| |
| |
| |
Maurice Rieken
Op Lizana!
Ik arriveerde vroeg in de ochtend boven op het landgoed, waar, gesitueerd tegen een heuvel, zich de witte villa van meneer Boyles bevond.
In de tuin, die in de vorm van een halve maan aan de voorkant om het huis liep, vanwaar je op Lizana als een vorst kon neerkijken en waarvandaan alles onbeduidend klein leek, stonden de twee populieren, die, weliswaar nu door een sneeuwlaag gekroond, in de zomer schaduwen legden die reikten tot de beide uiteinden van het grasperk.
Hier konden we dromen wanneer we dat maar wilden. En mocht het tegen het vallen van de avond plotseling nevelig worden, de bergen rondom Lizana in reusachtige schimmen veranderen, de populieren in afzichtelijke monsters, dan wisten we dat we daar niet bang voor hoefden te wezen, dat de volgende dag de lucht weer opgeklaard zou zijn.
De wortels van bomen zitten zo diep en met talloze vertakkingen in de grond verstrengeld, dat het ondenkbaar is, dat ze zich ooit eruit zullen losweken en voortbewegen.
Op de tafel trof ik een briefje aan; ik herkende haar strakke handschrift. Ze vroeg me alvast theewater op te zetten, en tevens deelde ze me mee, ‘aangezien je wel reuzenhonger zult hebben’, dat ik kon pakkken wat ik maar wilde.
Besluiteloos keek ik naar buiten, naar een verwilderde kat rennend naar het onder de verse sneeuw bedolven grasveld, verdwijnend in de struiken; witte vlokken dwarrelden daarbij op, vogels vlogen er angstig door weg, streken verderop weer neer, nog waakzamer dan daarvoor.
Alsof ik ooit honger heb, dacht ik met ongenoegen, of ik een uitgemergelde soldaat ben of zo, die geravitailleerd moet worden.
Precies op tijd kwam Anna uit haar slaapkamer te voorschijn. Ze droeg een sobere beigegekleurde peignoir waarvan ze het koord zo vast om haar middel had gebonden, dat hij als een korset langs haar magere lichaam reeg. De teint van haar slaperige gezicht was van een zachtroze blankheid; haar lange gitzwarte haren waren opgeknoopt en er was een blauw lint door gevlochten: met het korte haar en haar ranke lichaam had ze eerder iets weg van een jongen.
Ze leek een beetje op de twee marionettepoppen die ik de week ervoor in de stad had zien dansen, waarvan de een Jowin heette en de ander Zevin werd genoemd. De marionettenspeler liet ze ook erbij praten. (Maar dat was hij gewoon zelf! Daar moet je zo mee uitkijken tegenwoordig.) De mensen keken bewonderend toe hoe hij de poppen met zijn koorden bedwong. Toen de voorstelling was afgelopen, werd er beleefd door ze geapplaudisseerd; geld werd in de mutsen van de poppen geworpen, en iedereen ging weer zijns weegs.
- Dag duifje, begroette ik haar blijmoedig.
- Doe niet zo raar, zei ze met een beschaafd gaapje, haar gazelleogen daarbij neerslaand.
Ik zou vier dagen bij haar blijven. Totdat meneer Boyles en Vera weer van hun bliksembezoek uit Amerika waren teruggekeerd. Erg veel langer zou ik ook niet willen, daarvoor is ze me net iets te saai, zoals bijna alle mensen, log en traag.
- Heb je al gegeten?, vroeg ze, terwijl ze me op een wang kuste.
| |
| |
- Ik heb geen honger.
Ze waarschuwde dat ik veel te mager werd... Straks ben ik nog magerder dan zij, dacht ik, wat een prestatie zou dat wezen, eindelijk ook iets bereikt in mijn leven! En daarvoor hoef ik niets te doen, het gaat gewoon vanzelf - want wat je met nietsdoen zoal kunt veroorzaken, goh, daar sta ik soms zelf van te kijken...
Op een houten plank sneed ze brokken af van een bruin brood die we vervolgens droog opaten.
- Ben je blij dat ze weg zijn?, vroeg ik. (Haar zus Vera liet zich in Amerika, ik geloof Kansas City, of anders Boston, bij een universiteit inschrijven.)
Ze schudde ontkennend met haar hoofd. Een poosje staarde ze in zichzelf gekeerd naar de plank waarop het brood lag, daarna vroeg ze me: - Denk je dat ze er voor lange tijd zal willen blijven?
- Ja, ik denk het wel, antwoordde ik.
Ze stond op; uit de koelkast pakte ze een fles melk; toen ze terugliep, zei ze onverwacht resoluut: - Ik hoop dat het niet doorgaat, het is niets voor Vera, ze kent daar niemand, terwijl ze hier zoveel vrienden heeft, ze zal zich er doodongelukig voelen.
- Tja, ik zou ook nooit voor Amerika kiezen, loog ik, mij lijkt Amerika een afschuwelijk land, daar ben ik heel eerlijk in, allemaal veel te modern.
- Ach, ze weet zelf niet wat ze wil, weet je wat ze gisteren opmerkte? Dat ze ook wel naar Australië zou willen!... Australië!...
Een paar armzalige woorden waren voldoende haar tot tranen te vervoeren; ze lagen al op mijn tong klaar toen ik ze nog juist op tijd wist in te slikken... Die arme Anna, dacht ik, ze denkt werkelijk dat Vera zich in een groot ongeluk gaat storten, dat ze zich onder haar eigen onbezonnenheid zal laten verpletteren, eens niet onder die van een ander... Maar je kunt ook zo denken: al die zorgen voor een naaste, het is ook wel mooi, heeft ook wel weer iets ontroerends, iets vertederends, ik bedoel dat Anna zoveel om haar oudere zus geeft...
Waarom houdt eigenlijk niemand van mij? (Dit is uiteraard maar een grapje. Want er zijn ook mensen die van mij houden, teveel om op te noemen.)
Anna heeft Vera altijd verzorgd; ze was dan wel ruim een jaar jonger dan haar zus maar ze gedroeg zich als haar moeder. Toen ik door meneer Boyles, de eigenaar van de dozeninpakfabriek, de enige fabriek in Lizana, waar ik werkte, voor het eerst, vanwege een of ander klusje in huis, naar boven werd meegenomen, dacht ik beslist dat ze huishoudster was. Het was toen nog hartje zomer.
Ik sprak met Vera af, de eerstvolgende zondag, met haar naar de bioscoop te gaan. Ze droeg schoenen met dunne hoge hakken; diende daarbij uit te kijken; ik zei er overigens maar niets van; dat ze niet over haar absurd wijde broekspijpen struikelde, die weer in de mode waren. Na de film gingen we nog wat aan de bar zitten. Ze stak een sigaartje op dat ze in een speciaal plastic kokertje had gestopt. Ze bood me er ook een aan, die ik beleefd afsloeg.
Ik hoorde toen voor de eerste maal van haar plan, om in Amerika te gaan studeren.
- Ik verheug me er zo op, vertelde ze. Fantastisch lijkt me dat, een heel nieuw land te ontdekken.
- Je bent Columbus niet, zei ik smalend.
- Over een maand ga ik met mijn vader erheen. We gaan een aantal universiteiten bekijken. De leukste pakken we!
- De leukste?
- Natuurlijk, het moet wel een gezellige stad zijn. En ik wil in een huis wonen met een grote tuin zodat er kippen in kunnen rondscharrelen.
- Kippen?
- Ja, en ik wil ook een geit en katten; enz...
Anna en Vera mochten dan op het eerste gezicht twee totaal verschillende wezens lijken, ze waren dat geenszins. Daarom kon Vera rustig weggaan, want dan was altijd Anna er nog, tenzij je zelf ook zou vertrekken, want wanneer je zelf verdwijnt, in welke vorm dan ook, verandert nou eenmaal alles, dat is tenminste altijd nog zo geweest. Vandaar dat de dood zo'n schokkende gebeurtenis is in een mensenleven.
| |
| |
Alleen achteraf zijn de dingen duidelijk, dan is alles logisch, krijgt alles verband. Daarom is ook de dood de ultiemste vorm van duiding. Voor de ander weliswaar, als die er wat aan zou hebben, want zelf heb je aan je eigen dood niets, je bent immers dood! Ik geloof dat om deze reden het leven geen zin heeft: omdat als je dood bent, je niets meer weet, terwijl dit bewustzijn als je niet dood bent, je leven juist vergalt. Maar het zou ook niet andersom kunnen wezen, aangezien het leven dan de dood zou zijn en de dood het leven, en er dus nog niets zou zijn veranderd. Zoals de stand van zaken nu is lijkt het me dan ook veruit het beste gewoon door te blijven leven...
Aangezien Anna niet van praten hield, zweeg ze vaak. Al die dagen zijn we niet van het landgoed afgeweest. We hadden voedsel voldoende in voorraad voor minstens drie maanden. Ze was bevreesd voor grote mensenmassa's, zoals je die in warenhuizen aantreft en in opinies. Ik vond het best, de rust kwam me goed van pas, het was het enige waar ik nog echt van kon genieten, hoewel we beiden tevens van klassieke muziek hielden. Onze favoriete componist was Gustav Mahler; gelukkig maar, hij was namelijk de enige van wie Anna een plaat bezat. Na drie dagen hadden we zo vaak Mahler gehoord, dat we hem prachtig vonden. Ondertussen kletste ik er wel op los. Over mijn jeugd met name, want daar kon ik maar geen genoeg van krijgen. (Net als Anna heb ik geen moeder meer. Maar ik zal daar niemand mee lastigvallen. Opeens was ze weg.)
- Ga je de haard aanmaken, vroeg ik verwonderd, toen ik haar op de eerste dag dat ik bij haar was met blokken hout zag slepen, waarom zet je de verwarming niet iets hoger als je het koud hebt?
- Een haardvuur aan is altijd gezellig, antwoordde ze.
Zo gezegd, zo gedaan.
We lagen even later samen op de grond. Met mijn neus drukte ik de op mijn gezicht kietelende sprietjes van het tapijt plat. Wanneer ik recht vooruit keek, over de toppen van misschien wel miljoenen wollen pluisjes heen, waande ik me ingesloten door evenzoveel dwergen, precies als Gulliver dus... Zo lag ik in de zomer op het gras; denkend: wat zal het daaronder gonzen, wat een inferno! Het liefst had ik een hoeveelheid aarde als een deksel willen optillen, om naar het vuur te kunnen kijken, het geschreeuw te kunnen horen.
Ik vertelde haar over de dag, toen ik voor het eerst in levende lijve een stad zag, een echte stad. Zoals je ook echte gevoelens hebt. Het liefst met een bedrijvige haven eraan. Wat ik er nou zo fascinerend aan vond, weet ik ook niet. Dat is het terrein van de psychologie.
- Zeg jij er eens iets op, Anna, vroeg ik plotseling, wat heb ik toch met steden? Zou het de afleiding en verstrooiing zijn die ze je volop bieden?
- Ik weet het niet, antwoordde ze geschrokken.
- Zal ik dan maar stoppen?, vroeg ik.
- Nee, ga door. Zolang je maar de waarheid spreekt.
- Alles is waar!, zei ik zelfverzekerd. Nog steeds heb ik geen woord gelogen. Het is nu alleen de vraag, of ik dat tot het einde toe volhoud. We zullen zien.
Ik vertelde verder, maar binnen vijf minuten stond Anna weer op en wandelde naar de open haard.
- Je moet niet telkens weglopen, riep ik haar geïrriteerd na, ik begin net de smaak te pakken te krijgen. Of zal ik een ander verhaal vertellen, over mijn moeder bijvoorbeeld, die op mijn tiende opeens spoorloos verdwenen was. Nog geen briefje liet ze op tafel achter!
- Nee, je moet eerst het oude afmaken, voordat je aan het nieuwe begint, zei Anna.
- Dat is zo, zei ik instemmend, toen ze terugkwam met een moeselienen cape om haar schouders; daarom vertelde ik verder...
- Ik kom zo terug, verschoonde ze zich ongeveer tien minuten later, laat me eerst het vuur aanhouden.
| |
| |
Het vuur knerste en knarste. Op haar knieën zat ze voor de haard, op het witte handgeknoopte Turkse tapijt en verplaatste er met een gietijzeren pook een blok hout. Plotseling spatten enkele vonken uit de haard op het tapijt.
- Je moet de kap ervoor houden, riep ik nog.
- Oh, het gaat helemaal fout!, gilde ze... Enkele vonken waren op het tapijt geslagen en erin geschroeid.
Met het scherm sloot ik vlug de haard. Anna snelde naar de keuken en keerde terug met een natte lap waarmee ze als een bezetene over de wol begon te wrijven. Ze geloofde zo de vlekken te kunnen verwijderen.
- Wanneer je zo hard wrijft, wakker je juist het vuur weer aan, grapte ik... Ze sloeg haar door spijt verteerde ogen even naar mij op; mijn woorden waren niet goed tot haar doorgedrongen, ze bleef driftig doorvegen... Dat heeft geen zin, vervolgde ik, het vuur is erin geschroeid, zo is vuur nou eenmaal.
Ze stond nu op; de doek gooide ze terneergeslagen over de zwarte brandplekken heen. Daarna wierp ze me een verwijtende blik toe of het allemaal mijn schuld was.
- Misschien hebben ze wel een of andere diepere betekenis, probeerde ik nog. Daar houd je toch zo van, Anna, van die mysteries, of nu niet meer?
Ze ging er niet op in; ze zuchtte slechts. Zonder iets te zeggen keken we naar de vlekken, naar de natte dweil, en het vuur in de haard. Het vuur dat nog steeds knerste en knarste...
Anna hoefde zich nooit te manifesteren. Ze keurde niets openlijk af, ofschoon ze wel zeer zorgelijk kon zijn. Die twee hebben dan ook niets met elkaar te maken. Eigenlijk vond ik die reserves bij haar wel jammer, want niets is zo leuk, als ergens eens flink op af te geven. Dat lucht enorm op.
Ze was religieus, zonder dat iemand haar daartoe gedwongen had. Maar laten we eerlijk zijn, er bestaat geen krachtiger wapen als de naastenliefde dat soms zijn kan, zoals het christendom die predikt; je voelt dan het geloof, het onontbeerlijke geloof.
Twee dagen achtereen had ik niets gegeten, uitsluitend een bakje aardbeien en wat stukken brood.
- Ik vast om opnieuw geboren te worden, zei ik tegen haar.
Dit vond zij godslastering, maar ik meende het oprecht: ik wilde me schoonwassen, zuiveren, een nieuwe start maken.
Sodomie is tegennatuurlijk vond Anna. Er zijn onderwerpen, discussiepunten zeg maar, waar je voor eeuwig over zwijgen kunt.
Op de tweede dag serveerde ze 's avonds koffie. Ze bereidde beschuit met aardbeien: een schaaltje met veel suiker, eentje zonder. Ze droeg dit alles op een vurehouten blad, dat ze tijdens de kerstdagen van Vera had gekregen. Belachelijk gewoon, hoe blij ze daar mee was!
Ze plaatste alles op de mahoniehouten tafel in de woonkamer. Ik gluurde stiekem naar haar rimpelloze tere handen die haast bezwerend het porselein streelden, alsof ze de geesten eruit wilde opwekken... Het boek staat er anders vol van, toch hadden we het er nooit over. Ze vatte het wellicht verkeerd op of ze nam het juist te letterlijk... Of zou ze het net als ik maar iets ongemakkelijks hebben gevonden, zondig haast?
Als kind droomde ik van een leven vol spanning, en tevens van hartstochten. Later moet je daarom lachen, zonder dat je het overigens echt leuk gaat vinden.
Ze bleef het liefst thuis. Ze vond het fijn als ik er was, zoals toen rond ‘Amerika’ en ze helemaal alleen op het landgoed was achtergebleven. En ook ik ervoer het als plezierig, ik vond haar namelijk erg mooi; haar donkere ogen, lange zwarte wimpers, en nog veel meer, hoe ze voorlas uit het ‘boek der boeken’ bijvoorbeeld, dat ze erg inspirerend vond. Uit zo'n bijbel valt inderdaad een hoop te lezen.
Ze hield van aardbeien met veel suiker. Oh, ja, ooit, maar dat was wel in de zomer, kroonden we
| |
| |
Vera tot koningin, door haar te tooien met een kroon van paardebloemen. Ik was de nar.
De koffie zat in een kristallen kan; werd vervolgens in Chinese porseleinen kopjes gegoten.
Een wit strijklicht gleed over de welhaast donzige oppervlakte van het grasveld. Er ontstond een structuur van zwart/witte lijnen. Een azuren laag verspreidde zich over het groen. Klimmende voetgangers werden in hun ogen verblind; achter hen steeg een onheilspellende diepte op. Ze dienden zich aan lange boomstronken vast te houden opdat ze niet naar beneden zouden storten - zo zag ik dat voor me.
De handelaar heeft iets onrustigs, een struinende blik, continu op zoek naar iets nieuws. Ze zeiden nooit te veel, Anna en meneer Boyles, elk woord was afgemeten, elke klank en modulatie de juiste, en het was genoeg. Daarom houd ik niet van samenzweringen. Ik beeldde me meneer Boyles in als een uit de kluiten geschoten padvinder... Iedereen spant tegen me samen, met nog een paar anderen, dacht ik, alleen om mij het leven onmogelijk te maken... voor wat?
Op de derde dag dekte ze de tafel met langwerpige glazen en een zilveren schaal met gedroogd fruit. De deuren naar de veranda die majesteus open konden waaien waren nu gesloten. Een grote kandelaar was tussen twee kleinere kandelaars in geposteerd. Ik fantaseerde hoe de deuren op het ritme van de wind open- en dichtklapperden en dat dan plotseling, zomaar ergens vandaan, wat een verrassing!, de muziek van Debussy weerklonk. Ik verzon trouwens ook de Opera van de Wapperende Mouwen, maar dit is weer iets volkomen anders - voor een andere keer.
In deze wereld sterven kinderen van de honger. Het zit allemaal in ons brein. Op den duur, als we een beetje meer ons best hadden gedaan, hadden we samen geen honderd kilo meer gewogen. We kregen er gewoon de tijd niet voor.
In het leven gaat het slechts om een paar momenten. Die moet je dan wel zien te grijpen. Anna liep soms met blote voeten buiten over het gras - zelfs in de winterperiode. Ze rekende vurig op de helende werking ervan: volgens haar activeren de grassprieten onder haar voeten een stof die, zich banend door het hele lichaam naar het hoofd, alle angsten en kwellingen doet verdwijnen, zoals gif ongedierte laat vergaan...
Ach, ja, wanneer je de hele dag op een berg zit, een groot huis bewoont, en als je daarvandaan zonder verplichtingen naar beneden kunt kijken, haal je jezelf vrij makkelijk dit soort dingen in je hoofd...
Nu zou ik geheel in de tijdsgeest kunnen zeggen: zelfs ik begon er warempel bijna in te geloven, ware het niet dat het aanzicht van de afvalpijp, de verkleurde platte daken, de grijze vlakten, de loomheid die alles in zich opslurpt, mij onmiddellijk van alle verdere illusies beroofden; daar lag het andere leven, waar ieder ideaal terstond in de kiem werd gesmoord, enz... Succes verzekerd! Maar dat zou dan wel gelogen zijn.
Want ik barst van de ambities, verwachtingen, verlangens, idealen, noem ze maar op, ik stroom ervan over! Alleen dat is het hem nou juist, want ermee zonder te kunnen leven lijkt me zalig! Waar de hoop afwezig is laten ook de angsten verstek gaan, maar ik geloof dat ik weer eens afdwaal...
Buiten was het donker. De fluwelen gordijnen had Anna gesloten. We waren in de woonkamer. Anna lag op een kussentje dat de grootste vlek moest bedekken.
Een man met wit haar, heldere blauwe ogen, die me aan stranden op Hawaii deden denken, gekleed in nog zo'n prachtig ouderwets strak kostuum, kwam na vier dagen, stram, met gekromde rug, op ons toelopen.
- Ik heb Vera in Amerika achtergelaten, grapte meneer Boyles.
- Ze gaat dus?, vroeg Anna met teleurstelling in haar stem.
- Ja!... En na een korte stilte vervolgend op een
| |
| |
plechtige toon: - Ze heeft besloten er heen te gaan, en ik weet zeker dat het haar daar uitstekend zal bevallen!
- Hoera, zei ik opgewekt, dat staat dus vast! Ik klapte in mijn handen waarop Anna me beledigd aankeek.
Ik wilde er niet al te gewichtig over doen. De meeste mensen praten het meest over de meest oninteressante zaken, omdat ze die het gemakkelijkst vinden. En als ze dan uitgesproken zijn, smeren ze hem, om voor lange tijd niets meer van zich te laten horen, ook al kun je uitgerekend op dat moment een gesprekje goed gebruiken, heb je wellicht voor het eerst in je leven, buiten je moeder, iemand nodig.
- Over een paar maanden, in de lente, vertrekt ze, dan mag ze al komen, lichtte meneer Boyles ons verder in.
Vera was eerst nog even de stad in geweest. Een vriendin opzoeken. Toen ze eveneens boven was aangekomen, had ze een plaat opgezet van een buitenlandse zanger - zo iemand die voornamelijk op cruiseschepen optreedt.
- Laten we gaan swingen!, riep ze, en ze begon met haar buik te wiegen, ondertussen scherp opgenomen door Anna op wier mond zich een zuinige glimlach aftekende.
- Dus je gaat?, wilde Anna nog eens voor alle zekerheid weten.
Je wist bij Vera inderdaad maar nooit, van de ene op de andere dag kon bij haar alles plotsklaps veranderen, doch ditmaal scheen ze erg overtuigd van haar zaakjes te zijn.
- Natuurlijk ga ik, zei ze enthousiast, en wel zo snel mogelijk, in de lente waarschijnlijk al... Ze stopte met dansen, daarna vervolgend: - Ik heb er ook al vrienden gemaakt, ze gaan naar dezelfde universiteit als ik, we willen samen op een hoeve gaan wonen die we eerst helemaal gaan opknappen... Maar ik vertrek niet alvorens een groot feest te hebben gegeven, papa heeft me dat beloofd en ik beloof het jullie weer...
- Meneer Boyles, wat zou u ervan vinden als ik enkel een concept ben?, vroeg ik wat later op de avond toen ik alweer over terugkeren moest gaan denken.
- Een concept? Ik weet niet waarover je spreekt, zei hij ongeïnteresseerd.
Zover zijn onze gedachten dus van elkaar verwijderd, dacht ik teleurgesteld... Ik vroeg me af of mijn geluk wel in het werkelijke leven te vinden zou zijn, of dat het uitsluitend in mijn hoofd in de vorm van een vage gedachten zat opgesloten. Want wat ben ik nog anders dan de optelsom van al mijn fantasieën?
Ik liep naar buiten. Ik zag de klok van de kerk. De illuminerende wijzers schenen mij de tijd toe. Ik dacht aan diepe troggen in oceanen, aan de vissen die daar leven - nog nimmer is daar iemand in kunnen wegzakken, geen mens. Het water werpt je door haar stuwende kracht meteen weer terug. De vaste bodem willen bereiken en dat niet kunnen. Een ware tragedie.
Toen ik op het bankje in het midden van de tuin had plaatsgenomen, zag ik meteen veel minder van de stad, enkel de kerktoren en die rokende pijp, altijd weer die pijp.
Vera riep me na een tijdje naar binnen. Ik rilde van de kou. Ik ging in een stoel zitten naast een nooit opgepoetste koperen uil. Meneer Boyles reikte me een glas wijn aan. De alcohol die ik deze dag al geconsumeerd had, had me geen goed gedaan. Mijn kop bonsde alsof mijn hersenen uit mijn schedel wilde springen, als een koekoek uit een klok. Ik dacht: de tuin was toch beter, frisse lucht reinigt immers de geest.
Ongelofelijk dat er mensen zijn die dieren kwellen. Doen ze het soms omdat ze zelf gekweld zijn?
Ik stond op, strompelde door de kamer en zette Mahler op. Plotseling werd ik door een gelukzalig gevoel overvallen, van die gevoelens die gaan en weer verdwijnen om je daarna in een gruwelijke leegte achter te laten.
- Op Amerika!, zei meneer Boyles, zijn glas de lucht in heffend.
| |
| |
- Op Amerika!, zei Vera hem na.
- Op Lizana!, zei ik.
-Ja, op Lizana!, zei Anna, zonder een glas omhoog te houden omdat ze nooit wijn dronk.
- Amerika is Amerika, zei meneer Boyles al drinkende, Lizana Lizana...
Elf uur geslagen. Ik draaide zijn nek om; hij gaf geen krimp. De metalen ringetjes die zijn ogen dienden voor te stellen vielen op de grond. Nu was hij blind.
Vera was al naar bed.
Ik luisterde naar het verhaal dat meneer Boyles bezig was tegen Anna af te steken. Over Amerika, meen ik me te herinneren. Er was sedert hun thuiskomst niets meer overgebleven tussen Anna en mij.
Anna vroeg me eens of ik mijn kamer wilde aanwijzen. Ik zei dat we die van deze afstand onmogelijk konden zien, dat die achter de daken van andere huizen verscholen lag. Ik wees een richting uit, opzettelijk de verkeerde - zelf kwam ze toch nooit langs.
-Jullie hebben je de afgelopen dagen toch wel vermaakt, betrok meneer Boyles plotseling ook mij erbij? Hebben jullie nog wat aan de tuin gedaan?
- Daarvoor was het veel te koud, antwoordde Anna.
- We hebben niets gedaan, antwoordde ik, de tijd kroop werkelijk voorbij!
Een half uur later heb ik al mijn spullen bij elkaar geraapt en ben ik naar beneden gewandeld.
Het leven is net een goocheltruc, bedacht ik me onderweg, vooruitgang of niet: heb je haar eenmaal in de smiezen, dan is de magie verbroken, de lol eraf, met evenzo weinig verrassingen nog in petto als het lezen van een detective waarvan je de moordenaar al kent. Je kunt het maar beter als een boek bladzijde voor bladzijde doorlopen. Voor het overige is het het beste zo snel mogelijk alles weer te vergeten. Dat is de hele kunst: vergeten en opnieuw beginnen!
|
|