Ludwig Wittgenstein
Over kleuren, wit glas en kleurenblindheid
Bij Basil Blackwell verscheen in het najaar van 1978 een nieuw boek van Wittgenstein, uitgegeven door G.E.M. Anscombe: ‘Remarks on Color.’ In het boek zijn opmerkingen (in het oorspronkelijke Duits en ook in het Engels) opgenomen, die handelen over kleuren en die Wittgenstein vlak voor zijn dood - in de jaren 1950 en 1951 - schreef. De aantekeningen stammen uit dezelfde tijd als de opmerkingen over zekerheid. Anscombe zei in een interview met Frans Boenders: ‘Misschien zal het boek over kleuren mensen zonder enige filosofische vorming aanspreken, omdat het spreekt over eigenschappen van kleuren zoals tot dusver door geen enkele filosoof was gedaan, Goethe niet te na gesproken. Het is geen epistemologische benadering, het zijn gewoon vragen over kleuren: Waarom lijkt het absurd te spreken over een grijze of een bruine vlam? Waarom bestaat er wel transparant groen of blauw, maar geen transparant wit?... Het boek fascineert omdat kleuren een attractief thema zijn, en omdat Wittgenstein er fascinerende vragen over stelt.’ (‘Over Wittgenstein gesproken’ 46-47)
Wittgenstein heeft al op verschillende plaatsen uitspraken gedaan over kleuren. In Vermischte Bemerkungen staat: ‘Kleuren prikkelen tot filosoferen. Misschien verklaart dit de hartstocht van Goethe voor de kleurenleer. De kleuren schijnen ons een raadsel op te geven, een raadsel dat ons prikkelt - niet opwindt.’ Zowel in zijn ‘Gesprekken met Waissmann’ als in de ‘Bemerkungen’ komen opmerkingen over dit onderwerp voor. In beide werken noemt hij blauw, geel, groen en rood de primaire kleuren en geeft hij de voorstelling van alle kleuren - inklusief zwart en wit - door een dubbele vierzijdige pyramide. In deze pyramide zijn de primaire kleuren de hoekpunten van het grondvlak en zwart en wit de toppen. Het doel van zijn onderzoek is in deze vroegere werken hetzelfde als in dit nieuwe boek over kleuren: hij is niet geïnteresseerd in een fysische of fysiologische theorie, maar in een zuiver fenomenologische kleurenleer.
Een paar notities kunnen misschien het volgende verhelderen:
1 Wittgenstein geeft de voorkeur aan vier primaire kleuren en heeft daarvoor een argument dat ontleend is aan de waarneming: je kunt deze vier primaire kleuren direkt herkennen, andere kleuren niet. Hij wijkt met deze keuze af van het gebruik de kleuren in een kleurendiehoek te beschrijven. Ook de succesvolle weergave van de kleuren door de kleurentelevisie heeft duidelijk gemaakt dat we met drie primaire kleuren kunnen volstaan: rood, groen en blauw. Dit betekent dat zijn dubbele vierzijdige pyramide afwijkt van de huidige manier om de kleuren in een figuur weer te geven.
2 Een tweede probleem waar Wittgenstein zich herhaaldelijk mee bezig hield is: Waarom kunnen we ons geen doorzichtig wit glas voorstellen? Weer moet in gedachten worden gehouden dat Wittgenstein zocht naar een analyse van de kleurbegrippen zonder gebruik te maken van veronderstellingen, zoals die in een fysische theorie worden gedaan. Hij accepteerde dus niet de verklaring, die door de natuurkunde wordt gegeven. Volgens deze verklaring is er sprake van een natuurkundige tegenspraak. Want, wanneer is een glas doorzichtig? Een glas is slechts dan doorzichtig, wanneer alle elektromagnetische golven, waarvan de golflengten tussen bepaalde grenzen liggen, worden doorgelaten. Een glas is echter wit, wanneer al deze elektromagnetische golven worden gereflekteerd. Door één glas kan nooit aan beide eisen tegelijk worden voldaan.
3 Wittgenstein toont zich ook geïnteresseerd in de vraag in hoeverre we ons mensen kunnen voorstellen, die andere kleurwoorden hebben dan wij en of we in dat geval met hen zouden kunnen kommuniceren. Het is in dit verband interessant te wijzen op de bespreking van het boek ‘Basic Colour Terms’ (1969) van Berlin en Kay in ‘Semantiek’ van Geoffrey Leech. Berlin en Kay hebben bijna honderd talen onderzocht en kwamen tot de konklusie dat er grote verschillen bestaan in het aantal kleurwoorden van een taal. Zo heeft het Jalé, een taal die in de hooglanden van Nieuw Guinea wordt gesproken, slechts twee kleurwoorden: ‘zwart’ en ‘wit’, het Tiv (Nigeria) slechts drie kleurwoorden ‘zwart’, ‘wit’ en ‘rood’. Het Engels heeft daarentegen elf niet samengestelde kleurwoorden. Alle hiertussen gelegen mogelijkheden blijken eveneens voor te komen. Ondanks de grote verschillen tussen de diverse talen komen Berlin en Kay niet alleen tot de konklusie, dat er precies elf universele kleurwoorden zijn, waarvan elke taal een deelverzameling bezit, maar ook stellen ze de ordening van deze kleurwoorden vast.
Willem de Ruiter