Waarom houdt Brouwers van 't Hart?
Maarten 't Hart: schrijver van populair-wetenschappelijke verhandelingen, essays, romans, verhalen, kritieken, op het moment dat ik dit schrijf auteur van althans één gedicht, en een dagboek; zelden agressief, snel maar vaak slordig. Jeroen Brouwers: schrijver van verhalen, romans, en felle polemische stukken; uiterst zorgvuldig stilist. Het viel niet te voorspellen dat juist Brouwers een enthousiaste bespreking zou wijden aan De som van misverstanden, waarin 't Hart een aantal literaire voorkeuren bundelt.
Brouwers' recensie (Vrij Nederland, 24 juni) heeft, inhoudelijk, wel iets van de recensies die 't Hart zelf pleegt te schrijven. In die zin, dat men na lezing nauwelijks iets anders weet dan dat de criticus iets gelezen heeft waar zijn gemoed van vol geschoten is. E ris eerder sprake van een lyrische klierafscheiding dan van, zeg maar pogingen om een beetje aan te duiden waarom de criticus denkt dat iemand anders hetzelfde boek eveneens mooi zou moeten vinden.
't Harts enthousiasme is dermate zuiver en groot dat alleen muziek er een adequaat medium voor zou kunnen wezen. Uiten van een enthousiasme, wil ik zeggen, is iets anders dan het overdragen daarvan. Als hij zegt: ‘Dit is zo mooi! Bijna net zo mooi als...’ - een ander boek waar hij enthousiast over is - dan draagt dit wel bij tot mijn kennis van Maarten 't Hart, maar niet noodzakelijk tot mijn kennis van literatuur.
Brouwers is enthousiast over 't Harts enthousiasme, want Brouwers is van mening dat het literair bedrijf in Nederland in hoofdzaak in handen is van een soort al dan niet universitaire managers, die waarschijnlijk ook een trust vormen, maar intussen ‘om de literatuur zelf niets geven’. Dat 't Hart zowel als Brouwers heel veel van literatuur houden, zal duidelijk zijn. Nu hou ik daar zelf toevallig ook nogal van, maar kennelijk op een andere manier.
Ik denk dat het verschil hierin zit. Voor mij is literatuur (uiteraard, zou ik zeggen) een reflectie op wat ik nu maar gemakshalve het leven noem, en natuurlijk niet de enige vorm waarin dat mogelijk is. Voor 't Hart en Brouwers is het leven, ook het dagelijks leven, een voortdurende reflectie van literatuur. Hun ervaringen worden volkomen bepaald door hun lectuur, voorgevormd door de literatuur. Het valt hun zwaar een asbak te zien zonder aan een literaire asbak te moeten denken, hun huisdeur te openen zonder zich bewust te zijn van de rol die sloten en sleutels in de literatuurgeschiedenis speelden, en onder de douche te staan zonder een gedachte te wijden aan letterkundige washandjes.
‘Literatuur als gids voor het leven’ noemde Brouwers zijn recensie over 't Hart. Brouwers heeft iets bij 't Hart herkend. Iets van zichzelf, iets wat hem voorbij doet zien aan de wel degelijk door hem opgemerkte ‘niet anders dan tuttig te noemen schrijfstijl’. Brouwers, die katholiek opgevoed is, heeft bij 't Hart, die gereformeerd opgevoed is, herkend dat de literatuur de godsdienst heeft vervangen, even al-omvattend, even onverdraagzaam. En zoals bekend wil de gelovige getuigen, niet overtuigen. En wie onontvankelijk is voor het getuigenis, is een heiden. 't Hart als zendeling, Brouwers als inquisiteur: iets andere werkterreinen, maar van dezelfde organisatie.
De Bond tegen het vloeken heeft na jarenlang gebruik van de slagzin ‘Spreek vrijmoedig over God, maar misbruik nooit Zijn naam’ eindelijk iets nieuws bedacht: ‘God hoort u, vloek niet’. Het verbaast me dat niemand van die duizenden mensen met verfspuitbussen op zak ooit de riante mogelijkheid heeft gezien om van die kom ma na de u een w te maken. Ik denk dat ik me maar eens zo'n ding aanschaffen ga.
N.M.