naar luisterde, klonk opeens geruststellend, omdat het ons in het donker verbond.
Met mijn leeftijdgenoten uit de omgeving van ons huis ging ik nauwelijks meer om. Soms liep ik nog wel eens naar buiten als er voor het avondeten verstoppertje werd gespeeld. Maar nu ik op de ‘bijzondere’ school zat deed ik dat, uit een half-beschaamd gevoel van afstand, steeds minder. De anderen waren naar ‘gewone’ scholen gegaan, waar je volgens de verhalen van mijn klasgenoten met zijn veertigen in een vies lokaal zat en waar plat werd gepraat. Na een paar weken was ik zo aan Bennie gehecht dat ik in de middagpauze, bij ons huis gekomen, de andere kant opkeek en snel naast hem verderliep. Door het stuk vanaf zijn tuinhek in looppas terug te gaan kon ik nog net op tijd zijn voor het eten. Tegen schooltijd liep ik hem vaak tegemoet.
Van onze spelletjes onderweg kan ik me weinig herinneren. Meestal bleven we in wat we zeiden en deden allebei nogal op onszelf. Omdat ik hem af en toe zo slecht verstond dat ik niet begreep wat hij bedoelde, luisterde ik maar half. Soms bleef hij aandringen en als ik op goed geluk een antwoord verzon keek hij me met wijd-open ogen aan. Maar dan had ik al weer iets bedacht, bijvoorbeeld wie van ons het eerst bij de volgende hoek zou zijn, en we sprintten joelend naast elkaar vooruit. Omgekeerd had hij ook weinig geduld wanneer ik iets vertelde. Midden in een verhaal dat anderen altijd leuk vonden stapte hij achteruit, begon verende danspassen te maken, balde zijn vuisten en riep terwijl hij zijn gezicht dreigend vooroverboog: ‘Boks'n?’
Hij had nog meer manieren om een vechtpartij uit te lokken. Ongemerkt liet hij me een eind alleen lopen en als ik me omdraaide om te kijken waar hij bleef stond hij wijdbeens op het trottoir, met zijn handen op de knieën gesteund, en schreeuwde hij een scheldwoord. Daarna stak hij zijn tong uit. Wanneer ik zonder te reageren doorliep holde hij me achterna en riep hij het woord van dichtbij in mijn oor. Echt griezelig vond ik het niet, maar toch schrok ik want nadat ik een paar keer van hem had verloren had ik weinig zin meer in vechten. Gelukkig kon ik hem makkelijk afleiden. Even later hurkte hij al naast mij om samen een papiertje in brand te laten vliegen met een vergrootglas dat ik uit mijn zak had gehaald. Maar zijn gezicht had nog steeds een norse, verongelijkte uitdrukking.
Het fijnste was het als we ergens waren waar voor ons allebei zoveel te beleven viel dat we, elk verdiept in ons eigen avontuur, elkaars aanwezigheid vergaten. Ons geliefde speelterrein ontdekten we het volgende voorjaar. We hadden toen door een verbouwing van onze school tijdelijk les in een gebouw verderop in het dorp. Om er te komen moesten we achter het station een veld oversteken dat sinds de bombardementen in de oorlog braak lag. Het leek onafzienbaar - een vlakte, begroeid met distels en struiken waar je hier en daar voorzichtig doorheen moest waden vanwege het puin en de gaten in de grond. De enige onderbreking was een strook in het midden, die gevuld was met kiezels en de verroeste rails van een niet meer gebruikte spoorlijn.
Meestal raakten we elkaar bij de eerste bosjes al kwijt. Bennie bukte zich met een glurende blik voorover en verdween tussen het groen. Het was het begin van een spelletje waar ik, de paar keer dat ik met hem was meegegaan, gauw genoeg van had gekregen. We mochten niet hardop praten en moesten ineengedoken sluipen, want anders zouden ‘zij’ ons kunnen zien. Wie ‘zij’ waren zei hij niet. Het belangrijkste was dat we goed voor ze verscholen bleven bij de ‘valkuilen’ - gaten die Bennie kruiselings met takken had bedekt. 's Ochtends ging hij ze één voor één langs, steeds dieper voorovergebukt naarmate hij er dichterbij kwam, en keek hij of er iets was veranderd. Daarna verschikte hij de takken, legde er nieuwe bij en strooide er zand overheen. Als de oppervlakte vrijwel niet meer van het pad was te onderscheiden sloop hij verder naar de volgende kuil.
Het leek hem weinig uit te maken of ik erbij was of niet. Tijdens het gescharrel met de takken mompelde hij in zichzelf en als ik tenslotte verveeld door het eentonige spelletje wegliep, keek hij zelfs niet op.