De Revisor. Jaargang 5
(1978)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermdWaarom houdt Matsier er niet van dat Brouwers van 't Hart houdt?Nicolaas Matsier lijkt mij een rankuneuze jongeheer. Zo dacht ik onmiddellijk na het lezen van Waarom houdt Brouwers van 't Hart? (De Revisor V/4). De Revisor houdt niet van 't Hart. Matsier zelf, als ook Paul Beers en Dolf Verspoor hebben in dit blad (resp. III/6, IV/3 en IV/5) hun gemengde gevoelens over hem geuit. Van de andere kant heeft de ‘uiterst zorgvuldig stilist’ Jeroen Brouwers, medewerker van De Revisor, zich in Vrij Nederland positief over 't Hart uitgelaten, terwijl hij de Revisor-redaktie zo'n Jezusklap voor de broek heeft gegeven, dat de twaalf apostelen er ongetwijfeld uitgerold zullen zijn (De Revisor IV/5). Maar laat ik de zaken eens op een rijtje zetten:
Tot zover. Nicolaas Matsier is een rankuneuze jongeheer. Niet alleen is hij zo inkonsekwent als de Bijbel (De Revisor heeft geen lijn, Brouwers mag er in. De Revisor heeft wel een béétje lijn, 't Hart mag er níet in. Denkt Brouwers dat hij er niet meer in hoort? Onzin, we kunnen hem goed gebruiken, leve Jeroen Brouwers! Wat! Brouwers houdt van 't Hart? Weg met Jeroen Brouwers!), - hij vervalst bovendien Brouwers' recensie en interpreteert diens opvattingen ver- | |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
keerd, opzettelijk (wat het nog erger maakt) of onopzettelijk (wat duidt op onvermogen). Voor Matsier is literatuur een reflektie op wat hij ‘gemakshalve’ maar even ‘het leven’ noemt, zegt hij. Voor Brouwers en 't Hart is het leven ‘een voortdurende reflectie van literatuur’, zegt hij. De literatuur heeft voor Brouwers en 't Hart de godsdienst vervangen, zegt hij. Daarom houdt Brouwers van 't Hart, zegt hij. Maar wat zegt Brouwers zelf over 't Hart? ‘Wat hij schrijft (...) heeft niets met ‘literatuur’, maar alles met het ‘bestaan’ te maken, dat wil zeggen met het bestaan van Maarten 't Hart persoonlijk. Zijn in deze bundel verzamelde essays gaan in dezelfde mate over 't Hart zelf als over de erin aan de orde gestelde schrijvers en oeuvres, - voortdurend onderbreekt hij zijn betoog om op ‘correlaten’ en ‘houvasten’ voor zijn eigen bestaan te wijzen, lezen en leven zijn zo met elkaar verstrengeld dat deze essaybundel gelijktijdig de autobiografie van Maarten 't Hart is.’ Dat is wel even iets anders dan wat Matsier zegt dat Brouwers zegt, let vooral op de betekenis van het ‘zo... dat’ in dit citaat. Brouwers juicht het in zijn recensie toe dat 't Hart niet zo maar literatuur leest, maar dat hij in wat ik nu maar gemakshalve zijn leven noem, wat aan zijn leeservaringen heeft, hij leert er doodeenvoudig iets van. En niks geen omgekeerde reflektie, niks geen godsdienstvervanging. ‘A’, zegt Jeroen Brouwers. ‘Ja’, zegt Nicolaas Matsier, ‘maar wil ik hem te grazen nemen, dan moet ik net doen of hij B zegt.’ Brouwers en 't Hart kunnen nog niet onder de douche gaan staan, zegt Matsier, zonder een gedachte te wijden aan letterkundige washandjes. Die Nicolaas. Hij kan zelf nog geen vrouw in haar blootje overeen balkon zien lopen of hij schrijft er een verhaal over. Ressentiment en rankune, mijne heren van De Revisor, dat is wat ik er van vind. Enne, inslikken maar dat impliciete programma van jullie zou ik zeggen. Want nu Van Deel in Trouw (23 september 1978) een wel heel waarderende bespreking aan Maarten 't Harts Een vlucht regenwulpen heeft gewijd, zal hij het wel met Matsier aan de stok krijgen. Waarom houdt Van Deel van 't Hart, hè Nicolaas?
Hans Stupers |
|