De Revisor. Jaargang 6(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Leo Vroman Ze noemen dat hier unsettled Het regent ik kijk naar de regen dan loop ik heen en weer ik kom dezelfde lege staande stoelen weer tegen heb ik dan ook verdriet ik kijk naar de regen ik weet het niet ik weet het niet meer behalve dat de tijd dat de tijd het regent dat het giet weet dat de tijd ook zo ook niet meer Maanden nadat we verhuisden vroeg Geri, als kind, een keer jaren jaren geleden wanneer gaan we weer naar huis o wat een vreselijke vraag op een doodstille windhoos vertrekt het dak en ik zie de maan tussen dode takken zo voel ik mij vandaag. Ja dat waterhoentje Ik schreef eens dat mijn glas vol water Holland terug riep jaren later Nu drink ik munt-kamille thee daar gaat dat blijkbaar ook goed mee. Als ik met dichte ogen kijk groeien die planten langs de dijk. Het paadje dat de dijk verliet zonk in het uitgestorven riet. Het waterhoentje was er niet. Vanuit het waterhoen gezien was ik daar wel en bovendien gevestigd sinds een jaar of tien. De zomerwind woei door mijn haar en ik was acht tot zestien jaar. Haast elke zondag kwam ik daar en als ik dan dat hoentje vond was het zo lief, zo kogelrond, zo knorrig met zijn rode mond. Ik had hem zo graag beetgegrepen en in zijn ronde buik geknepen. Hij heeft daar weinig van begrepen, van hem uit was ik eeuwig want ellendig droog en tergend groot en ben nu met het riet, het land en alles veertig jaren dood Vorige Volgende