De Revisor. Jaargang 23
(1996)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
IIk kus, dus ik ben, zoiets moet Rodin in gedachten gehad hebben toen hij tussen 1886 en 1898 bezig was om het definitieve beeld van de liefhebbende mens uit te drukken. Zo trefzeker dat het de uitbeelding van de kus in onze verbeelding voorgoed heeft vastgelegd. Een ontroerend archetype dat zich tussen kunst en kitsch kennelijk heel goed thuis voelt. Ouderwets Michelangesk bloeien de subtiele vormen van een liefdespaar uit dat al te ruwe, plompe brok steen. Dit in een versteende activiteit verwikkelde paar is in hun aandoenlijke marmeren bestaan verdoemd te leven als het hoogtepunt van een beeldhouwkunst die het negentiende-eeuwse lichaam wil uitdrukken. Als Brancusi een jaar of tien later in onze eeuw zijn kus vorm geeft, bezegelt hij voor lange tijd het lot van Rodins kus als beeldende topos. Brancusi's kus is een modernistisch antwoord op die al te letterlijke verbeelding van Rodin. Geen open en geëngageerde blik op de naakte lichamelijkheid maar het lichaam als uitdrukking van een artistiek programma. Er klinkt een laatste echo van Rodins zware lichamelijkheid op, maar omdat Rodin de weg naar het twintigste-eeuwse lichaam afgesneden heeft, laat Brancusi het lichaam voor wat het is. Zich niet meer bekommerend om het ademende, levende vlees dat Rodin hem heeft ontnomen neemt hij wraak en pint het lichaam vast in een gesublimeerde abstracte vormentaal. Verdwaald in hun modernistische zoektocht, dringt hij ons zijn dodelijke dogma's op en vernietigt hij het lichaam als lichaam. Als compenserende herinnering aan wat eens was maar nooit meer terug mag komen fixeert hij een vervreemdend mensbeeld in een vernauwende abstracte esthetische codering en een nerveuze formele vernieuwingsdrang. Zo krachtig is zijn optreden geweest dat het de bevrijding van het hedendaagse lichaam uit de retorica van de moderne kunst bijna de hele twintigste eeuw in de weg gezeten heeft. De moderne beeldende taal laat het lichaam in de steek en de kus verdwijnt in de kitsch. Er is geen evenwicht meer tussen ‘het eeuwige’ dat behangen zou moeten worden met ‘het vergankelijke, het vluchtige en het toevallige’ zoals Baudelaire het graag zag. Er is voorlopig geen plaats meer voor het naakte lichaam als een beeldende topos. | |
[pagina 90]
| |
II
To Catch a Thief
Op het eerste gezicht zit het hedendaagse, moderne lichaam nog steeds in de configuratie van Rodin gevangen. De moderne kunst weet nog altijd niet wat het met het hedendaagse lichaam aan moet. Baudelaire beweerde dat de moderne kunst uitdrukking moest geven aan het hedendaagse leven, maar het negentiende-eeuwse paar van Rodin functioneert onverminderd als toetssteen voor het ultieme, kussende lichaam. Overal elders functioneren de verbeeldingen van het kussende lichaam slechts als uitdrukking van een artistiek programma. Dat is vreemd, want Rodins kus wordt in zijn extase vooral gevoed door een intense seksuele schaamte. Maar het hedendaagse moderne lichaam kan daar niet mee uit de voeten. Het laat-twintigste-eeuwse lichaam spreekt de taal van de narcist. In zijn vrijage is het de schaamte voorbij en wordt tegelijk opgezweept door het besef dat er een voyeuristische kijker aanwezig is. Ik kus, word bekeken, dus ik besta. In jezelf gekeerd zijn, maar tegelijk opgenomen worden in de lichamelijke vereniging met je spiegelbeeld en je dan ook nog eens bewust zijn dat je door een derde bekeken wordt. Als dat het beeld is van een hedendaagse vrijage, dan is er geen lichaam dat Baudelaire beter begrijpt dan een dat de taal van de pornografie spreekt. Het lichaam dat in de beeldende kunst optreedt is nog steeds gedoemd zich naar de grillen van een artistieke gimmick te voegen. De regels van het spel schrijven voor dat er vorm gegeven moet worden volgens een vooropgezet artistiek concept. Het filmische lichaam van de pornografie heeft zich daarentegen bevrijd van de blik van de kunstenaar en zichzelf ontdekt. Zoals het paard aan het einde van de vorige eeuw dankzij de fotografie uit zijn verkrampte stilering werd bevrijd, heeft het menselijk lichaam zich via de pornografie aan de misvormende greep van de schilderkunstige en beeldhouwkundige bewegingsleer weten te onttrekken. Geen erotische activiteit die zozeer aan de mystiek en het sublieme appelleert als de pornografische kus. Hij roept het lichamelijk beleven van de liefde op, maar houdt zich verre van de vulgariteit van de coïtus. Waarschijnlijk dankt de kus zijn aantrekkelijke roep aan het simpele feit dat er, inderdaad, geen fatale genitale consequenties aan verbonden hoeven worden. De pornografische kus is intens verbonden met de religieuze kus die de erotische extase van de goddelijke vereniging uitdrukt. | |
IIIDe pornografische film heeft met het lichaam ook de kus bevrijd. In de normale film functioneerde de kus lange tijd als een stoplap om alle onzekerheden, alle onduidelijke bewegingen en vooral het verraad aan het lichaam als lichaam mee af te leiden. In de klassieke film is de kus binnenste buiten gekeerd, als een excuus, een aanduiding voor het naakte lichaam dat niet getoond mag worden. Tegelijk is de kus zelf nog onzichtbaar ook en wordt als het ware weggewerkt. Alfred Hitchcock is de absolute | |
[pagina 91]
| |
meester in het verbergen van de kus achter de subtiele bewegingen van de schouder en de armen. Het lichaam is in zijn film niets anders dan een subtiel choreografisch gestuurd kledingstuk dat menselijke eigenschappen vertoont. De archetypen uit deze klassieke cinema worden later in de scenario's van de moderne filmer Jean Luc Godard weliswaar echte schilderkunst en sculptuur, maar blijven uiteindelijk toch trekpoppen. En, net als bij Hitchcock, is de preutsheid met betrekking tot de kus groot. Maar waar het bij de een zuiver en alleen Britse schijnheiligheid betreft, is het bij Godard een poging de cartesiaanse helderheid in zijn avonturen onder te brengen. Descartes heeft de kus als mystiek instrument bijna ideaal geformuleerd. Onder zijn analytische blik is de kus tevens graadmeter geworden voor iets anders, iets hogers, en wordt de kus in meer rationele termen beschreven, opdat hij zijn mystieke onschuld zal verliezen. Onder invloed van zijn Discours de la méthode, die de handleiding werd voor een nieuw wereldbeeld, werd de kus nu de plek waar ratio en gevoel elkaar kruisen. De gevoeligheid van de tong zal voortaan door Descartes geprogrammeerd worden, alle papillen worden in een systematiek ondergebracht. De verschillende coördinaten gaan de fysieke en sensuele functies van het lichaam reguleren en activeren. Ondergebracht in dit rationele schema blijkt de kus een trigger, een interface, die de elkaar aftastende papillen activeert en zo het lichaam puntsgewijs in kaart brengt. De cartesiaanse kus is allerminst een virtuele aangelegenheid. Het is een vlijmscherpe analyse van de kus, runtime en time-based. De kus op het scherp van de snede: als rationeel meetinstrument voor het lichamelijk functioneren is het tegelijk een fragiele thermometer, een precieze analysator van onze gevoelens. | |
IVOp Bronzino's Allegorie uit 1546 staan Venus en Cupido in het volle licht in een kus verstrengeld, met Jaloezie, Bedrog en natuurlijk de Tijd als vervaarlijke, duistere achtergrondfiguren. Licht en schaduw zijn niet alleen in artistieke termen geformuleerd maar duiden de verschillen tussen het onder- en het bovenlichaam en hebben een onverhuld morele ondertoon. Het hedendaagse lichaam ontbeert vooralsnog een dergelijke morele probleemstelling omdat het nog bij moet komen van zijn overwinning op de modernistische esthetiek die onze eeuw heeft geterroriseerd. Het door de kunst afgeschreven lichaam moest in de pornografische onderwereld zien te overleven. De modernistische dictatuur van de goede smaak meende het simpele lichaam gebrandmerkt en definitief verworpen te hebben. Aangestoken door de behoefte aan een artistieke toetssteen werd het lichaam opgeofferd, want het kubistisch, vitalistisch, dadaïstisch en anderszins mis- en vervormde lichaam moest per se zegevieren. Nu de legitimiteit van deze theorieën plotseling verdampt is, komt het lichaam ongeschonden en zonder gêne uit zijn ballingschap terug. Kunstenaars mochten dan de indruk hebben het lichaam definitief verminkt en van de onschuld ontdaan te heb- | |
[pagina 92]
| |
ben, in de pornografie, achter de facade van indifferentie, heeft het lichaam overleefd. Dat de kunst uit rancune dit lichaam nog steeds niet wil herkennen en nu in de digitale vervormingen haar gelijk zoekt - zoals ook de kitsch het lichaam als een fondant blijft aflebberen - doet daar weinig aan af. Jean Daniel Cadinot is een van die pornografen die het lichaam uit zijn gevangenschap hebben bevrijd. Deze typisch Franse cartesiaan heeft de terreur die de artistiek aandoende abstracte vormen op de voorstelling van het menselijk lichaam hebben uitgeoefend, bestreden door uit het massieve rotsblok van Rodin tenslotte weer lichamen van vlees en bloed te stileren. Terwijl de dogmatici zich blindstaarden op de scherven van de kapotte postmoderne spiegel, toverde hij bevrijde lichamen tevoorschijn. En waar Rodin de kus nog tegen de blikken van de buitenstaander beschermt, geeft Cadinot alles aan de openbaarheid prijs in beelden die, ook als ze op het punt staan naar een pornografische ontknoping af te glijden, artistiek volkomen volwaardig zijn. Cadinots tedere beweeglijkheid meet zich in een breekbare voorstelling met de volgroeide, immobiele lichamelijkheid van Rodin. In het consumeren van hun kus blijken de jongens die hij filmt de sfeer van de pornografie te gebruiken om af te rekenen met de dictatuur van de avant-garde kunst. De pornografische akt sublimeert in een artistiek programma, waarbij alles wat sinds Brancusi door de modernistische vormen aan onze lichamen is ontstolen hier, in een enkele beweging, weer terug op z'n plaats valt. |
|