Kees 't Hart
Op het strand
Poëzie in Nederland. Dichters herdenken zichzelf op de televisie. Hotel Atonaal. De schaamteloosheid aan de macht. Door een floers van tranen, muisstil gezeten op een stoel, ademloos, wekenlang, eerst woordloos huilend, omdat ik het niet geloven kan, maar langzamerhand verstijfd van plaatsvervangende schaamte en het ergste van alles: verteerd door medelijden. Ik zie het aan. Het gelijk achteraf in volle ernst uitgeserveerd, doodsbang verkeerd te zijn geweest, zich verschuilend, angstig, rancuneus, geen woord te veel, geen woord verkeerd. En hadden we gelijk of hadden we gelijk? Kerels waren we en we werden mannetjes, met de wind mee gewaaid en de wind is blijven waaien en het werd een lekkere warme wind, een mandarijnenwind, waarop het juiste woord gedreven kwam, het woord dat goed begrepen is, het correcte woord en het werd het meedoenwoord, het algemene woord, het mannetjeswoord. Geen woord van vergissing op het beeld, van de verwaaide roep tegen de wind in, van de schreeuwende meeuw. Niets.
Angsthazen. Niet rechtop naar het eigen werk, niet zelfbewust en verlangend, maar angstig verkeerd te zijn begrepen, nog steeds, na alle begrip, na alle prijzen, nog steeds, het is nóg niet genoeg, als een verwend kind dat altijd maar om aandacht vraagt, het kan en wil maar niet op eigen benen staan, hoewel moeder de hele dag heeft voorgelezen en met de poppen heeft meegespeeld. Ja hoor, kind, het zijn mooie poppen, en je poppenhuis is mooi, alles is mooi aan je, je bent het mooiste kind van de wereld, wacht maar, wacht maar, nu niet huilen, straks komt vader, misschien gaat hij óók wel met je spelen, misschien brengt hij een ijsje voor je mee of een mooie tol. Huil maar niet. Je bent de liefste, de liefste, de liefste. Heus.
Angsthazen. Geen woord van kritiek. De geschiedenis in eigen hand houden, zelf de camera, zelf de montage, zelf het woord. Want stel je voor dat iemand het miniemste boze zou gaan zeggen, dat nare boze, dat moeder ook maar even een beetje boos zou zijn, een gefronste rimpel, o stel je dat eens voor, dat iemand, al was het maar heel even, een minuutje, o god, mama hij wil me pijn doen, dat nare jongetje wil me slaan, stel je voor dat iemand zou gaan zeggen dat, o god, stel je