[De draaideur (vervolg)]
door middel van mij. Van mij. Ze heeft hem mij ... in bewaring gegeven. Ik had zoveel plaats nodig, dat hij in de verdrukking is geraakt.’
Gelach. Sponge zocht steun op een smalle schouder.
‘Om jullie de waarheid te vertellen:... hij is mij binnengegroeid. De vrucht heeft zich onder mijn oksel genesteld. Pas later is hij gaan uitbotten. Ik was een knaap van zestien, toen hij in me begon te woekeren. Hij heeft mijn jeugd verkankerd. Ik kreeg een joekel van een gezwel onder mijn oksel. Alsof ik de hele dag door met een rugbybal liep. Een bierbuikje op de verkeerde plaats. Al mijn kleren moesten wijder gemaakt worden. Ten einde raad sleepte mijn moeder me mee naar de dokter. De dokter in mijn rugbybal aan het kneden. Mevrouw, uw zoontje, stelde hij zijn diagnose - uw zoontje, mevrouw ... is zwanger.’
Sponge barstte uit in een luide lach, die door de omstanders werd overgenomen.
‘Uw zoontje - zwanger. Daar moeten we op drinken.’
Inderhaast werden, met veel geknoei, de glazen volgeschonken. Ook het mijne.
‘Op je broer,’ zei de gastheer.
‘Op mijn zoon,’ zei Sponge.
Allen dronken, behalve ik. Tijdens het gelal van Sponge had zich een onbehaaglijke gewaarwording aan mij opgedrongen. Naast mijn stoel lag nog steeds de zwarte hond te slapen. De langwerpige witte vlek die zich, ik wist het zeker, aanvankelijk evenwijdig met de ruggegraat had uitgestrekt, zag ik nu, vanuit mijn ooghoeken, over de breedte van de flank getekend. Ik werd afgeleid door de stem van Sponge. ‘Ik kraam geen onzin uit. Laatst nog een meisje in de USA. Zwanger en nog maagd. In de baarmoeder begon haar tweelingzusje uit te botten. Ze werd moeder van haar zusje. Zonder door haar vader verkracht te zijn. Langs de normale weg. Een probleemloze bevalling. Zo werd Jezus het tweelingbroertje van Maria. Waarmee het mysterie is opgelost.’
Hij dacht na.
‘Je had gelijk, Damianus. Je hebt ze onttroond, de dialectici die op marktpleinen de show stalen met hun ketterse logica. Si peperit, cum viro concubuit. Waar haalden ze het lef vandaan? Maar in je heilige onnozelheid heb je ze een poepje laten ruiken, Damianus. Wie 's nachts met gepommadeerde haren over straat gaat, hoeft nog geen echtbreker te zijn. De duivel is de uitvinder van de grammatica. Een gespleten tong vormde onze taal.’
Ik boog me zijwaarts over de armleuning van de fauteuil om de vacht van de hond van nabij te bekijken. De witte vlek leek enigszins boven de huid uit te bollen: een vingerdikke spatader.
‘Hij daar,’ wees Sponge nogmaals op mij, ‘is operatief uit mij verwijderd.’
‘Gehaald met de keizersnede,’ giechelde iemand.
‘Exactly,’ beaamde Sponge. ‘Caesarian section. Het litteken - zo'n jaap.’ (Hij gaf met zijn handen het formaat aan.) ‘Van mijn rechtertepel tot ver over mijn rechterschouderblad. Helemaal onder de oksel door. Precies die sjieke Keizersgracht van jullie. Schaal 1:5000.’
‘Laat zien,’ zei iemand.
‘Ja, laat zien, laat zien,’ riep de rest in koor.
‘Stelletje trutten. Jullie geloven me niet. Ik zal het je laten zien. Vul mijn glas eens bij.’
Zijn glas werd tot de rand gevuld - half met absint, half met water. Ook het mijne werd bijgevuld. Sponge trok zijn jasje uit, zijn vest uit, deed zijn stropdas af en begon zijn overhemd los te knopen. Hij ontblootte zijn bovenlijf en hield de rechterarm op, waarbij hij de hand op het hoofd legde. In de slappe, lijkbleke huid was van de borst tot op de rug een paarsig litteken zichtbaar, dat in zijn eigenaardige vorm van halve, hoekige cirkel inderdaad op verkleinde schaal de grachtengordel leek uit te beelden. Het feest verstomde. Iedereen stond sprakeloos.
Uit de spuuglokjes in de okselholte begon een zweetdruppeltje neerwaarts te parelen. Om de spanning te breken klemde Sponge zijn linkerhand onder de oksel en bracht, door pompend op en neer bewegen van de rechterbovenarm, enige valse scheetjes ten gehore. De geur van zijn hand - ik moest er niet aan denken.
Terwijl het gelach van de travestieten weer oplaaide, boog ik mij opnieuw over de hond. Toen ik hem, al aaiend, rond de opbolling begon te betasten, voelde ik plotseling alle bloed uit mijn hoofd wegtrekken. Op het witte stukje vacht waren van het ene moment op het andere naast elkaar twee vuurrode, glinsterende puntjes ontstaan. Kraaloogjes. Ik zat onmiddellijk rechtop.
Sponge had nu beide handen gevouwen op zijn hoofd liggen. Afwisselend links en rechts spande en bespeelde hij de spieren van zijn bovenarmen. Elke spierbal was een klein dier, dat rondsprong onder de huid.
‘Ik ben zijn vader ... en zijn moeder ... en zijn broer... Ik ben zijn familie. En straks, voor het licht wordt, ook nog zijn minnaar. Hij moet terug in mij.’
Even nog bleven zijn gebalde spierbundels als eieren in zijn vlees gedrukt staan. Toen ontspande hij ze en liet zijn armen slap langs zijn lichaam vallen.
‘Si peperit, cum viro concubuit,’ zei hij nog eens, het Angelsaksisch uitgesproken Latijn woord voor woord proevend met zijn tong. ‘Zij ... in dit geval hij .. die gebaard heeft ... heeft gemeenschap gehad met een man. Mochten je tegenstanders toch gelijk hebben gehad, Damianus, dan ben ik