3
Niet lang geleden is hij vijfendertig jaar geworden en juist toen ontdekte hij opeens dat het haar op zijn kruin zichtbaar dunner geworden was. De plek was nog niet helemaal kaal, maar gemakkelijk voorstelbaar (onder het haar schemerde de huid) en zeker en onafwendbaar. Het is natuurlijk belachelijk van dunner wordend haar een levensprobleem te maken, maar hij realiseerde zich dat met de kale plek ook zijn gezicht zou veranderen en dat zijn leven in één van zijn verschijningsvormen (kennelijk de betere) dichter bij het einde kwam.
En op dat moment probeerde hij de balans op te maken van deze, op zijn einde lopende (harige) levensfase. Wat had hij in deze periode eigenlijk beleefd? Hij werd verlamd door het besef dat hij nauwelijks genoten had. Hij voelde dat hij bloosde, ja, hij schaamde zich: want zo lang hier op aarde te leven en zo weinig meegemaakt te hebben - dat is beschamend.
Wat bedoelde hij er eigenlijk mee, toen hij zei dat hij weinig meegemaakt had? Bedoelde hij reizen, zijn werk, belangstelling voor mensen om hem heen, sport, vrouwen? Natuurlijk bedoelde hij dat allemaal, maar toch wel voornamelijk vrouwen. Want al was zijn leven arm en eentonig, het was niet zijn schuld dat zijn baan oninteressant en zonder toekomst was, evenmin was het zijn schuld dat hij niet voldeed aan de financiële en politieke voorwaarden om te mogen reizen, en het was eigenlijk ook niet zijn schuld dat hij op zijn twintigste zijn meniscus beschadigd had en de sport waarvan hij hield moest opgeven. Maar waar hij relatief vrij was en waar zijn verontschuldigingen niet opgingen, daar was het rijk der vrouwen. Daar kon hij, door niets en niemand belemmerd zijn vermogens waarmaken. Vrouwen werden voor hem de enige ware graadmeter van levensintensiteit.
Maar het ongeluk was dat het juist met vrouwen eigenlijk niet zo best ging: tot zijn vijfentwintigste was hij verlamd door verlegenheid (hoewel hij een knappe jongen was); daarna werd hij verliefd, trouwde en probeerde zichzelf zeven jaar lang ervan te overtuigen, dat de erotische aantrekkingskracht van één vrouw oneindig was; daarna scheidde hij. Zijn verdediging van de monogamie (en ook de illusie van de oneindigheid) was in het niets opgegaan en in plaats daarvan voelde hij zich weer op een prettiger, wat overmoediger manier aangetrokken tot vrouwen (de bonte eindigheid van hun aantal). Ongelukkigerwijs werd hij afgeremd door zijn slechte financiële situatie (hij moest zijn ex-vrouw alimentatie betalen voor het kind dat hij maar een of twee keer per jaar mocht zien) en ook door de beperkingen van het leven in een kleine stad waar de nieuwsgierigheid van buren onverzadelijk is en de keuze in vrouwen beperkt.
Maar toen ging de tijd al snel en opeens stond hij in de badkamer voor een ovale spiegel die boven de wastafel hing, in de rechter hand hield hij een rond spiegeltje boven zijn hoofd en hij keek gefascineerd naar het beginstadium van een kale plek; die aanblik dwong hem plotseling (zonder dat hij de kans kreeg zich erop voor te bereiden) de waarheid onder ogen te zien: wat je voorbij laat gaan is niet meer in te halen. Vanaf dat moment veranderde zijn stemming en zelfs kwamen van tijd tot tijd gedachten over zelfmoord in hem op. Natuurlijk (en dit moet benadrukt worden, anders zou men kunnen denken dat hij hysterisch of dom was) zag