De Revisor. Jaargang 8(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Piet Meeuse Marx. wind & tarwe Wat betekent Marx naast de tarwe - groen nog, onrijp, maar al golvend van verlangen naar de malende messen van de zomer? Zoveel minder dan de wind, die geen weerkaarten kent, die zijn wegen blindelings vindt en en passant door de bladzijden rent. Marx, dood als een drukletter, windt slechts geleerden op die brood zien in abstracties maar de geest die op de tarwe rijdt - in de wind geslagen, in de wind bevrijd - is zuiver poëzie: meerwaarde van de reactie. Desertie Het karkas van een sloep, vastgeslibd, met verdorde wieren versierd en verlaten. Water dat rimpelend vlucht door de geulen; wolken wegsmeulend in bodemloos blauw. De zee, een half verlamde arm tot hier gestrekt, lekt naar de verte weg en vertrekt naar het schijnt voorgoed van de plek waar werd gestrand, waar schaamteloos land zich in leegte ontbloot. Slechts wat gekromde spanten getuigen schor van een vergeten schande: eerloze aankomst allang weggeëbd. [pagina 41] [p. 41] Zondagmiddagsprookje Als het paleis van een Chinese keizer in het hart van een Verboden Stad die in flauw zonlicht ligt gevat - zo baadt een leeg hoofd in een zondagmiddag. Ssst! De keizer doet een dutje. Hij droomt van samenzweerders die zich op hun hoogste tenen reppen door de gangen rondom zijn vertrek, hun glimlach als een dolk tussen de tanden. Maar enkel echo's van het geeuwen van de eeuwen weergalmen in een loos paleis. En dragen slapende keizers soms geen nieuwe kleren? Wie wordt er iets wijzer van samenzweren? Niemand. Maar zijn droom vult als een overstroming alle zalen op. Ja, wie hem wekt zal deze zondag zeker sterven: ceremonieel, en zeer correct. Indianenverhaal Er zijn indianen in mijn voornemens geslopen: op zachte voeten, over de top van de berg waarachter ik wegzwalk, kwamen ze mij achterop. Indianen met zwarte gezichten, rafelend aan de randen van mijn herinnering. Ik eet het verleden met tegenzin, liefje. Hief je maar een arm, een hand, desnoods een ooglid boven de bergrug: het sein om een krijgsdans te beginnen van louter binnenvet, met maskers van zoethout, zoethouderij, om te herkauwen of zo. Hihaho! Werd ik bewoond door boze goden dan danste ik de rimram-ratelslang, siste ik, piste ik van me af. Maar nee - ik stuiter, ik rol als een dorre, doorluchtige takkenbol van de helling. Hihaho! Als een hoogst opwindbare indio op wieltjes. Vorige Volgende