De Revisor. Jaargang 6
(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Leo Vroman
| |
IIWij fabriceerden struikelend naar gemak
voornamelijk onbedoelde grappen:
snorrekommen peper nagellak
antiek gemaakte nieuwe lampekappen
zitblad pijpenrek gek hoge hak
en toch is alles wat we doen natuur
het hopeloos verdwalen in de mode
het elektrisch flitsend kunsthoutvuur
het gek begraven van gewone doden
de behoefte om naar bloemensap te geuren
komen uit één huid van hersencellen
waarop gedachten dansen en membranen zwellen
in een gebeuren dat doet denken aan gebeuren
in verhalen die zichzelf aan ons vertellen
maar op hun best vermomd de mond uit zeuren
| |
IIIEvolutie is verwikkeling
en wij beginnen vol te raken
met wielen wiel die wieltjes maken
verhinderend van verhindering
raderen van haast tandeloze spaken
zelfs bloed is een horlogeding
een inelkaargebreide stoet
van tien of nog meer proteïnen
moet maken dat het bloed niet bloedt;
noem ze Aatje tot LaatjeGa naar eind*
dan gaat Aatje ergens zitten, wordt Aja
Bee brengt Ceetje naar hem toe
| |
[pagina 47]
| |
Aja maakt Ceetje tot Ceja
Ceja grijpt Deetje en die wordt Deja
Deja gaat ergens zitten
Ee brengt Efje naar hem toe
Deja maakt Efje tot Effa
Effa gaat ergens zitten
Gee brengt Haatje naar hem toe
Effa maakt van Haatje Ha
Ha maakt van Eetje Ee, van Jaatje Jajajajajaja
van Laatje La en die
van Jajaja en Jaja
Jajajalalajaja
| |
IVVan dat alles iets of niets te weten
is mij soms allebei tegelijk teveel
ik voel mij een verfrommeld onderdeel
van hoe de dingen hoeven, horen, heten
ik ga raderwerkjes zweten
drukwerk rijgt zich in en uit mijn keel
soms ben ik liever lekker dom
tandeloos en ergens tegen
knijp de meiden lach me krom
schud mijn vuistje naar de regen
naar de zon of nergens om
ja ik ben moe moe van cultuur
en stil maar, altijd moe geweest
Louvre en dit bevatten op den duur
minder dan een enkel wildebeest
dat na het eind van dit gedicht
in de lange koude nacht
op het verwarmende gewicht
van de leeuwinnen wacht.
| |
VMaar dat verscheuren - waar het niet om gaat
kan hoogstens zo eenvoudig wezen
als een boek waarop een lampje staat
omdat het niet kan lezen.
Die houding is voor ons te laat.
Kijk ons maar bergen klimmen om van ginder
niet nog meer te zien maar minder
Er is geen andere vrede meer dan deze
afstand die de ogen sluit.
Vaak dus als ik door kleinigheden
met hun bijna raderloos geluid
vlak onder ieders opperhuid
word overstemd of overreden
doe ik een stapje achteruit
Zo zie ik soms een man voortsjouwen
dwars door Brooklyn's regenplassen
alsof hij aan te korte touwen hangt
in twee of meer versleten jassen
maar zelf luchtig gebogen
In zijn harde hoofd zo oud
als middeleeuwig eikenhout
staan zwarte zachte ogen
en met violoncelle stem
komen verkoolde monologen
met God weet wat uit hem
hij had mijn vriend en voor mijn part
mijn vader kunnen zijn
en ik door hem omklemd
ineens heel zwart
heel arm, heel klein.
Wanneer ik zo graag mensen ken
stel ik mij altijd voor
dat ik een zoontje van ze ben
Daar huil ik dan bijna door
bang dat ik eensklaps aan ze wen
en niet mag blijven
Ook dat is niet goed gek genoeg
om onze liefdes te beschrijven
als liefde haat gezweem gezwoeg
van al die lekkere lijven
|
|