De Revisor. Jaargang 6
(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Na deze excursie de derde ronde:Nog eens het eerste couplet. Eigenlijk deugt dat ‘ontvielen’ niet, vooral niet nu ik ‘zijn gebed’ (opgevat als religieuze contemplatie) heb veranderd in het meervoud. Een ingeving: ‘vielen, zoals een helm valt, van zijn hoofd:’ - een duidelijke verbetering; ‘het nooit-geloofd...’ is niet goed. Misschien: ‘stil naderde - hij had het nooit geloofd -’ (of: ‘nooit had hij het geloofd’); als ik ‘hulpeloos’ bij ‘bede’ trek, kan ik dat ‘rondkijkt’ eruitgooien. Dan krijgen we: De heilige keek op en zijn gebeden
vielen, zoals een helm valt, van zijn hoofd:
stil naderde (nooit had hij het geloofd)
het witte dier - een hinde die geroofd
is, in haar blik een hulpeloze bede.
Het voornaamste bezwaar is nu dat ‘als’ is weggevallen, zodat het kan lijken of het echt om een hinde gaat, in plaats van om een vergelijking, maar het ontbreken van ‘als’ wordt gedeeltelijk goedgemaakt door het liggende streepje. Couplet 2: ‘viertal’ moet eruit, het staat er niet; ‘samenstel’ lijkt toch het best te voldoen als weergave van ‘Gestell’. De opmerking van mevrouw Bradley: ‘Als “Gestell” objektiviert erwecken die Beine gleichzeitig den Eindruck eines kostbaren Dinges’ lijkt me te weinig in overeenstemming met de omschrijving in het woordenboek van Paul/Betz (‘Gefüge aus Brettern od. Stangen zum Stützen, Tragen; Rahmen, an dem andere Teile befestigt od. auf den andere Teile gelegt werden,’ etc.) om serieus te nemen. Het Nederlandse ‘onderstel’ komt kennelijk het meest met Gestell overeen, maar zou een idiote indruk maken op deze plaats. In de derde regel moeten nog meer mogelijkheden zitten. Doordat het dier beweegt, zie je een witte glans over zijn huid bewegen, met de rimpelende beweging van een wateroppervlak, stel ik me voor. Hoe kan je dat nog anders zeggen? Misschien: ‘een witte glans gleed (voer?) lieflijk door hem heen en..’ of iets met ‘sidderde door hem heen’? Nee. Waarom niet iets met ‘leden’? Een onzuiver rijm met ‘benen’ en ‘beschenen’, maar zelf nog rijmend met ‘gleed’ en ‘schrede’. Trouwens, misschien ook iets met ‘kwam... gegleden’? Nee, dan is ‘leden’ beter: ‘een witte glans gleed hemels langs zijn leden’. Dus: Het elpenbenen samenstel der benen
bewoog zich in lichtvoetig evenwicht,
een witte glans gleed hemels langs zijn leden,
zijn dierenvoorhoofd droeg, zo stil en licht,
zijn hoorn, een toren door de maan beschenen,
bewust bij elke schrede opgericht.
De resterende bezwaren zijn dat ik het typisch Rilkeaanse ‘en’ voor ‘zijn dierenvoorhoofd’ heb opgeofferd en dat ‘licht’, vanwege ‘droeg’, dubbelzinnig is. In het derde couplet kan ‘week iets omhoog’ beter ‘week iets terug’ worden; in dit verband betekent dat hetzelfde. De ‘ruimte buiten/hem’ bevalt niet, het geeft de regel iets ongewenst SF-achtigs. Opeens zie ik dat de voorlaatste regel in het Duits een voet minder heeft dan de rest! Dat geeft een speciale nadruk, alsof dit de climax is van het gedicht. Maar ik kan ‘buiten/hem’ gewoon schrappen en ‘ruimte’ laten rijmen met ‘besluiten’ of ‘afsluiten’! Wel krijg ik dan een lettergreep te weinig in de laatste regel, maar meteen doet zich een nieuwe mogelijkheid voor, waardoor ik bovendien ‘sagencyclus’ kan substitueren voor ‘mythe’: ‘een blauwe sagencyclus ten besluite.’ Nu wordt het derde couplet: Zijn lip, bekleed met grijs en roze dons,
week iets terug, waardoor een weinig wit
(niets dat zo wit is) van zijn tanden blonk;
zijn neusgaten waren gesperd, er klonk
licht hijgen. Maar met onbegrensde blik
schiep hij zich beelden in de ruimte,
een blauwe sagencyclus ten besluite.
Hierna heb ik de vertaling een poosje laten rusten, om eventuele invallen af te wachten. Ik besluit tenslotte dat ‘(hij had het nooit geloofd)’ lelijk klinkt en beter terug-veranderd kan worden in ‘wat hij nooit had geloofd’, maar dan wel tussen komma's. Ik overweeg nog een paar bezittelijke voornaamwoorden te veranderen in lidwoorden, op de plaatsen waar Rilke ook een lidwoord gebruikt: ‘de gebeden’, ‘de leden’, ‘het dierenvoorhoofd’, maar dat lijkt tezeer in strijd met het Nederlandse idioom; bij ‘de hoorn’ gaat het wel, daarmee krijgt die hoorn een mooie speciale nadruk. In dit couplet is nog een duidelijke verbetering te realiseren, waardoor de dubbelzinnigheid van ‘licht’ kan verdwijnen: ‘en op zijn dierenvoorhoofd, stil en licht,/stond als een toren door de maan beschenen/de hoorn, bij elke schrede opgericht.’ Daarmee ben ik ‘bewust’ opnieuw kwijtgeraakt; ‘door elke schrede opgericht’ zou dit kunnen compenseren, maar in de regel ervoor heb ik al ‘door de maan’. Ik kies uiteindelijk toch voor ‘bij elke schrede’. Wat betreft ‘warfen sich’ heb ik tenslotte toch een oplossing gevonden: ‘lanceerde’: ‘Maar zijn onbegrensde blik/lanceerde beelden in de ruimte,/een blauwe sagencyclus ten besluite.’ Ik aarzel erg lang over ‘lanceren’; klinkt het niet te modern? Wolfgang Müller parafraseert warfen sich etc. als ‘schafft sich in seinem von den Dingen unbegrenzten Schauen einen Raum von Bildern...’, dus is ‘schiep hij zich beelden...’ zo gek niet. Maar Rilke had net zo goed zelf ‘schafften sich Bilder in den Raum’ kunnen schrijven. Hij koos voor het ongewone woord. Ik houd het op ‘lanceerde’. Een laatste wijziging: ‘onbegrensde’ wordt ‘grenzenloze’. Nu ik zover gekomen ben, wil ik weten hoe de Engelse Ril- | |
[pagina 111]
| |
ke-vertaler J.B. Leishman het er heeft afgebracht. Dat valt een beetje tegen. Terwille van het rijm heeft hij heel wat van eigen vinding ingelast: ‘and in surprise / The prayer fell back like a helmet from his head:’; ‘like a hind the unmerited/ Loss of her fawn lamenting with sad eyes.’; ‘The ivory framework of the limbs so light/ Swayed like a balance delicalely deflected,’; ‘And on the forehead where the beams collected’, enz. Met wat meer zekerheid bekijk ik mijn voorlopige eindversie, die mijns inziens voldoet aan mijn eigen kriteria - al blijft het de vraag of ik die kriteria niet naar believen subjectief hanteer en of ik niet alleen maar dénk in de vertaling niets van belang te hebben weggelaten of veranderd. | |
De eenhoornDe heilige keek op en zijn gebeden
vielen, zoals een helm valt, van zijn hoofd:
stil naderde, wat hij nooit had geloofd,
het witte dier - een hinde die geroofd
is, in haar blik een hulpeloze bede.
Het elpenbenen samenstel der benen
bewoog zich in lichtvoetig evenwicht,
een witte glans gleed hemels langs zijn leden,
en op zijn dierenvoorhoofd, stil en licht,
stond als een toren door de maan beschenen
de hoorn, bij elke schrede opgericht.
Zijn lip, bekleed met grijs en roze dons,
week iets terug, waardoor een weinig wit
(niets dat zo wit is) van zijn tanden blonk;
zijn neusgaten waren gesperd, er klonk
licht hijgen. Maar zijn grenzenloze blik
lanceerde beelden in de ruimte,
een blauwe sagencyclus ten besluite.
|
|