De Revisor. Jaargang 21(1994)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Astrid Lampe Gedichten banjerend over de slingerdijk kreeg ik eerst dansles met geschuif van één strenge hak werd ons juist afstand gewezen kerk nog in de steigers zerk van bord- papier; de namen en - hooglied jij in ruwe schets, een zachtkool schriftuur in passen - zo passend - opgetekend: een datum bij het uur het eerste en hooggehield ben ik dan ook tot de graven gegaan, heb weifelend een naam gefluisterd - ge- proefd tegen de wind in wie weet mijn rok een ietsje opgelicht en - nog geknield ook -: de jouwe in scherp grint toe dans lief, een laatste maal de armen tot een lint -; sling slang de slingerdijk [pagina 41] [p. 41] dans ons juist dronken dans ons... banjerend over de dijk heb ik een naam gezwegen een horizon die wijkt [pagina 42] [p. 42] Evenknie was het lotus, was het lelie waterdrijvend blad dat weet wie -jou wiegt en om- hoogstoot zwevend tableau vivant, vol vriendelijk mongolenkind de ranke bloemensteng trots stevig wandelt op de wind met in de kroon - vol zorg beschut want bloot nog - spelend tot kroon dit kind wie wipt er kleertjes van de lijn jouw paswas van hansopjes stelend koud wrongelen tot een worst verdiend de kost JA rukt de waterplant om het hevigst bezie haar in haar werking lenig - zweepslag van het steng'lenstiek - het terugslaan -, gijpen van de giek bezie de wortelstok [pagina 43] [p. 43] Museumdag ze tekkelt kaders ademend veld wipt haar nerveuze dikstaart; hoofs in de pas, ook kontroleert ze meermaals de sluiting van haar tas puur puurst wat hen de kurk schraagt, om duurst wat hen de kragen laagt de knal is echt: als uit één mond eenstemmig ‘Mooi!’ slijpt de keeldrups smeert hen de krop langgerekt: ‘Le-ver-vlek’, hun baltsroep ‘mooi’ fixspuit meet oogloos op mooi mooi stijft de doodskus mooi mooi spiest vlinders levend knikt hen de kop [pagina 44] [p. 44] Tol niet zwicht of bezwijkt zij hier haar zwijm is meer een ópkrullen een roezen zacht een stil zo van gewicht dat is 't is zo zij dacht wat ijl van hoofd, bloei bloesemzacht zo voel ik mij en vlij mij hier (schutblad hij/ de koele aarde/ dicht neigen naar een grond) niet: vallen. - een opbloeien - een bloemen zacht 't was NIET DAT HIJ haar ontweek in die hoedanigheid haar slechtsmaar voor een voetveeg zag het was meer in alle talen dat hij zweeg, haar plette in onstuimigheid waarmee hij jachtliep op de plek waar zij zo laatst nog toch zo vol rechtop naar hém [pagina 45] [p. 45] mooi rechtuit rechtop gelachen had, 't was meer in die hoedanigheid dat hij haar hier zo, stil -, zo héél niet zag, vertreedt, vertrad zij nimmer opkomt van die plek van waar zij lag en tóe hem lachte Vorige Volgende