[Evenbeeld (vervolg)]
mijn armen om het papier heen en denk aan het verhaal van de nimf Echo, die Narcissus zo lief had dat ze, toen wederzijdsheid uitbleef omdat Narcissus alleen zichzelf aanbad, ‘wegkwijnde naar lichaam en geest, en slechts een stem werd die zich alleen kon verheffen om ieder ander tot weerklank te dienen.’ Nog niet zo lang geleden deed ik voor haar nauwelijks onder, maar ik ben er op tijd mee opgehouden zodat ik haar nu, aan de overkant van de cirkel, een tweede, iets beter geslaagde raaklijn kan geven. Zij echoot de wereld, hij spiegelt zichzelf: een ideaal paar, zou je denken, zuiver complementair. En diametraal tegenover alles wat nu nog binnen mijn eigen bereik ligt; maar daar kan ik toch moeilijk spijt van hebben. - Nee, ik heb geen spijt, want dit is de plaats waar ik thuis hoor; zo is dat afgesproken.
Ik vouw het papier twee keer dubbel, kras met mijn nagel de vouwlijnen plat, en teken op de voorkant van het zo ontstane boekje de grote bloem van de geranium; dan links-binnen de doorschijnende melkfles, rechtsbinnen een paar kralen van de glazen armband met het viervoudige knoopje in het midden, en op de achterzijde het vulpotlood dat ik vasthoud. Kijk nou weer, een vulpotlood dat zijn evenbeeld natrekt - soms zijn de dingen ook echt geen grein beter dan de mensen. Gehinderd scheur ik het boekje aan stukken, gooi de snippers in de overvolle prullemand naast het bureau, en trek de schrijfmachine vastbesloten naar me toe. Laat ik toch gewoon mijn werk doen, net als ieder ander. Echo en Narcissus zijn raaklijnen: niets deden ze, helemaal niets, alleen liefhebben, zichzelf of een ander, en misschien is daar even weinig verschil tussen als tussen heel koud en heel warm - van allebei krijg je dezelfde blaar. Waar het op aan komt is datgene wat daar tussen in ligt; alleen daar is mijn wereld, en alleen dat is waar ik naar kijken wil.
‘De kennis die ons via de zintuigen bereikt,’ vertalen de klakkende toetsen van de typemachine, ‘verschaft ons de hoogst denkbare zekerheid. Zien, horen, ruiken en voelen vormen de basis van alle kennisverwerving. Kennis die niet zintuiglijk is, en dus op minder zekerheid aanspraak kan maken, noemen we afgeleid, in die zin, dat...’
De deur piept, en als ik me omdraai komt op dunne rode kousebenen Lisa binnen, het dochtertje van de huisbewoner die voor de primula's zorgde. Onder haar arm houdt ze het grote mythologische platenboek dat ik haar gisteren heb meegegeven, toen een verhaal niet op tijd kon worden uitverteld.
‘Heb je 't gelezen?’ vraag ik.
‘Nee, veel te moeilijk,’ zegt ze, legt het boek bij de juiste bladzijde op het bureau neer, en leunt tegen mijn stoel. ‘Zulke rare woorden, idioot gewoon. Wat is nou - eh...’ Ze strijkt met haar wijsvinger over het opschrift boven aan de bladzijde, Metamorphoses Ovidii. ‘Dat kan ik zelfs niet eens zéggen. Wil jij het uitvertellen?’ Vleiend legt ze haar arm om mijn hals; een groot Mickey Mousehorloge tikt tegen mijn oor. ‘Weet je, dan mag jij ook strakjes’ - ze wil keurend op haar horloge kijken, maar het zit om haar andere arm - ‘daarna dus, bij ons komen eten.’ - Ons, dat zijn zij en haar vader. ‘Dat hoeft niet hoor,’ zeg ik terughoudend, ‘ik heb niet zo'n honger Maar ik wil het verhaal best uitvertellen.’
Tevreden wringt ze zich tussen het tafelblad en de stoelleuning op mijn schoot, duwt bedrijvig de schrijfmachine een eindje weg, en controleert nu met succes de tijd: ‘Nog een half uur hebben we, dan moeten we eten. Jij ook hoor, want je zegt altijd dat je geen honger hebt,’ ratelt ze overredend door, ‘en toch ben je veel te dun, voel maar.’ Ze knijpt vakkundig in mijn bovenarm, en voorspelt meteen daar achter aan op sombere toon: ‘Dus als je niet oppast word jij straks ook nog een steen.’ Daar moet ze in haar eentje smakelijk om lachen, de slimme, sprietige Lisa, die zelf alleen rijst met mayonaise zegt te lusten. Echo, had ik haar gisteren verteld, wilde toen Narcissus haar had afgewezen niets meer eten, en veranderde daardoor ten slotte in een holle stenen grot. - ‘De bosnimf kon alleen nog maar zeggen wat iemand anders ook net gezegd had, weet je nog?’ begin ik afleidend, ‘en Narcissus lachte haar uit, en zei dat ze net een papegaai leek Maar Echo durfde zelf niets te zeggen, omdat ze bang was dat iedereen haar dan vervelend zou vinden, dus praatte ze alleen maar anderen na, om niet...’ Lisa gaat streng rechtop zitten, en prikt met haar vinger in het boek. ‘Dat staat er vast niet,’ corrigeert ze, ‘gisteren zei je