De Revisor. Jaargang 6
(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermdW.F. Hermans en ‘zulke hem te belasten’Ga naar eind1Het essayistisch werk van Willem Frederik Hermans wordt tot de amusante randverschijnselen van de literatuur gerekend, niet tot de ‘secundaire’ geschriften waarvan men ernstig te nemen informatie over literatuur verwacht. Zelden wordt dus op de onjuistheden en misslagen in Hermans' opstellen serieus gereageerd. Alleen als iemand vindt dat het de spuigaten uitloopt, dan wil het wel eens een enkel keertje komen tot een confrontatie van de beweringen van Hermans met werkelijke resultaten van onderzoekGa naar eind2. Met het onlangs verschenen boekwerk Houten leeuwen en leeuwen van goud is het niet anders gesteld. Zo beweert Hermans dat niet Du Perron, maar Van Deyssel de eigenlijke ontdekker van Daum is geweest. Maar Van Deyssel vond Daum klam, bot, glazig, onnozel, klein-ambitieus-haastig en koeranten-berichtig-laagGa naar eind3. In zulke termen spreekt een ontdekker niet. Elders meent Hermans dat Menno ter Braak in zijn boekje De nieuwe elite voorlichting beoogde te geven over het fascistische gevaar in Europa. Maar dat boekje gaat daar helemaal niet over, Hermans is in de war met een ander boekje: Het nationaal-socialisme als rancuneleerGa naar eind4. Hermans keert zich tegen de aandacht die met name Ter Braak en Du Perron in de jaren dertig aan dagboeken en dergelijke besteedden: ‘als iemand een roman schreef, verstopte hij zich, zeiden ze, achter een masker - foei, wat slecht’. Zelf ‘schijnen (ze) geen dagboeken te hebben nagelaten’. Maar Ter Braak liet wèl een dagboek na, het Journaal 1939Ga naar eind5, het dagboek waar Hermans zo geestig de draak mee stak in de Mandarijnen op zwavelzuurGa naar eind6. Inmiddels moet hij dat zijn vergeten of het verdrongen hebben. En wie wil nu nog met Hermans discussiëren over het ‘masker’ van de romanschrijver? Zijn standpunt is al lang al te bekend. In 1952, aangeklaagd wegens belediging van een volksdeel (het Katholieke) in zijn roman Ik heb altijd gelijk, liet Hermans zich vrijspreken op grond van de redenering dat het maar een literaire figuur in een boekje was die op de Katholieken schold en dat de auteur de verantwoordelijkheid voor de beledigende passage niet droeg. Du Perron zei over Het land van herkomst in een dergelijke situatie: ‘ik heb mijn boek niet geschreven om mij achter dit soort uitvluchten te redden’Ga naar eind7. Maar dit is de verkeerde manier om de essays van Hermans te lezen. Hun reputatie hebben ze te danken aan de briljante scheldpartijen, dodelijke stilistische hoogstandjes zoals in de Mandarijnen over Adriaan Morriën (‘Aan zijn linkerhand bungelt een zeer versleten tasje vol dicht- en drukproeven, terwijl hij de rechterhand gereed houdt om deze boven de ogen te brengen zodra er een mooie vrouw | |
[pagina 73]
| |
voorbijkomt’) of over Jacques Gans (Hilterman ‘heft het rechterbeen op en steekt zijn blote voet over het bureau heen in de mond van Jacques Gans’). Je lacht je rot! Vuurwerk, voltreffers, blindgangers, stinkbommen - dolle pret. Maar nu even serieus: wat is er met de Houten leeuwen aan de hand? Veel aandacht voor taalgebruik, voor ‘goed Nederlands’. Een aardige passage over Peereboom: ‘Om half acht, opkijkend van het lezen in de tuin’... - Hermans: ‘Hij heeft alle boeken uitgelezen en nu leest hij de tuin maar’. Ha, ha, ha. Redevoeringen voor Koning Boudewijn, brieven aan de burgemeester van Antwerpen, veel kritiek op tientallen voorbeelden van Vlaams idioom, maar ook beïnvloeding daardoor: ‘toch (...) zal men ontdekken dat het nergens nodig voor is geweest’ (blz. 123) en ‘(men zal) ontdekken dat het nergens nodig voor is geweest’ (blz. 147), waar had moeten staan: ‘dat het nergens voor nodig is geweest’, in deze volgorde en dan natuurlijk niet wegens succes herhaald. Gelukkig zal burgemeester Craeybeckx het niet meer lezen. Niet alleen Vlaams idioom, ook talloze Nederlandse specimina van slecht taalgebruik worden door Hermans onbarmhartig met het rode potlood aan de kaak gesteld en over de hekel gehaald. Ik vind dat uitstekend. Op taalgebruik wordt in ons land veel te weinig gelet. Slecht schrijven verraadt slecht denken en een tekort aan literair verantwoordelijkheidsbesef. Neem nu een zin als deze: ‘Door eeuwenlang gescheiden te zijn en maar zelden korte tijd verenigd, vertonen het in België geschreven Nederlands en de taal die daar te lande wel eens als Hollands wordt aangeduid, zo ongeveer dezelfde verschillen en overeenkomsten als twee dochters van een moeder, die in verschillende gezinnen zijn grootgebracht’. Hoe speelde Koning Willem I die vereniging klaar? Zeker heeft hij beide talen in één pan gegooid en geklutst. Hij dacht dat taal een eitje was. De zin staat op blz. 114 van Houten leeuwen. ‘Zonder dat de neiging tot het plegen van nationale zelfmoord allesoverheersend wordt, denkt geen Engelsman, Amerikaan of Fransman erover zijn taal even ontoegankelijk te maken als het Nederlands of het Noors’ (blz. 130). Zonder dat hier onzin staat, maakt geen Hermans het Nederlands onleesbaar - denk ik. Blz. 235 - ‘een en ander’ (misselijke stoplap) ‘is voor Nederland's journalistiek en literatuur, die Weinreb, Nuis en Rubinstein in zo hoge mate de helpende hand hebben geboden bij het verspreiden van hun leugens (...), geen reden geweest aan de ontmaskering van de zwendelaar en zijn hulpjes de gevolgen te verbinden die fatsoenlijk leken’. Een literatuur die een helpende hand biedt en die aan iets geen gevolgen verbindt, dat is voorwaar proza dat als een Mens op ons toe hinkt. Het rode potlood schiet naar bladzij 198: ‘Groot is de hoeveelheid problemen die niet kunnen worden opgelost’. Kan niet worden opgelost. Hoeveelheid is enkelvoud. ‘Alles bij elkaar’ (misselijke stoplap! blz. 139) ‘zullen de ultralinkse maniakken, zoals gewoonlijk, geen andere rol hebben gespeeld, dan de wereld nog treuriger maken dan zij toch al is’. Zo'n zin ontstaat als de schrijver halverwege een plas moet doen en daarna, na het hervatten van de arbeid, onder het geratel van de schrijfmachine niet meer in de gaten krijgt dat het treurig maken van de wereld iets anders is dan het spelen van een ‘rol’ - houterig cliché waarmee hij zijn hoofdzin vulde. Op blz. 262 is sprake van een docent die ‘voortdurend moet meedraaien naarde buitenlandse luchtstreken waaruit geroepen wordt’. De Nederlandse taal nu kent twee veelgebruikte, ja, nogal versleten beelden: er is de weerhaan die met alle winden meedraait en er zijn de 32 windstreken waarboven de kompasnaald draait. Kan de stilist tussen beide beelden niet kiezen, dan krijg je ‘luchtstreken’ waarnaar men meedraait en waaruit ‘geroepen’ wordt. Kortom, dan krijg je een stijlbloempje. Hermans bezoekt de school van een 19de-eeuwer in Engeland: ‘De tijd is niet blijven stilstaan in Highgate en heeft zich ondertussen met zevenmijlslaarzen gestort in de moderne betonbouw en de verwaarlozing van de laatste resten oud groen en historische bekoorlijkheid’ (blz. 300). Dat de tijd zich in de betonbouw stort, dat wil ik nog door de vingers zien: beton wordt immers gestort? Maar hoe stort de tijd zich in de verwaarlozing van oud groen? En dan nog wel met zevenmijlslaarzen, net als Klein Duimpje! Hier wordt ons - onder het gedaver van de schrijfmachine - een heel boeketje stijlbloempjes aangeboden. ‘Weinig door scrupules gehinderd’ (blz. 293) ‘blijft succes op den duur niet uit’. ‘Jood en waarschijnlijk homosexueel’ (blz. 277) ‘heeft zijn boek geen gunstige reputatie’Ga naar eind8. Het door scrupules gehinderde succes en het boek als jood en homofiel - oh, dat ratelen van de aan Hermans zo dierbare schrijfmachine! ‘Onder het verlaten van het rouwhuis werd door menigeen de neus diep opgesnoven in de lijkenlucht, wat van’ (bedoeld is: met) ‘steelse, veelbetekenende blikken gepaard ging’ (blz. 337). Veelbetekenend, het laat zich denken! Want hoe akelig moeten die gezichten er uitgezien hebben, toen niet alleen de lijkenlucht was opgesnoven, maar ook de neuzen zelf. Toch heeft W.F. Hermans menige aardige tekst geschreven (Onder professoren!) en in zijn jeugd zelfs prima gedichten. Hoe komt het dat de oude knorrepot opeens zo klunzig schrijft? Hoe meer ik me in Houten leeuwen verdiepte, hoe minder ik het begreepGa naar eind9. Als hij die schrijfmachine eens wegdeed! Als hij Ter Braak eens goed las?
Leo Ross |
|