verraderlijke twijfel, die destijds resulteerde in Scarletts fatale val van de trap. Ik probeer dat onheilspellende beeld te verdringen, hoop dat desnoods mijn oom binnenkomt.
‘O, Rhett! I think I love you,’ zegt ze en ik wil antwoorden met ‘We belong together, being the same sort,’ maar merk dat ik haar reeds in mijn armen draag, de brede trap op. Ik verstar van schrik. De film is te ver gevorderd. De fatale afloop onontkoombaar.
‘What's the matter, Rhett?’
Ik zwijg, maar dan merkt ook zij dat wij bijna bovenaan de trap staan. Ze kijkt me triest aan. Ik probeer te huilen.
‘Stil, Walter. Ik weet het. Het is een oud scenario. Jij zult me verlaten en ik zal eenzaam achterblijven, overgeleverd aan de grillen van je oom. Ik zal verbitterd raken en je nooit meer willen zien.’
‘Zeg dat niet, Esther. En je vergist je. Het scenario was anders. Bovendien, je kunt hem toch verlaten. Je zou met mij mee kunnen gaan.’
‘Waarheen? Waarheen kan een vrouw gaan met een jongen van zestien?’
Ik zwijg.
‘Luister, ik ben niet het type om me roekeloos in een avontuur te storten En jij ook niet, Walter. Dit hele spel dat wij hier opvoeren is tekenend voor onze povere instelling. Een van ons zou over een heroïsche dosis daadkracht moeten beschikken. Bovendien zul je andere vrouwen tegenkomen, jongere...’
‘Ik wil geen andere vrouwen tegenkomen.’
‘Doe niet zo naïef.’
Ik zweer mijn tante trouw, maar zij gelooft me niet en ik raak verstrikt in zinsbegoochelende, al te volwassen klinkende formuleringen. Ik doe pogingen haar vertrouwen terug te winnen met een betoog over de betrouwbare solide kus, de belofte van een monogame kus, maar zij lacht me faliekant uit.
‘Hou op! Dat zijn allemaal woorden! En ik hou niet van solide kussen. Begrijp je dat dan nog niet? Hoe kan een vrouw van mijn leeftijd nog in een betrouwbare kus geloven? Walter, je bent lief, maar onnozel. Wat weet jij van de liefde?’
‘Wij zien dezelfde films.’
‘En ervaren wij dezelfde liefde?’
‘Ja natuurlijk.’
‘Onzin Walter, mijn filmervaring strekt zich uit tot ver voor je geboorte. Ik was twaalf toen jij ter wereld kwam. O, wat een ondraaglijke gedachte.’
De laatste tijd begint zij steeds vaker over ons leeftijdsverschil en verwacht van me dat ik die psychologische kloof van twaalf jaar bagatelliseer. Dat ik zal zeggen, dat met elke film die we zien de kloof smaller wordt. Dat we per film gelijkwaardiger worden.
‘Ik hou van je, Esther. Ik ben nu oud genoeg om van je te houden als een man.’
‘Daar twijfel ik niet aan, Walter, maar...’
‘Maar wat? Ester, wat? (...) Waar twijfel je wel aan?’
‘Laat maar.’
‘Wat laat maar?’
‘Bewijs je liefde en vergeet onze voorgeschiedenis.’
‘Welke voorgeschiedenis?’ vraag ik, maar de ironie ontgaat haar en ze antwoordt: ‘Vergeet onze familieband, vergeet je moeder. Ja, vergeet vooral mijn zus.’
Dan draait ze zich om, trekt zich terug in de schamele keuken van een herberg en fluistert: ‘Laten we opnieuw beginnen.’ Verbaasd staar ik naar haar metamorfose: haar vlammende, mediterrane oogopslag doet in niets meer denken aan de helblauwe kijkers onder de douche. Destijds.
‘En wat doe ik?’
‘Ach, jij bent gewoon een passant,’ zegt ze en duwt me hardhandig naar buiten.
‘Is dat geen ondankbare rol?’
‘Niet zolang je knap, gebruind en robuust bent. Zulke passanten koester ik.’
‘Jaja koesteren, maar doe je ook open wanneer ik aanbel?’