Wouter Donath Tieges
‘Versuchte Nähe’ van Hans Joachim Schädlich
Versuchte Nähe: onmiddellijk blijken de problemen van de vertaler met deze vijfentwintig verhalende teksten waarin het belangrijkste niet expliciet gezegd wordt maar tussen de regels staat, tussen de woorden, ingekapseld in toespelingen, doorschemerend door vermommingen, verpakt in pas in tweede instantie onthullend taalgebruik, in een veelzeggend geamputeerde syntaxis. Hoe het werkt? Versuchte Nähe slaat op het titelverhaal waarin een waardigheidsbekleder, staande op een podium hoog boven de mensenmassa, probeert om toenadering te vinden tot het volk dat langs hem defileert. Hetgeen mislukt: dat ligt ook in de titel besloten. Maar de verleiding (Versuchung) om deze poging te ondernemen is groot, zoals ook de verleiding voor de schrijver groot is om nader tot zijn werkelijkheid te komen, met daarin ingecalculeerd dat ook dit op een mislukking uit kan draaien. En ten slotte is ook de vertelmethode van de auteur, Hans Joachim Schädlich, er een van een - wat dan de werktitel is van de in de loop van 1979 bij Meulenhoff verschijnende vertaling van deze bundel - ‘poging tot nabijheid’: een onder de loep nemen van de dingen en mensen die hij beschrijft, de kleinste details op papier proberen te zetten om zo het object zowel voor de schrijver als de lezer dichterbij te halen. Versuchte Nähe: met de nodige scepsis van de kant van de schrijver.
Hij noemt dit zijn vervreemdingstechniek. Achteraf zegt hij, in het eerste interview dat hij gaf nadat hij in het begin van december 1977 met zijn gezin van Oostberlijn naar Hamburg was gekomen, in Die Zeit van 17 maart 1978: ‘Algemeen gesproken ben ik altijd bezig geweest om dingen die ons in zekere zin vertrouwd voorkomen, door het zoeken van woorden of constructies vreemder te maken dan ze ons voorkomen, namelijk zo vreemd als ze in werkelijkheid zijn, hoewel ze ons vertrouwd voorkomen. Als men mij vraagt me daar achteraf over uit te laten, heb ik voor mijzelf het gevoel dat ik naar vreemde benamingen voor schijnbaar vertrouwde dingen heb gezocht om ze mijzelf zo vreemd te laten schijnen als ze in werkelijkheid zijn maar daardoor ook te zien hoe ze eigenlijk zijn.’
De dingen waar hij het over heeft, zijn in de eerste plaats mensen: mensen die door de realiteit gedwongen zijn het getructe spel van schijn en zijn te spelen, zich te camoufleren, anoniem te worden, machtelozen in conflict met de machtigen. Schädlichs sympathie ligt bij de machtelozen; er komt dan ook inde meeste verhalen een moment waarop ze van hun aanwezigheid als persoon getuigen en dan automatisch een doorn in het oog van de overheid, autoriteit, machthebber worden. De dichter schrijft pamfletten. De jonge vrouw in het verhaal ‘Delen van het landschap’, dat hier volgt, weigert te gehoorzamen aan de mensenmanipulerende maatregelen van de instanties. De man Tibaos wil zijn land verlaten. De dichter Nikodemus Frischlin weigert zijn mond te houden. Een arbeider laat zijn opgekropte agressie de vrije loop. En de machthebber reageert agressief: zijn reactie beschrijft Schädlich in alle mogelijke variaties; hij grijpt in en zet de dichtergevangen; hij chanteert de dichter zozeer dat deze langzaam maar zeker, zonder er iets tegen te kunnen doen, stapje voor stapje wordt omgevormd tot een staatszanger; hij maakt de persoon in overtreding zwart in de ogen van diens omgeving (de Oostduitse overheid verklaarde Schädlich tot staatsgevaarlijk personage) - of hij wordt door angst bevangen, zoals in het schitterende verhaal ‘Besuch des Kaisers von Russland bei dem Kaiser von Deutschland’, een akelig nauwkeurig, in protocollaire taal geschreven verslag van het haast absurde ceremonieel dat bij dergelijke statiebezoeken gebruikelijk pleegt te zijn, van de angst bij de organisatoren, de omzichtige verontschuldigingen, de veiligheidsmaatregelen, het optrommelen van jubelend volk-met-vaantjes; ontmaskering van de macht: de Keizer houdt het meest van speelgoedtreintjes. Of de machthebber krijgt, zoals in ‘Delen van het landschap’ geen greep op zijn slachtoffer: de vrouw laat zich niet inpassen - maar moet het wel
met de dood bekopen. Dure vrijheid!
Hans Joachim Schädlich is in 1935 in Reichenbach (Vogtland) geboren, een streek in het uiterste zuiden van de DDR. Hij heeft germanistiek gestudeerd in Berlijn en promoveerde op een linguïstische studie. Als taalonderzoeker had hij een aanstelling bij de Akademie für Wissenschaften: een grammaticaproject, waarvoor hij één hoofdstuk schreef, kan nog altijd niet verschijnen. Vanaf 1969 schreef hij prozateksten, maar in de DDR heeft hij nooit iets gepubliceerd. In de Bondsrepubliek is hij ontdekt door het Literaturmagazin, uitgegeven bij Rowohlt en bijzonder in het zonnetje gezet door Günter Grass, die op zijn Butt-toemee ook vijftigmaal een verhaal van Schädlich voorlas. Overrompeld door de nieuwe indrukken, proberend een realiteit te doorgronden die zijn nieuwe omgeving is geworden en vermoeid van de toernees probeert Schädlich in de buurt van Hamburg weer aan het schrijven te komen: ook deze realiteit kent de mechanismen van vrijheidsbeperking en camouflage, het conflict tussen machthebbers en machtelozen.