Folgore da San Gimignano
De maanden
vertaling Frans van Dooren, vignetten Johan Breuker
Maanden als miniaturen
Een van de meest uitgesproken poëtische persoonlijkheden van het vroege Trecento is Folgore da San Gimignano. Biografisch gezien is hij, zoals de meeste van zijn dichtende tijdgenoten, een figuur met vage contouren. Hij moet - afgaande op enkele archivalia uit Florence en zijn geboortestad San Gimignano - iets na 1280 geboren en rond 1330 gestorven zijn. Afgezien van het feit dat hij als Giacomo, zoon van een zekere Michele, te boek staat en hier en daar op militaire loonlijsten voorkomt, weten we niets van hem. Als dichter blijkt hij onder de luisterrijke naam Folgore bekendheid te hebben verworven.
Behalve deze schaarse biografische gegevens bezitten we van hem 32 sonnetten: 14 op de maanden van het jaar, 8 op de dagen van de week, 5 over het tot ridder slaan van een jonge Florentijn, 4 over de politiek van zijn dagen, en 1 over het uitsterven van de hoofse levensvormen. Zijn faam berust evenwel uitsluitend op de zogenaamde Corona dei Mesi, een reeks van 14 sonnetten (12 plus een inleiding en een afsluiting), waarin de dichter als een gulle gever maand voor maand de geneugten idealiseert van een brigata nobile e cortese: een gezelschap van rijke jongelui, die met wijd open geldbuidels van kasteel naar kasteel, van stad naar stad en van landschap naar landschap trekken. Het doel waardoor zij zich laten leiden is epicuristisch: genieten van het leven met de vrijgevigheid als het hoogste ideaal. Met dit uitgangspunt voor ogen geven zij zich over aan hun piaceri: feesten en toernooien, conversaties en jachtpartijen, ritten te paard en pleziervaarten, eten en drinken, zang en dans, natuur en liefde.
Maar meer uniek dan de inhoud is de structuur van Folgore's sonnetten. Omdat de verschillende geneugten niet beschreven maar opgesomd worden, hebben zijn verzen een zeer aparte werking. De stijl ervan is enumeratief en parataktisch: reeksen beelden rijgen zich als het ware impressionistisch aaneen en de diverse genietingen worden de lezer rechtstreeks en zonder omhaal voor ogen gesteld. 's Dichters raffinement ligt in zijn ogenschijnlijk gebrek aan raffinement, zijn simpelheid is geen naïviteit maar artisticiteit.
Omdat Folgore's Maanden uitermate beeldend en kleurrijk, om niet te zeggen picturaal, van karakter zijn, horen ze thuis in het gebied waar dichtkunst en schilderkunst aan elkaar grenzen. Daarom kan men Folgore dan ook beter vergelijken met de miniaturisten en illuminatoren dan met de dichters van zijn tijd: Simone Martini, Ambrogio Lorenzetti en de schilders van de getijdenboeken staan in vele opzichten dichter bij hem dan Cecco Angiolieri of Dan te en de zangers van de dolce stil novo. Trouwens, ook literair is Folgore moeilijk in te delen. Meestal brengt men hem onder bij de komisch-realistische poëten van zijn tijd, maar eigenlijk is hij daar te ‘idealistisch’ voor. Terwijl hij van de andere kant weer te veel realistische trekken vertoont om zonder meer bij de ‘idealisten’ ingedeeld te kunnen worden.
Toen ik een jaar of tien geleden bezig was met de vertaling van Folgore's Maanden, kwam ik plotseling tot de ontdekking dat Dolf Verspoor de sonnetten al in 1958 vertaald en gepubliceerd had. Ofschoon ik op dat moment zelf al tot ‘augustus’ gevorderd was, ben ik toen onmiddellijk met mijn vertaalwerk gestopt: ik vond Verspoors weergave zo subliem dat elke poging om zijn werk naar de kroon te steken in mijn ogen een vorm van hybris was. Maar kortgeleden heb ik mijn ‘onvoltooide’ weer voor de dag gehaald, daartoe vooral gestimuleerd door een briefwisseling met Verspoor, die mij o.a. wees op het feit dat een literair werk, evenals een muziekstuk, op diverse manieren ‘uitgevoerd’ kan worden en dat elk van die manieren, mits redelijk van kwaliteit, bestaansrecht bezit. Ook omdat mijn ‘uitvoering’ een wat andere opzet vertoont dan die van Verspoor (o.a. heb ik Verspoors aristokratische u door het meer colloquiale je vervangen), heb ik tot publicatie besloten.
Graag maak ik de geïnteresseerde lezer er op attent dat de vertaling van Verspoor, die wordt voorafgegaan door een zeer leesbare inleiding, nog steeds verkrijgbaar is (Folgore da San Gimignano: De Maanden onzer Jaren, Athenaeum - Polak & van Gennep 19703). Bovendien wil ik er op wijzen dat ook Folgore's weeksonnetten in het Nederlands overgebracht zijn (Folgore da San Gimignano: Carpe diem, Boucher, 1964), en wel door Willem van Elden, die al eerder de tegen Folgore gerichte anti-Maanden van Cenne de la Chitarra vertaald had (Cenne de la Chitarra: De twaalf magere maanden, Boucher, 1958).
Frans van Dooren