waaruit kunst ontstaat, en zij weten niets van de inspanning die zij vergt.
Zij willen methodisch zijn, vakkundig, objektief, rechtvaardig? Maar zelf zijn zij de triomf van het dillettantisme, doordat zij zich uitspreken over thema's die zij niet in staat zijn te beheersen; zij zijn het toonbeeld van onwettige usurpatie.
Wachters van de moraal? Maar moraal is gebaseerd op een hiërarchie van waarden, terwijl zíj juist een bespotting vormen van die hiërarchie; het feit alleen al van hun bestaan is wezenlijk immoreel. Zij hebben zich immers door niets gelegitimeerd, met niets bewezen dat ze recht op deze rol hebben. Eén ding slechts: de redakteur staat hun toe te schrijven. Terwijl zij zich aan een immorele arbeid wijden die bestaat in het uitspreken van makkelijke, goedkope, vluchtige oordelen zonder garantie, zouden zij de moraal willen beoordelen van mensen die zich volledig voor de kunst hebben ingezet.
Ze willen de stijl beoordelen? Maar ze zijn zelf een parodie van de stijl, de vleesgeworden pretentie zelf; ze zijn zulke slechte stilisten dat de ongeneeslijke dissonant van het ‘bovengenoemde’ en ‘hiernavolgende’ hen niet stoort. Om er maar niet van te spreken dat ze haastig en slordig schrijven; het is het slijk van de goedkoopste journalistiek...
Leraren, opvoeders, geestelijke leidslieden? In feite hebben zij de Poolse lezers geleerd dat literatuur iets is als een schoolopstel dat alleen geschreven wordt om er punten voor te kunnen geven; niét dat scheppen een spel van krachten is die zich niet volledig laten beheersen, een uitbarsting van energie, een arbeid van de kreatieve geest. Nee, literatuur is louter en alleen de jaarlijkse literaire ‘produktie’ tezamen met de onlosmakelijk ermee verbonden recencies, konkoursen, prijzen en artikelen. Zij zijn meesters in het banaliseren, zij verstaan de kunst het harde leven in een slappe brei te veranderen waarin alles even middelmatig, vlak en onbelangrijk is.
Dat zijn de verderfelijke gevolgen van een teveel aan parasieten. Schrijven óver literatuur is makkelijker dan haar zelf maken - daar zit 'm de knoop. Ik zou in hun plaats ernstig bij mezelf te rade gaan hoe ik me van deze schande zou kunnen bevrijden die als naam heeft: gemakzucht. Hun superioriteit is namelijk van zuiver technische aard. Hun stem klinkt niet hierom geweldig omdat hij geweldig ís, maar omdat ze de kans krijgen door de luidspreker van de pers te spreken.
Hoe komen we hieruit?
Werp met woede en trots alle kunstmatige superioriteit van u af die uw positie u verschaft. Want literaire kritiek is niet beoordeling van de ene mens door een andere (wie gaf u het recht daartoe?), maar een treffen van twee persoonlijkheden die absoluut gelijke rechten hebben.
Dus, oordeel niet. Beschrijf slechts uw reakties. Schrijf nooit over de auteur, noch over zijn werk - alleen over uzelf in konfrontatie met het werk of de auteur. Over uzelf heeft u het recht te schrijven.
Maar, als u over uzelf schrijft, schrijf dan zo dat uw persoon aan gewicht, betekenis en leven wint - dat hij uw beslissend argument wordt. Schrijf dus niet als een pseudo-wetenschapper, maar als een kunstenaar. Kritiek moet even strak gespannen en vibrerend zijn als het werk dat zij aanraakt - in het andere geval laat zij slechts gas ontsnappen uit een ballon, wordt zij tot een slachting met een stomp mes, tot ontbinding, anatomie, graf.
En als u niet wilt of niet kunt - ga dan weg.
(Ik schreef dit toen ik hoorde dat de Vereniging van Poolse Schrijvers in het Buitenland - overwegend dat de kritiek bijzonder belangrijk is voor de literaire kreativiteit - een prijs van 25 pond sterling had ingesteld voor de beste kritische arbeid. Hoewel alle toekenningen van prijzen aan mij voorbijgaan, hoewel dit een dans is waarvoor ik niet ben uitgenodigd ... misschien dan ditmaal? Ik deponeer deze ‘kritische arbeid’ op de jurytafel en beveel mezelf warmpjes aan).