefs aan te voeren had, tot troost, zou ik nooit aan deze brief begonnen zijn, dat begrijp je.
Het arme kind. Veertien, vijftien jaar geleden belde ze me zeker drie keer in de week uit bed, altijd tussen vijf en zes 's morgens, om me half huilend mee te delen dat ze er ‘een eind aan ging maken’. Het was zeker 80 km bij me vandaan; haar na de beoogde sprong opvangen kon ik niet. Dus ried ik haar in weinig overtuigende bewoordingen aan van de wanhoopsdaad af te zien, en verder te leven, - en ging dan na het ophangen (van de telefoon: hou je lolligheden maar voor je) op de rand van mijn bed een halve fles sherry zitten opdrinken, om zo nog wat slaap af te dwingen. Dat ze uiteindelijk, in plaats van in de dood, in de waanzin zou vluchten, kon ik toen nog niet vermoeden. Een laatste citaat uit haar brief: ‘Voorlopig hou ik mij bezig met de ondervindingen in boeken oud en nieuw die ik vergelijk. [...] Hopelijk tot weder horen en succes verder, van een belangrijk mens voor de mensheid!’
‘...ondervindingen in boeken oud en nieuw die ik vergelijk’: die pet past jou en mij ook, maar voor het overige: je kunt godverdomme beter denken dat je Napoleon bent, en pochen dat je het inblikken van voedsel voor op het slagveld uitgevonden hebt!
Enfin, jij hebt altijd de nodige bescheidenheid betracht, als ik me niet vergis, bij je wetenschappelijke en literaire vorderingen; en al kan ik niet garanderen dat het je voor de waanzin behoed heeft, sieren doet het je wel. Dat mag, nu je vijftigste levensjaar z'n voltooiing nadert, toch wel eens gezegd worden? Vooruit, pak aan.
Graag had ik je, om het beeld van deze herfst te completeren, nog verteld over een bezoek aan mijn belastingconsulent, over wie ik te horen kreeg dat hij al ruim een half jaar dood was, terwijl we toch tot een paar dagen vóór mijn bezoek gecorrespondeerd hadden - uiterst levendig en vriendschappelijk - over een fout in mijn belastingopgave over 1982. (Oplossing: de weduwe had haar man, teneinde de praktijk - zolang deze niet verkocht was - voor leegloop te behoeden, een hele poos fictief in leven gehouden, o.m. door zijn stijl en handtekening te imiteren.) Een juweel van een chagrijnig verhaal - de kinderen moesten aan de telefoon de cliënten zeggen dat hun vader ‘uit wandelen was’, ‘op bezoek bij de inspecteur’, etc. - maar ik laat het er nu maar bij. Een verslag van dat bezoek hou je tegoed.
Zo'n brief kan een flinke tijd onderweg zijn; daarom feliciteer ik je maar alvast met je vijftigste verjaardag, waar we op dit moment van schrijven nog een vol kwartaal van verwijderd zijn. Gelukwensen moet ik je ook namens Mirjam. - Vergeet niet Eva van ons te omhelzen.
| |
| |
In de eeuwen sinds Dante is het ‘midden van de levensweg’ van 35 jaar naar 50 verschoven - althans voor dichters. Wist je dat? ‘Tobben of niet tobben, dat is de kwestie.’ Zoveel wist Shakespeare al.
Groet!
Adri van der Heijden
| |
Dooz'optestop
Aan Frans van der Heijden
Camping ‘Los Almendros’
Cami Capelláns, 32
08870 Sitges (Barcelona) España
Amsterdam, 5 juni '89
(maandagmorgen)
Beste Paco,
Vanmorgen op één Volkskrant-voorpagina de dood van Khomeiny, een sensationele treinramp in de Oeral, en het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede (de radio spreekt zojuist van 5000-7000 doden, botweg afgemaakt). Toe maar. En daarna werd jouw dikke expressebrief gebracht. Dat kon er ook nog wel bij.
Overigens, die brief - afgestempeld 1 juni - moet blijkens een krabbeltje van de postbode zaterdagavond al zijn bezorgd. Maar die halfblinde, altijd halfdronken conciërge van ons zet zo'n poststuk in het vakje tot na het weekend. Hij begint nu goed af te takelen en seniel te worden: hopelijk wordt hij binnenkort vervangen. Kan hij eens goed uitrusten en uitstinken, die ouwe. Enfin, toch een snelle beurt, vergeleken bij de andere post.
(Ik zou zo graag die conciërge, naar het leven getekend, opvoeren in Advocaat van de hanen, waar de familie Quispel van de Kloveniersburgwal naar een of andere componistenstraat achter het Concertgebouw verhuist. Gefundenes Fressen, die man, met z'n welgestelde en omkoopbare verleden als diamantslijper. Mr. Quispel maakt natuurlijk ergens, als hij de conciërgevrouw een bosje rozen aanbiedt, de opmerking: ‘Er zitten wel doornen aan, ze prikken, maar ze zijn niet als steekpenningen bedoeld.’ Of zo iets. Zonder dat de advocaat iets van 's mans verleden weet. Desondanks: de poppen aan het dansen, enz. Maar ik zal me moeten inhouden zolang hij hier in functie blijft - meneer B., wil ik maar zeggen.)
| |
| |
Opmerkelijke coïncidentie dat jouw campingchef Xavi heet, naar Xavier, wat ook de naam was van de verongelukte broer van F., mijn gedoodverfde Spaanse vertaler. Ik weet niet meer wat ik je erover vertelde: deze Xavier (het klinkt soms een beetje als Gabbiër of Gabber) was een tijdlang mijn ietwat exotische leraar wiskunde op het Joris. Ruim tien jaar later kwam hij bij een auto-ongeluk in Zuid-Amerika om het leven, - wat indirect de oorzaak blijkt van het niet doorgaan, voorlopig, van La vida en un día (is dit correct?). Als zijn manisch-depressieve jongere broer F. zich in een depressie stort, heeft dat met dat ongeluk te maken (deels), maar in een manische periode - zoals onlangs - houdt hij zich óók met de tragedie bezig: hij koopt dan, letterlijk, een emmer vol viltstiften en promoveert (zichzelf) van vertaler tot groot schrijver, die het leven van zijn broer in kaart gaat brengen. Daarnaast schrijft hij zo'n honderd gedichten op een dag, de meeste rijmend. Ik wil maar zeggen: nu hij - tijdelijk - geen vertaler meer is, maar zelf schrijver, blijft het vertaalwerk liggen. Het is te hopen, vooral voor hem, dat de emmer snel leegraakt.
Hoe dan ook: jij begint langzaamaan te wennen aan de maten en formaten van Spanje, dat grote land. (Dat overstuur raken door afwijkende formaten typepapier, daar trappen wij hier natuurlijk niet in. Werken zul je. Desnoods draai je een nooit eindigende rol doorgesneden kastpapier in de machine. Dan moet je te zijner tijd je manuscript persklaar maken op een bleekveldje.)
Ja, over die verwarrende postinstructies van mij had ik al van Hinde gehoord, die het van over de telefoon wist. Het woord ‘paniekzaaier’ vernam ik voor het eerst van onze jonggestorven neef Willy, toen hij krap vijf was. Niets heerlijker dan het zaaien van paniek. Als je paniek zaait, wat oogst je dan? That's for me to know, and for you to find out.
Wist ik veel dat jij daar in een eigen villa woont, met privé-brievenbesteller et cetera. Ik zie hem per Mobylette zijn eigen camping oversteken, opgetogener nog dan de ontvanger van de brief zelf. - Trouwens, dat de barkeeper zo familiaar koosnaampjes geeft aan jouw lappen hut (‘Villa Franca’) zet me ook aan het denken over je aperitief- en nightcapgedrag.
Over de verwaarlozing van je gebit ben je één en al berouw, dus dat hoef ik je niet ook nog eens in te peperen. Ik kan me voorstellen dat, na alles, de opluchting nu je werkenergie verdubbelt.
Het zou zonde zijn als je die ervaringen met hyperventilatie, en de eenzaamheid die er het gevolg van is, niet eens op de een of andere manier op papier vorm zou geven. Ik heb al wel eens ergens een boekje over het probleem aangekondigd gezien, maar dan gaat het weer om een of ander humorloos, slecht geschreven sociale academie-produkt, meestal ook nog geconcipieerd en in elkaar geflanst door iemand die het ‘van nabij’ heeft meegemaakt, ‘in mijn omgeving’. Jij kan
| |
| |
schrijven en, als ik me niet vergis, bij al die verschrikkingen nog de nodige zelfrelativering betrachten. Maar dan moet je me wel beloven dat je ook dat eenzame verhaal over de 46-jarige zwerver erin verwerkt. Verjaarsfeestje in de Utrechtsestraat, bij god.
Niemand verwacht overigens van jou dat je na zes weken of twee maanden met een compleet manuscript thuiskomt. (Ikzelf doe in twee maanden soms schrikbarend weinig, en ben dan al blij dat ik in ieder geval 'n beetje ben blijven doorklooien, zodat het contact met de materie niet verloren raakt. Leer mij de divan kennen.) Het voornaamste, dunkt me, is dat je een doorgang naar meer activiteit en groter gezondheid en stabiliteit hebt geforceerd (gecreëerd). De rest komt wel.
Mijn opmerkingen aangaande stijl et cetera, daar moet je niet te zwaar aan tillen. Ik kan ze nu eenmaal niet voor me houden - terwijl ik toch eigenlijk niets schoolmeesterachtigs heb of zo (of toch?). Hoe dan ook, ik had ze je beter in een later stadium kunnen doen geworden.
Toch kan ik 't niet laten nog even met je mee te gaan naar het mogelijke slot van je verhaal. Inderdaad niet gering wat je daar wilt. Naar de inhoud deugt het, lijkt me. Zo goor kan het leven(seinde) inderdaad zijn, al is het hier op literaire wijze op de spits gedreven, aangescherpt, - zoals het hoort. Denk aan Kafka's Joseph K., die aan het slot van Der Prozess zó als een hond wordt neergestoken, dat hij het gevoel heeft dat ‘de schaamte hem zou overleven’. En aan de consul uit Under the Volcano, die, na te zijn afgemaakt, nog even het kadaver van een hond achterna krijgt geworpen in het ravijn.
En wat de vorm betreft: bij zo'n slot kun je eigenlijk alleen maar kiezen voor de nuchter-registrerende, van alle versiering ontdane mededeling. Dat komt het hardst aan; en dat is toch de bedoeling, waar of niet?
Intuïtief heb je, om de goorheid van de dood te benadrukken, voor het juiste detail gekozen: de hondedrol. Net als je denkt dat het cynisme van de verteller, dat je door de omzetting van zelfmoord in dodelijk ongeluk als lezer toch al op het verkeerde been heeft gezet, is opgebruikt, kwakt de hoofdpersoon ook nog eens met zijn smoel in een hoop stront. Zo moet het. Maar, als je 't mij vraagt, smeekt deze apotheose om nóg een verheviging, een angel in de staart. Die angel heb je zelf al aangegeven: de afwezigheid van een diagnose. Je zou, helemaal aan het slot, in een uiterst nuchtere, ongeëmotioneerde (maar wel degelijk emotionerende!) mededeling moeten aangeven dat bij sectie op het lichaam ‘geen enkele afwijking werd aangetroffen’, tenzij zo iets onschuldigs als een kleine galsteen, of een kippebotje in de blindedarm.
Jouw Victor is dan het slachtoffer geworden van uitsluitend zijn angsten, en dat is een veel en veel sterker gegeven dan een daadwerkelijk zich manifesterend gezwel.
| |
| |
Bovendien zou je in het geval van die op niets stoelende angsten literair vorm kunnen geven aan wat jouzelf is overkomen - maar dan tot in de hel doorgevoerd.
Je ziet (als je dit goed leest) dat ik je niet mijn eigen ideeën en verzinsels zit op te dringen, maar dat ik zorgvuldig, met lancet en pincet, uit jouw romanslot haal wat er al in zat.
Dus, nog eens ten overvloede: als je er een sowieso ten dode opgeschrevene van maakt, denkt de lezer bij de zelfmoordplannen en ten slotte bij het ongeval: ‘Tragisch, maar ja: hij wás al ten dode opgeschreven. Het is een geval van euthanasie.’
Merk je, aan het slot van het slot, in ontnuchterende krantetaal op dat hij niets mankeerde, dan benadruk je pas echt de absolute zinloosheid van de dood in het algemeen en deze in het bijzonder, en verdubbel je het verscheurende ‘medelijden’ (in Aristotelische zin) van de lezer.
Dank voor de mij door jou toegekende status van ‘balletje-balletje’-speler. Als je zo begint, maak ik het expres allemaal nog ingewikkelder. Het is niet uitgesloten dat het oorspronkelijk als ‘D.t.t. Epiloog’ bedoelde De dag dat een muis uit mijn tandenborstel at... als een klein ‘deel 4’ (dus niet als Epiloog) uitkomt te zamen met Advocaat van de hanen, dat als ‘5’ genummerd zou moeten worden. Ongeveer in de verhouding Proloog (120 pp.): Vallende ouders (470 pp.), destijds in '83. De dag dat een muis... is immers een tamelijk afgerond geheel, en er zou alvast uit duidelijk worden in wat voor zaak mr. Quispel Albert Egberts ooit verdedigd heeft (denk aan Baartscheer, meer zeg ik niet).
Muis eindigt in de zomer van 1980, De hanen begint in het voorjaar van 1985 - een flinke sprong in de tijd dus, midden in het yuppietijdperk. Quispel, destijds nog werkzaam binnen een idealistisch advocatencollectief in de Staatsliedenbuurt (of was het de Pijp?) maakt nu aan de Kloveniersburgwal carrière als retorische strafpleiter. Albert is tijdens een gevangenisstraf van de heroïne afgeraakt, en begon in zijn cel - hij, de dichter zonder oeuvre! - te werken aan een toneelstuk bij wijze van postuum eerbetoon aan zijn gestorven jeugdvriend Thjum, die zich in Amsterdam immers als acteur had ontpopt.
Na zijn gevangenisstraf werkt Albert - ha! autobiografisch element! - verder in een van het Grondbedrijf gehuurde cel in het voormalige HvB aan de Amstelveenseweg. Hier krijgen Quispel en Egberts na al die jaren opnieuw met elkaar te maken. Q. immers vecht namens een aantal kunstenaars en hanekamdragers de voorgenomen ontruiming van het HvB aan.
Alberts stuk heet voluit: Benjamin. Zoon van de rechterhand en de rode hond, en is een ‘koningsdrama’ waarin wel zeer vrij gebruik wordt gemaakt van de historische gegevens die ons koningshuis heeft opgeleverd. Zo spelen de affaires Greet
| |
| |
Hofmans en Lockheed gelijktijdig! De jongste telg is een nakomer, een vrucht van onvolwaardig zaad, en heet Benjamin: een jongen dus. Hoewel hij drie zusters, allen gezond in tegenstelling tot hem, boven zich heeft is hij, zijn onvolgroeide gestalte en Klokkeluider van de Notre Dame-achtige lelijkheid ten spijt, de kroonprins. En dat terwijl hij zich gedraagt als een hofnar, aan wiens verstand men niet geheel ten onrechte twijfelt. Kortom, gekuip aan het Hof: de jongen moet ten stelligste ontoerekeningsvatbaar verklaard worden. - Voor het slot (laatste bedrijf) verwijs ik naar de gebeurtenissen in De slag om de Blauwbrug. Oudste zus heft hand in eed ten hemel, wil juist zeggen ‘Zo waarlijk helpe mij God’, en wat denk je? Komt achterlijk broertje de plechtigheid verstoren. ‘Mijn troon. Geef terug.’
Ondanks dit gegoochel met de historie zijn sommige vuiligheden wel erg duidelijk op nog levende historische personen gericht. Vragen in de Kamer na de première. Er hangt Albert Egberts een aanklacht wegens majesteitsschennis boven het hoofd. Quispel - voor hem een makkie - weet een veroordeling te voorkomen. Stuk wordt een succes, en Albert Egberts vestigt zich, niet zonder yuppiecynisme, als toneelschrijver. Ik kan je nog melden dat hij ook het libretto voor de openingsopera van het nieuwe Muziektheater op zich neemt, maar die heet (dank nog voor het tekstboek) natuurlijk niet Ithaka, met permissie. Daarover straks meer. Ik post dit deel van mijn brief alvast op weg naar mijn werkkamer.
Wordt vervolgd,
Adri
Aan Frans van der Heijden
‘Villa Franca’
Camping ‘Los Almendros’
Camí Capelláns, 32
08870 Sitges (Barcelona) España
Onderwerp: [Diverse onderwerpen].
Amsterdam, 5.VI. 1989 (II).
Beste Frans,
Dit is het vervolg. - Niets is heerlijker dan een brief al lezende te beantwoorden: dat versnelt de associaties. Zo doe ik met die van jou. Maar eerst nog even dit over Alb. Egb. als toneelschrijver (c.q. librettist):
Tijdens de handeling van Advocaat... wordt het Muziektheater gebouwd, in mijn
| |
| |
boek niet in de volksmond Stopera geheten, maar: Doos op de Stop, of, in één adem:
Dooz'optestop
Na verloop van tijd natuurlijk afgekort tot ‘De Dooz’, maar de scabreuze bijbetekenis is er voorgoed ingebrand. Als je een Amsterdammer aan het dagdromen wilt zetten, moet je zeggen: ‘En zaterdagmiddag zeker lekker in het ligbad?’
Hij: ‘Ja, heerlijk. En de vrouw erbij met de doos op de stop.’ In die richting moet je 't zoeken.
Onze advocaat heeft in zijn buurt een componist wonen (denk aan Peter Schat) die de opdracht tot het schrijven van een openingsopera heeft gekregen, maar nog een goede librettist zoekt. Door bemiddeling van Quispel komt hij aan A.E.
Uitweidingen over de voortgang van de opera worden aan het hoofdverhaal gekoppeld. Geeft me tevens de gelegenheid 's wat satirische registers open te trekken, want de aangetrokken regisseur bijv., dát is me 'n être! Allejuuses!
Albert ontwerpt een operatekst in vijf bedrijven, of zeven, die op z'n minst een avondvullende opera zal moeten opleveren. Ik moet eerlijk bekennen dat ik gejat heb uit het materiaal dat oorspronkelijk voor John Borstlap bestemd was, maar die kon zo'n groot stuk voorlopig toch niet aan. De componist uit mijn roman waarschijnlijk wél, maar hij krijgt de kans niet. Door oerhollands bezuinigingsgekrakeel wordt de opdracht omgezet in een opdracht tot het schrijven van een (opera) éénakter. Ergens aan het slot van het boek wordt de Doos geopend.
Tot zover de ‘achtergrondhandeling’.
Ik zit intussen - het is namiddag - in coffeeshop Meuwese aan het Rokin, die wij altijd coffeeshop Het Molentje noemen vanwege de miniatuurmolen op het dak van een pandje vlakbij. (De voormalige souvenirwinkel, nu ‘Diamond Factory’.) Een meisje, waarschijnlijk een Amerikaanse toeriste, heeft haar enkel verstuikt, en 1/2 Amsterdam bemoeit zich ermee, incl. personeel coffeeshop. Ze heeft nu een kletsnatte wafeldoek om haar zwellende pootje, en lacht alweer door haar tranen heen. Ze wisselt zelfs adressen uit met de wildvreemde jongen die haar na haar struikeling naar een terrasstoel geleid heeft. ‘Hoe ik mijn penpal leerde kennen.’ Ach ja, de liefde bedient zich ook van de kreupele pionnen.
Voor jou valt er natuurlijk weinig ondeugends te ondernemen daar, nu camping en stadje nog zo leeg zijn?
Kijk, nu probeert ze op te staan - en opnieuw springen de pijntranen te voorschijn.
Ze zit alweer.
| |
| |
Dit wordt natuurlijk een kortere brief dan z'n voorganger. (Je schrijft overigens niets over een brief van Minchen. Mogelijk ontvang je die met enige vertraging: hij is niet per luchtpost verstuurd. Ik dicteerde M. jouw adres uit het hoofd - hopelijk correct. Toch geloof ik dat er een foutje ingeslopen is. Camí de Capelláns (sic!) - dat zou kunnen.) Al 'n paar weken loop ik rond met de gedachte jou als adressant te ‘misbruiken’, zoals ik dat noem, bij het uittesten van een verhaal. Enige tijd geleden deed ik dat ook met de eerste versie van een uiterst erotisch (literair-pornografisch) hoofdstuk uit m'n Advocaat... - en nog wel bij een DAME!
Nu wist ik natuurlijk dat deze dame, die trouwens op de ‘De tand. tijd’ is afgestudeerd, ten zeerste geïnteresseerd is in masturbatietechnieken etc., zoals ze mij al eens n.a.v. De gev. driehoek per brief bekend had. Zo weet ik van haar dat meisjes zich zowel van ‘linksdraaiend’ als van ‘rechtsdraaiend’ genot bedienen. Ik leer nog elke dag bij.
Bedoeld verhaal wil ik al sinds begin dit jaar schrijven. Het is geënt op de geschiedenis van onze verongelukte neef Willy en zijn niet minder tragische vader. Natuurlijk heb je ze al even in De gev. driehoek zien verschijnen, op de begrafenis van Egb. Egberts; er wordt op die plaats ook uitgeweid over het wielrennen. Welnu, ik zou daar mijn vergrootglas boven willen houden, om de geschiedenis gedetailleerder en dwingender nog eens afzonderlijk te vertellen. Niet te zeer naar de ware gebeurtenissen getekend, dat hoeft niet. Publiceren zou natuurlijk evenmin kunnen op kortere termijn, maar dat is ook niet nodig, het gaat me om het vasthouden.
Maar misschien ben jij niet de juiste (te misbruiken) adressant voor een dergelijk verhaal: (1.) Het zou jouw eigen verhaalbesognes in de weg zitten; (2.) jij bent te goed bekend met de (familie)materie.
Toch moet het geschreven worden. Ik zie wel.
Amsterdam, 6 juni '89 (inmiddels)
We overwegen mama voor 1 à 2 weken mee te nemen naar Frankrijk. P.W. durf ik niet aan; hij zou het zelf ook niet aandurven.
Probleem: de reis gaat per bus. Weliswaar een vast op de weg liggende slaapbus, geen stinkende stadsbus, maar toch... een bus.
We hebben het haar nog niet voorgesteld. Maar het moet er toch eens van komen. Straks is ze te oud om mee te doen aan dergelijke troepenverplaatsingen. Ook een probleem is dat ze alleen terug zou moeten, - wat weer gecompenseerd wordt door de heenweg samen met ons, waardoor ze in ons gezelschap vertrouwd kan raken met een dergelijke reis.
| |
| |
Mirjam heeft zojuist gebeld om te vragen of er überhaupt nog plaats is in de bus op onze vastgestelde vertrekdatum (6 juli). Straks wordt ze teruggebeld. Pas daarna gaan we met het voorstel naar mama. Ik hou je op de hoogte.
Vanmorgen bij de post een uiterst gunstige (ingehouden juichende) reactie van Ary Langbroek op mijn ‘deel 4’-plannen. Najaar 1990 - maar dat vertelde ik je natuurlijk al - willen ze t.g.v. hun 75-jarig jubileum (ze = Querido) het ‘Verzameld werk van Patrizio Canaponi’ uitgeven in één band onder de titel De Gazellejongen. In totaal verschijnen er, geloof ik, zes van dergelijke jubileumuitgaven. Ik heb er wel zin in, in dat herschrijven en - vooral - uitbreiden. De draaideur zul je nauwelijks terug herkennen.
Beste jongen, - maak je niet te sappel over terugschrijven. Mijn brieven hoeven niet per se beantwoord te worden. Ik schrijf ze met plezier om jou wat post te bezorgen in je (redelijk comfortabele) afzondering van God en de wereld. Schrijf alleen terug als het je tot opstapje kan dienen naar geconcentreerder proza aan je tafeltje onder de Spaanse hemel.
Denk erom: Hinde is in aantocht, dus werk tot die tijd zo hard mogelijk, dan kun je vervolgens met haar vakantie houden.
Je Adri
P.S.
Ik denk aan een overwegend zwart-wit omslag: de contouren van een advocatentoga (zwart tegen wit) met daarin uitgespaard (wit) de onvermijdelijke bef. Beneden aan de toga zouden de kleuren van de scheurletters die van een haan moeten zijn: rozerood, roodbruin, gespikkeld wit, etc. - Maar ik mag geen te grote bek hebben, want er is nu al een omslag vernietigd.
|
|