Tomas Lieske
Haven van Den Haag
Natuurlijk heeft Den Haag, zeer grote dromenstad aan zee,
een wereldvermaarde en diepgaande haven
naast de hoogverheven miss Mata-api:
juffer vuur-oog, die waakt over
de losplaatsen en cargadoorskantoren
langs de kade, kilometers kade.
Op een rond eiland vlak naast de route
van slepers, passagiersschepen en vrachtvaarders
ligt het sierlijke, ijzeren tehuis voor goede zeelieden.
Zes maal per dag gaat een watertram
en iedere avond als de jenever binnen is
en de verhalen weer gewisseld zijn
spettert het vuurwerk los,
dat in de avond het wiegend woud verlicht
van kranen, vlaggen, masten.
En altijd loeien er schepen, die stampend
afscheid nemen van de haven van Den Haag.
Maar achter deze haven, waar men in unieke haventaal
elkaar begroet door het tillen van de hoed,
ligt als een gram viswijf de werkelijke stad
te hongeren naar haar voorraad.
Een cargadoorsbediende boekt de brommers
die nooit zullen rijden, altijd in reparatie zijn
en die de verveling de lange rechte straat uitknetteren.
Boekt de hitte, die als een olifant beweegt,
als de tram de trillende straat inrijdt.
Boekt het bordpapieren geweten, boekt de alcohol,
boekt de haat die volgt op de angst,
wanneer de ongeziene jongen op de achterbank weer gilt
of hier in de tram ook mooie wijven zijn,
waarop de mascotte van de groep de nationale driekleur
gillend tussen haar benen door haalt.
Boekt violen, celli, fluiten voor het orkest,
plastic people om de theaters te bevolken,
boekt de herinnering aan doden
en ook, per dag, containers deftig geklede dames.
Soms worden stad en haven kortgesloten,
zo op het oog, per abuis, wordt
een kist boven de kade omgekeerd en kletterend
vallen dames op de grond.
De kist draait wat na en dan laat uit de hoek
ook nog het damesgruis los: spiegels, kammen, stiften, spelden.
|
|