De Revisor. Jaargang 6
(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Frédéric Bastet
| |
[pagina 91]
| |
met zijn lief jongensgezicht, waar in alleen even de donkere oogen fonkelen, en de mond altijd glimlacht... Hij zit te vertellen zonder eenige bluf en onderwijl snoept hij uit een schaaltje de eene marron-glacé na de andere... En ik zie... ik zie dat kind daar voor mij... bij Derna met de bajonet aan zijn geweer... rèng, hier een Arabier... rèng, daar een Arabier... Wat is hij klein en tenger en fijn...! Is hij al volgroeid? Wat zijn zijne handen fijntjes en kleintjes...! - En nu, Mario? vraag ik; wat is nu je voorland? - O, zegt hij; mijn vader (die is admiraal en verre van hier en verre van hem) heeft mij al geschreven, dat mijn verlof zoo kort mogelijk moet zijn... en zoodra ik heelemaal beter ben... ga ik weêr terug naar Tripoli... Het is op dit oogenblik, dat de deur open gaat en iemand wordt aangediend... En binnen komt een klein, grijs, oud, verschrompeld heertje... en zoo wel Elettra als Orlando verwelkomen hem met bijna eerbiedige toegenegenheid en hij zet zich tusschen ons in en ik verneem, dat hij nog een oude garibaldino is en alles heeft meê gemaakt met Garibaldi... En nu hoor ik ook, dat hij de schoonvader is van den eersten officier van Mario en hij zoû zoo gaarne iets hooren uit Mario's mond van zijn schoonzoon, die pas sedert kort geleden met zijn dochter getrouwd is... En Mario zegt hem: - O u kan tròtsch op hem zijn... Hij heeft gevochten als een leeuw, en hij is nu ònze eenige officier in Tripoli, want àlle de anderen van ons schip zijn of gewond... of dood... Maar ik hoop hem spoedig weer terug te zien... Er is om ons als een emotie van patriotisme... Die emotie trilt als door de kamer en weêrglanst als in den enkelen traan aan Elettra's oog... Dat kind van een Mario! Overeen paar weken gaat hij weêr terug naar Tripoli en... Zullen wij hèm daarna ooit weêr terug zien...?? Ik dwing de vraag in mij terug... Wij drinken onze koffie aan tafel, die versierd is, ter eere van Mario, met miniatuur-kleine, Italiaansche vlaggetjes, gestoken tusschen het ooft en de bonbons... - De oorlog doet veel goeds aan ons volk, zegt de kleine, grijze garibaldino, met een blik naar ons, vreemdelingen, in wie hij misschien iets raadt van twijfel. Wij hadden dien oorlog noodig, om weêr energiek te worden. En wij kònden ook niet anders... De geheele politiek dwong ons de hand te leggen op Tripoli, koloniën te stichten ten Zuiden van ons land en in het Noorden van Afrika... En als wij Tripoli niet hadden genomen... wie had het dàn genomen... Wij zijn opgestaan van tafel... Kennissen komen binnen, om Mario te feliciteeren... Een dame, met een klein jongetje aan de hand, schertst met Elettra en eensklaps vraagt de moeder aan haar zoontje, wijzende op Mario: - En wàt is nu Mario...? Het jongetje denkt even na, en zegt dan, zijn kopje in den nek: - Eroe! (Held.) Wij lachen en de Jonge Held lacht meê, zoo natuurlijk en eenvoudig en jong en frisch... Voor een raam zie ik Orlando naar buiten staren... Wat is hij stil, al flonkerden zijn oogen wel, al glimlachte hij, zoo even, toen Mario vertelde van Derna... Ik leg de hand op zijn schouder en vraag: - Orlando... Wat is er? Hij wendt zich naar mij om... Hij ziet mij in de oogen en hij glimlacht met dien glimlach, die de zonnigheid is van zijn gelaat; die glimlach, die bijna is als een familietrek... Maar door dien glimlach zweemt iets van een donkere weemoed... - Niets, zegt hij. Gaan wij samen uit? Ik stem toe... En hij hoeft mij ook niets te zeggen... Ik wèet waarom zijn weemoed heen zweemt, door de zonnigheid van zijn mooi gelaat... Ik weet, dat die weemoed niet anders is dan omdat hij betreurt, eenmaal, reeds jaren geleden, zijn militaire carrière te hebben opgegeven... het betreurt op dit oogenblik...
Dien avond is er in de litteraire Vereeniging ‘Leonardo da Vinci’ een warme, patriotische oratie... Het is heel vol, onze dames zitten, maar Orlando, Mario en ik staan achter in de zaal... En plotseling maakt de orator eene toespeling, dat zich in Florence bevindt, misschien wel onder zijn gehoor, een Jonge Held, die zijn jeugdige bloed vergoten heeft voor de zaak van het Vaderland... - Wie is hij, wie is hij?? vragen stemmen uit het gehoor, en vele oogen gaan de zaal rond. De orator glimlacht en noemt den naam van den Jongen Held... Maar de Jonge Held is tusschen zijn oom en mij weg geslipt en verdwenen...
Ik verafschuw den oorlog. Toen dat kind vertelde, dat hij met zijn bajonet hièr een Arabier, dàar een Arabier door stak, en dat hij niet telde meer, vond ik dat afschuwelijk... en toch had hij gedaan als hij doen moest... en toch had hij, zonder het bijna te achten, zijn leven gewaagd voor zijn Vaderland... Zeker, de oorlog is afschuwelijk. Maar de oorlog maakt toch de oude deugden wakker in de ziel van overbeschaving des menschen, en zoo óoit de oorlog zal zijn afgeschaft, zullen die oude deugden insluimeren voor immer en zullen de dichters eene emotie minder gevoelen: de emotie om Moed, de emotie om de Levensopoffering voor eene Idee, de emotie om Vaderlandsliefde...
Louis Couperus | |
[pagina 92]
| |
Wie ook maar een beetje vertrouwd is met het werk van Louis Couperus weet dat in het autobiografisch getinte gedeelte de Orlando-figuur een grote rol speelt. Naast zijn zuster Elettra treedt hij op als kasteelheer van de Quattro Torre bij Cecina. Couperus geeft indrukwekkende persoonsbeschrijvingen van hem en toont zich ook verder zeer gevoelig voor zijn charme. Behalve een landgoed in Cecina bezitten broer en zuster een flat in Rome. Couperus noemt zelfs hun adres aldaar, maar het is gebleken dat dit het adres van zijn eigen pensionkamers was. Een andere keer woont de familie weer duidelijk in Florence, als we Couperus tenminste mogen geloven. Het probleem of Orlando echt bestaan heeft is al vaker aan de orde geweest. Terecht, want hij is de sleutelfiguur in het vraagstuk hoeveel er in Couperus' schetsen waarin hij optreedt op werkelijkheid berust en hoeveel er fantasie is. Nog niet zo lang geleden kon met zekerheid vastgesteld worden dat in Couperus' leven inderdaad iemand die hij Orlando Orlandini doopte heeft bestaan. Orlando heeft het echtpaar namelijk vergezeld op de Spaanse reis in 1913. Ja, Orlando heeft toen zelfs de kosten voor zijn rekening genomen, zo bleek uit Couperus' correspondentie met zijn uitgever Veen.Ga naar eind1 Dit wordt bevestigd door een uitspraak van zijn oudste zuster in 1923. Tijdens een interview met mevrouw W. van Itallie-van Embden zegt mevrouw C.R.G. Vlielander Hein-Couperus letterlijkGa naar eind2: ‘Met Orlando trok hij op; zeker, die heeft gelééfd, en zijn poes, en Jan in Florence. Of hij ons met die Jan een beetje voor den mal hield, dat weet ik niet precies’. Maar daarmee weten wij nog niet hoe Orlando in het dagelijks leven heeft geheten en wie hij was. De naam Orlando Orlandini moet Couperus ontleend hebben aan een dikke roverroman van Christian Vulpius (1762-1827). Nadat deze roem had verworven met de roman Rinaldo Rinaldini, der Räuberhauptmann (1797 e.v.), publiceerde hij in 1802 het veel minder bekende boek Orlando Orlandini. Deze overeenkomst kan geen toevoel zijn.Ga naar eind3 Door zijn vriend achter deze naam schuil te doen gaan bereikte Couperus voor hem een maximum aan anonimiteit. Namen als Orlandini, Orlando, Orlandi beslaan bovendien ettelijke bladzijden in het Romeinse telefoonboek. Wie ooit overwogen heeft dat het misschien géén fantasienaam was, moet bij het zien daarvan alle moed wel verloren hebben. De wetenschap dat het beslist om een schuilnaam gaat steekt dan weer een hart onder de riem. Maar wie was het dan wel? Is er een sleutel? Ja, maar helaas wel een die veel weg blijft hebben van een loper. Door kennis te nemen van 35 brieven en briefkaarten die Couperus tussen 1906 en 1918 aan de dames Maria Lodomez-Cordes (de moeder) en Emma Garzes-Lodomez (de dochter) te Florence schreef, kon enkele jaren geleden enigszins aannemelijk gemaakt worden dat genoemde Emma model heeft gestaan voor de literaire Elettra.Ga naar eind4 Voor de juistheid van deze hypothese is intussen, zoals straks zal blijken, het definitieve bewijs gevonden. Daarmee lijkt de zaak verder eenvoudig: Emma had twee broers en één van die broers moet dan wel Orlando geweest zijn. De fictieve Orlando heette immers ook de broer te zijn van de fictieve Elettra. Zo gemakkelijk is het echter niet. In de correspondentie met Emma Garzes en haar moeder komen de broers namelijk niet voor. Daar zij meteen wel aan toegevoegd, dat die briefwisseling nog maar voor de helft bewaard is gebleven.Ga naar eind5 Daar komt bij dat Couperus op papier een broer gemaakt kan hebben van wat in werkelijkheid een zwager, neef of huisvriend geweest is. Al die mogelijkheden blijven onverkort bestaan. Daar Emma Garzes al in 1952 is gestorven, in 1958 gevolgd door haar enige dochter Bona, zijn bovendien de laatste mensen verdwenen die afdoende opheldering hadden kunnen verschaffen. Of er nog verdere familieleden in leven waren leek in de chaos der Italiaanse burgerlijke standen het bekende zoeken naar spelden in een aantal uiterst ontoegankelijke hooibergen.Ga naar eind6 Met dan nog de mogelijkheid dat er helemaal geen spelden meer ergens verstopt zaten. Het leek daarom het beste eerst eens te beginnen bij het meest logische begin. Couperus heeft met Orlando op Sicilië in een nog altijd beroemd hotel gelogeerd.Ga naar eind7 Hadden de heren en Elisabeth daar soms hun naam in het gastenboek geschreven, en bestond dat boek nog? In maart 1977 werd een reis ondernomen naar dit hotel Timeo te Taormina. Daar bleken na aanvankelijk bemoedigende berichten de namen der hotelgasten echter pas van 1931 af aan de politie doorgegeven te zijn. Oudere boeken waren er niet. Een andere mogelijkheid bleef het adres Via Castelfidardo 8 te Rome, waar Couperus geheel alleen logeert en wel in 1914, kort voor hij afscheid neemt van Orlando die dan, zoals wij nog zullen zien, naar Zuid Amerika vertrekt.Ga naar eind8 Heeft Orlando daar misschien gewoond? zo kan men zich afvragen. Het gelukkige toeval wilde dat er nog heden ten dage in dit, in appartementen onderverdeelde, grote huis een avvocato Orlandi (!) woont, wiens ouders en grootouders daar ook al geresideerd hebben sedert circa 1900. Orlandi(o) leek gevonden te zijn! Maar dat was niet zo. Papa had pas van 1916 af een auto, en Couperus zat reeds in 1908 of zelfs 1907 bij Orlando in de ‘kachel’.Ga naar eind9 Ook verder bleek het niet zo goed te kloppen, en men kon er bijna zeker van zijn dat de geest van Couperus op dat ogenblik in een of ander zalig Nirwana gegnuifd heeft met immense gnuiving. Wel bleek op de tweede etage ene ‘Elvira-affittacamere’ gewoond te hebben. En dat loste tenminste toch het raadsel van dit adres op: Couperus is bij Elvira in pension geweest, ja, hij heeft haar zelfs uitvoerig en zonder pseudoniem beschreven in een van zijn schetsen.Ga naar eind10 Een volgende troefkaart werd daarop getrokken. In de schets De Jonge Held - verschenen in Het Vaderland van 27 januari 1912 en waarschijnlijk in het najaar van 1911 geschreven - is sprake van een zekere Mario, neef van Orlando en Elettra.Ga naar eind11 Mario is in de Italisch-Turkse oorlog gewond geraakt bij Derna (Libye). Hij is nog jong, even twintig jaar, en keert via | |
[pagina 93]
| |
Tarente als een nieuwbakken heldje terug naar Florence nadat zijn ‘oom Orlando’ hem in Tarente is gaan ophalen. Uit de correspondentie tussen Couperus en de Florentijnse Emma Garzes blijkt, dat deze inderdaad een jonge neef Mario gehad heeft.Ga naar eind12 Gezien de historisch exact kloppende gegevens maakt de schets een volstrekt authentieke indruk. Aan het slot wordt de jonge held geëerd ‘in de litteraire Vereeniging “Leonardo da Vinci” (...) Het is heel vol, onze dames zitten, maar Orlando en ik staan achter in de zaal’. De familie was in Florence dus blijkbaar lid van deze aloude Società Leonardo da Vinci. Helaas! Van de vroegere leden van deze literaire vereniging was bij onderzoek niets terug te vinden. De oude lezingverslagen zijn in 1966 door de rampzalige alluvione weggespoeld. Ook dit moet de geest van Couperus welgevallig geweest zijn, en hij zal de overstroming vanuit zijn Nirwana wellicht met een factice glimlach om de even krullende lippen hebben gadegeslagen. - Wel bleek gelukkig elders in Florence de jaargang 1911 van La Nazione bewaard te zijn. Deze couranten meldden, dat in september en october 1911 inderdaad in Noord Afrika hevig bij Derna gevochten is en dat zowaar de gewonde soldaten in Tarento zijn aangekomen: op 27 october, om precies te zijn, wat een terminus post quem voor De Jonge Held geeft. Dit klopt zo precies - en we zullen straks de letterlijk doorschoten epauletten van Mario nog tegenkomen - dat het ook weer moed geeft om te geloven in Orlando's werkelijke oomschap. (Als kort intermezzo moet hier intussen ook nog een onderzoek in Sesto Fiorentino en La Colonnata vermeld worden, waar Orlando volgens de schets Bladen uit mijn dagboek II, gedateerd 7 juli 1910, samen met Elettra en Couperus een bezoek gaat brengen aan oom Piero, ‘een oude man, kindsch en onnoozel, en hij woont op de villa bij Sesto met een intendant, een oude meid en een ouden knecht. Orlando moet er tweemaal in het jaar heen, om rekeningen na te kijken. Elettra gaat dan meê om een blik te slaan in de linnenkasten van den ouden oom’.Ga naar eind13 Vervoermiddel is Orlando's automobiel. De villa kon helaas niet duidelijk geïdentificeerd worden. In La Colonnata bevindt zich de fabriek van Ginori-porselein. Kon deze bejaarde zio Piero tot het geslacht der adellijke Ginori of tot dat der Villoresi behoord hebben? Was Orlando géén Lodomez en misschien integendeel de een of andere adellijke heer of grote Hans? De huidige markies Leonardo Ginori Lisci werd voorzichtig onder enige druk gezet, doch ook dit onderzoek leverde weer eens volstrekt niets op). Samenwerking met een genealogisch instituut en het bezoek aan een kerkhof bracht vervolgens althans enig licht in de samenstelling der families Lodomez en Garzes. En ineens kwam Couperus te midden van een zeer curieuze groep onwettige kinderen te staan. Misschien is dit wel de reden waarom Orlando ooit zo verschrikkelijk geschrokken is toen hij door Couperus in de courant is gezet, voor het eerst.Ga naar eind14 Zekere Desiderio Lodomez (1823-1876) verwekte vier kinderen bij de niet met hem getrouwde Mario Cordes (1835-1911), die zich overigens wel mevrouw Lodomez noemde: Emma, Enrico, Giulio en Ida.Ga naar eind15 Al deze kinderen behalve Enrico kregen andere, fictieve, achternamen.Ga naar eind16 Het is duidelijk dat dit de eventuele identificatie van Orlando niet vereenvoudigd zou hebben, ware het niet dat zij na de dood van hun papa zich allemaal voortaan Lodomez mochten noemen, dit bij koninklijk besluit.Ga naar eind17 Van deze vier kennen wij Emma al. Over Enrico en Giulio komen wij nog te spreken. Ida werd de moeder van onze MarioGa naar eind18 en van nog een dochter Vera. Aldus de gegevens van het genealogisch bureau. Op het kerkhof delle Porte Sante, bij San Miniato al Monte boven Florence, bleek dit alles juist te zijn. Hier moest over zeer roestige hekken geklommen worden. Een afgrijselijke neo-Gothische, luguber vervallen familiekapel met het opschrift Cappella Lodomez heeft daar alle onechtelijke sporen van het gezin uitgewist. Maar tevens bleken al deze mensen zeer dood te zijn. De grafstenen in de kapel lieten de onderzoekers evenzeer barsten als zij zelf al gebarsten waren. Namen en wat jaartallen, meer was er niet over van de familie en Bloem zou er zeker instemmend bij geknikt hebben, ware hij hier ooit gekomen. Alle oude mensen en alle oude dingen leken voorbijgegaan te zijn. Maar het Ding liet toch niet af en sleepte voort. En ziedaar! Er bleek waarachtig tóch nog iemand in leven te zijn: de enige zuster van Mario, de in 1941 gestorven Jonge Held, Ida's zojuist al genoemde dochter Vera. Zij is nu 83 en woont, nog zeer fris van geest, te Milaan. Haar adres kon opgespoord worden en nadat haar een brief geschreven was, zond zij d.d. 31 januari 1978 het volgende antwoord:Ga naar eind19 ‘Doordat ik niet in Milaan was heb ik pas nu uw brief gekregen betreffende de mogelijke informaties omtrent de schrijver Couperus. Ik ben inderdaad de nicht van Emma Garzes, die een grote vriendin was van de schrijver en van zijn echtgenote Elisabeth, die mijn tante Bettina placht te noemen. Ik ben de zuster van deze Mario Rossi die, waar u heel juist aan herinnert, gewond raakte bij Derna toen hij een zeer jonge marineofficier was. Ik was toen een meisje en ook al heb ik Couperus meerdere malen ontmoet, zo kan ik u geen enkele interessante notitie over hem verschaffen. Ik herinner me hem als een gedistingeerde heer die Frans met ons sprak, elegant, geraffineerd, een beetje gemaniëreerd van gebaren en van gedragingen. Zijn vrouw hield aan zijn zijde altijd een waakzaam oog over hem, met een houding die meer die van een moeder dan van een echtgenote was. Zoals u ziet is de last van mijn herinneringen zeer licht en ik vrees, ja ik ben er zeker van, dat ik ook als wij elkaar zouden ontmoeten u niets anders zou kunnen vertellen dan het kleine beetje dat ik u hier vandaag zeg’. De brief levert het definitieve bewijs dat wij het althans met Emma en Mario bij het rechte eind hebben. Hierdoor aangemoedigd konden wij waarachtig nog een tweede overlevende opsporen: Mario's weduwe Giulia Rossi. Zij woont te La Spezia, is in 1934 met hem getrouwd en sinds 1941 zijn | |
[pagina 94]
| |
weduwe. Zij bleek in het bezit te zijn van de in de slag bij Derna doorschoten uniformkraag, een band die Mario toen om zijn arm gedragen had en een afgeschoten epaulet! De relieken zitten keurig in een doos. Van Emma wist deze weduwe te vertellen dat ze ‘tutto cuore’ was, en bijzonder goed kon koken. Men herinnert zich dat Couperus haar pastei en abrikó-zen gelei met smaak consumeerde.Ga naar eind20 Maar wie was nu Orlando? Aangenomen dat de schets De Jonge Held vrijwel geheel op waarheid berust - Vera uit Milaan heeft zelf de hulde van Mario in de circolo letterario Leonardo da Vinci in 1911 nog meegemaakt, zo vertelt zij in een latere brief - is er aanleiding genoeg om eens naar de twee werkelijke broers van Emma te kijken. De oudste heette Enrico (1865-1933) en was een geducht militair. Hij was ordentelijk getrouwd en kan Orlando niet geweest zijn zoals namelijk uit zijn carrière en biografie blijkt. Van de jongste broer Giulio daarentegen (1866-1945) is juist genoeg bekend om hem tot een verdacht persoon te maken. Giulia Rossi herinnert zich hem heel goed, hij woonde later in Ascoli Piceno en is in 1934 nog op haar bruiloft geweest. Zij beschrijft hem mondeling als een weliswaar aardige man, maar ook als iemand met niet veel karakter die al het geld dat er was heeft opgemaakt. Zij herinnert zich dat hij in Zuid Amerika goudzoeker is geweest. Dit wordt bevestigd door een schriftelijke mededeling van Vera uit Milaan, die d.d. 11 april 1978 schrijft dat Giulio nogal avontuurlijk was aangelegd: hij ging weg, ‘fra l'altro in Columbia a cercare l'oro che naturalmente non trovò e, tornato in Italia, sempre senza vedere sua madre, si stabilì a Ascoli Piceno, dove ebbe un impiego per l'Acquedotto Pugliese’.Ga naar eind21 Men zal misschien willen tegenwerpen dat Orlando bij Couperus regelmatig naar Smyrna gaat, maar niet naar Zuid Amerika. Dit is echter niet juist. Op het moment dat Couperus in 1913 te Barcelona zijn Spaanse reis prepareert, wacht hij daar op Orlando, die dan met een Transatlantische stomer van Buenos Aires naar Europa repatrieert.Ga naar eind22 In 1915, als Couperus zelf in Den Haag is teruggekeerd, deelt hij in een interview mee dat Orlando wederom in Zuid Amerika zit.Ga naar eind23 Het kàn zijn dat Orlando ook zaken in Smyrna gedaan heeft, maar daar mag toch een vraagteken bij geplaatst worden. Reeds in 1888 komt nota bene ook Vincent Vere al uit Smyrna!Ga naar eind24 zodat Smyrna voor Couperus wellicht zoiets als een elegante variant op Tietjerksteradeel is geweest. Over deze Giulio Lodomez is de oude Vera overigens niet bijzonder mededeelzaam. Hij was, evenals trouwens zijn broer Enrico, vrijwel gebrouilleerd met zijn mama, van wie Couperus zeer gecharmeerd was maar die in 1911 om onduidelijke redenen uit het raam is gesprongen. De verwijdering tussen moeder en zonen kan er wel de oorzaak van zijn dat Giulio in Couperus' brieven aan moeder en dochter niet voorkomt. Toch rijzen hier meer vragen. Vera blijkt zich ook geen automobiel te herinneren. De auto moet er wel degelijk geweest zijn, er is zelfs in een brief aan uitgever Veen sprake van.Ga naar eind25 Reeds in 1907 zit Couperus er aanwijsbaar in, met Orlando en Mario de a.s. Jonge Held.Ga naar eind26 Laat Vera's geheugen haar op dit punt misschien in de steek? Of zijn het altijd taxi's geweest? Dit laatste zou eigenlijk het ei van Columbus zijn. Er ontbreekt nóg iets essentieels: Vera weet evenmin iets van een familiekasteeltje Quattro Torre. Zij is hierover zeer pertinent: ‘Escludo nel modo più assoluto che la mia famiglia avesse una villa di campagna, né a Cecina né altrove’Ga naar eind27. Dit treft niet alleen Orlando, het treft evenzeer Elettra, die soms op dit kasteeltje resideert. Het lijkt er dan ook op, dat het buitenverblijf door Couperus geheel verzonnen is. Heeft hij misschien, net zoals hij zijn pension te Rome tot flat van Elettra aldaar bombardeerde, het hotel te Viareggio, waar hij in 1908 en 1910 logeerde, tot dit château omgetoverd? Alles wat over de Quattro Torre geschreven staat, moet wel op fantasie berusten. In een brief uit 1907 schrijft Couperus aan Emma Garzes:Ga naar eind28 ‘Je m'achète un château pour l'été prochain et je vous invite!’ In die regel ligt misschien de kiem van het kasteeltje, dat later niet hij en Elisabeth zullen bezitten, maar integendeel juist Orlando en Elettra. En dat een verkeerde naam krijgt, want in goed Italiaans had het Quattro Torri moeten heten. In dit licht gezien wordt ook de gehuurde taxi wat waarschijnlijker. Recent heeft Karel Reijnders duidelijk gemaakt hoe sterk de literaire Orlando op een reële figuur moet teruggaan.Ga naar eind29 Daarmee zijn we er echter nog niet. Ongetwijfeld heeft Couperus zijn held opgesmukt met allerlei eigenschappen die hij aan anderen heeft ontleend, en hem met fantasieën omgeven die aan niets anders dan zijn schrijversbrein ontsproten zijn. Er zijn voor deze wijze van combineren uit het leven en het oeuvre van b.v. een Proust talloze parallellen aan te wijzen. Bij Proust beschikt men echter over zeer veel externe gegevens. Deze ontbreken in het geval van Couperus. Daardoor blijven wij telkens toch weer in de hypothese steken. Dat hij vaardig neuzen van herinnering op gelaten van verbeelding wist te hechten bewijst het geval Luigi Siciliani. Deze dichter wilde, zo blijkt uit een brief aan Veen, Nederlands leren en Couperus liet hem hiertoe Dionyzos zenden.Ga naar eind30 In De lof der luiheid is het echter niet hij maar Orlando die uit dit boek Nederlandse les krijgt.Ga naar eind31 Dit soort lessen gaf Couperus vervolgens ook nog weg aan Orlando's nichtje Bona Garzes.Ga naar eind32 De conclusie kan kort zijn. De Jonge Held is vrijwel geheel ‘uit de werkelijkheid overgeschreven’. In dit verhaal is Orlando, dat moet ook nog vermeld worden, een weggelopen militair zonder duidelijk beroep. Emma's andere broer Enrico is en blijft daarentegen militair. Orlando kan dan alleen maar voor Giulio staan. Couperus, die de dames Lodomez en Garzes in 1906 te Bagni di Lusca in hotel Continental leerde kennen, moet in die zomer daar ook Giulio ontmoet hebben. In dit verband zij gewezen op de Aldo Ardo figuur in het te Bagni di Lucca in dat zelfde hotel spelende boek Aan den Weg der Vreugde. Vergissen we ons niet, dan is Aldo Ardo = Orlando = Giulio. Van Aldo Ardo wordt in de roman gezegd dat hij | |
[pagina 95]
| |
de militaire dienst vaarwel heeft gezegd om zich vrij te kunnen voelen.Ga naar eind33 Er wordt een affaire gesuggereerd met de echtgenote van een zijner superieuren: ‘Het was voorbij, het was alles voorbij. Jongelingsjaren en mannelijke jaren, kameraden, patiënten en vrouwen, een enkele vriend (...) het slagveld en het boudoir van een meid; de militaire-club en de restaurants; de provincie-bals en de jonge vrouw van zijn kolonel’ (...). Ook Orlando heeft de militaire dienst verlaten en is daar soms nog wat melancoliek om. Dit zegt Couperus in De Jonge Held::Ga naar eind34 ‘Ik weet, dat die weemoed niet anders is dan omdat hij betreurt, eenmaal, reeds jaren geleden, zijn militaire carrière te hebben opgegeven...’. Over Giulio nu, deelt mevrouw Rossi mondeling iets dergelijks mee: hij is in ieder geval militair geweest, maar is om de een of andere reden daarmee opgehouden. Zij meent zich te herinneren dat er sprake was van een ‘questione di donne’. Deze drie figuren, kortom, hebben in elk geval grote overeenkomst met elkaar. De op het ogenblik beschikbare gegevens laten geen scherpere conclusies toe. Is de gesuggereerde identificatie juist, dan moeten wij wel vaststellen dat Couperus heel veel heeft gemaakt van betrekkelijk weinig. Grote luchtkastelen zijn om Orlando heen gebouwd. De desbetreffende autobiografisch getinte schetsen bevatten vermoedelijk heel wat meer fantasie dan realiteit. Een eventuele biograaf zal ze met grote voorzichtigheid moeten hanteren. En als het Giulio Lodomez niet geweest is, zal de werkelijke identiteit van Orlando wel heel moeilijk meer te vinden zijn. Maar, waaróm zou hij het niet zijn? De allereerste keer dat Couperus Orlando laat optreden is in Geuren van Heiligheid.Ga naar eind35 Hij rijdt daar met zijn vriend in een rijtuig. Diens naam wordt niet genoemd, maar hoe heet de koetsier? Inderdaad: Giulio. En diens achternaam is, zo blijkt later, Ardenti - ik had bijna geschreven: Ardo. | |
NotenDit verslag van een onderzoek had niet tot stand kunnen komen zonder de onvermoeibare hulp van mevrouw drs. Gerda van Woudenberg te Rome. Haar aandeel was groot en inspirerend. Aan haar gegevens en vondsten is veel ontleend. Een woord van bijzondere dank gaat dan ook gepaard met de bewondering voor haar volharding. |
|