De Revisor. Jaargang 8(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] H.H. ter Balkt Tacitus op 't noordzeestrand Tacitus voelt zich lomp op dat strand Grove sporen slepen de zee in; noordelijke hemel, blauwe zon... Ver van Livius' Geschiedenis van de Republiek streept de regen zijn handschrift door als de kano's van de Friezen de golven Rook uit vuurtjes van koemest, schapemest, nergens een badhuis De hemel is een pastei, op de bodem stompzinnige roeiers ‘Hun spijzen zijn eenvoudig, wilde vruchten, vers wildbraad’ Maan zengt als een oog van brons, geen nachtegaal boven de klei... ‘Goede zeden hebben hier meer kracht dan elders goede wetten’ schrijft Tacitus leugenachtig neer, denkend aan de straathoeken van Rome, de geverfde glimlach van de hoofdstad, aan de kracht van zilver en marmer De spotzieke regen baadt in zijn regels Het is niet zeker of hij daar wàs Tacitus in zijn roeiboot, Tacitus in de lemen hoeven, geklonken aan de vlucht van zeevogels, 't karrespoor Als een vlieg in barnsteen gevangen! Bitter schrijft de melkdrinker ‘Zij hebben geen steden’ terwijl zijn tong de gloed proeft van de triomfboog, van de dubbelzinnige oogopslag, van de intriges en de citroenen Vorige Volgende