Peter Verstegen
Over het vertalen van een gedicht
De bedoeling is dat ik een gedicht vertaal en daarbij dagboek houd van het ontstaansproces, ongeveer zoals Rutger Kopland en Judith Herzberg in een vorig nummer het ontstaan van een van hun gedichten hebben beschreven.
Omdat ik bezig ben voor Polak & van Gennep een bundel gedichten van Rilke te vertalen, ga ik het proberen met een gedicht van Rilke en mijn keus is, na een paar valse starts, gevallen op Das Einhorn uit Neue Gedichte, geschreven in de winter van 1905-1906, in Meudon. Het gaat over een heilige die een eenhoorn ziet, een dier waarin hij nooit heeft geloofd. De heilige zelf komt alleen in de eerste paar regels voor; de rest van het gedicht beschrijft het dier. Het is de vraag of ik het gedicht wel goed begrijp; vooral de slotregels zijn me niet geheel duidelijk. Over de eenhoorn weet ik niet meer dan dat dit dier een symbool was van maagdelijkheid en dat de middeleeuwers echt geloofden in zijn bestaan. Als bewijs dienden narwaltanden - een plausibel bewijs als je ver genoeg weg woonde van Noordwest-Europa, waar de tanden vandaan kwamen, want de vorm ervan is precies zoals men zich de hoorn van de eenhoorn voorstelde - ruim een meter lang, kaarsrecht, maar over de hele lengte gedraaid. Ik heb er wel eens een bij een antiquair gezien, met een prachtig patina van oud ivoor. Volgens de Winkler Prins kan de eenhoornmythe iets te maken hebben met het bestaan van de neushoorn. Blijkbaar moet je dan aannemen dat de verhalen over dit dier op hun lange reis vanuit Afrika zo opgesmukt werden dat de dikke, stompe, relatief korte hoorn van de neushoorn kon veranderen in het elegante, spitse geval waarmee het paardachtige, witte dier op middeleeuwse voorstellingen wordt afgebeeld. Zelf heb ik in Artis een keer gezien dat ook de oryx beisa, een Oostafrikaanse spiesbok, beschikt over lange, rechte, gedraaide hoorns, die zo mooi parallel lopen dat de oryx van opzij gezien maar één hoorn lijkt te hebben. Dat heb ik toen vastgelegd in het volgende versje: ‘De eenhoorn, sierlijk en fragiel / fabeldier, zou een neushoorn zijn? / Zijn oorsprong is veeleer, naar mijn / idee, de oryx beisa en
profil.’ Maar toen ik afgelopen zomer in het wildpark van de San Diego Zoo, waar van de bedreigde diersoort een hele kudde wordt gehouden, op een voor de toerist aangebracht bord las dat de beisa model had gestaan voor de mythische eenhoorn, begreep ik dat het ‘naar mijn idee’ te veel pretentie was.
De Duitse tekst:
Das Einhorn
Der Heilige hob das Haupt, und das Gebet
fiel wie ein Helm zurück von seinem Haupte:
denn lautlos nahte sich das niegeglaubte,
das weisse Tier, das wie eine geraubte
hülflose Hindin mit den Augen fleht.
Der Beine elfenbeinernes Gestell
bewegte sich in leichten Gleichgewichten,
ein weisser Glanz glitt selig durch das Fell,
und auf der Tierstirn, auf der stillen, lichten,
stand, wie ein Turm im Mond, das Horn so hell,
und jeder Schritt geschah, es aufzurichten.
Das Maul met seinem rosagrauen Flaum
war leicht gerafft, so dass ein wenig Weiss
(weisser als alles) von den Zähnen glänzte;
die Nüstern nahmen auf und lechzten leis.
Doch seine Blicke, die kein Ding begrenzte,
warfen sich Bilder in den Raum
und schlossen einen blauen Sagenkreis.
Alvorens aan het werk te gaan moet ik uiteenzetten aan welke eisen een vertaald gedicht eigenlijk dient te voldoen: het moet qua zeggingskracht en betekenis niet echt verschillen van het origineel. Met andere woorden, er moet in essentie hetzelfde in worden gezegd als in het origineel, en de vorm waarin het wordt gezegd moet althans overeenkomstig zijn.
(Dit houdt in dat ik geen principieel verschil zie tussen het vertalen van proza en poëzie. De eis om absoluut hetzelfde te zeggen kan ook bij prozavertalingen meestal niet gesteld worden. Kleine verschuivingen in de betekenis zijn inherent aan het feit dat de twee talen waaruit en waarin wordt vertaald de media zijn van twee verschillende culturen. Zo is er in het Nederlands geen woord voor het Amerikaanse ‘college’. Ook heeft een taal soms geen pasklaar woord voor iets dat in