[Clara (vervolg)]
d'avoir trop aimé d'amour?’ ‘Ze neuriede even.’ Het zal me niets verbazen als ze dat van mij ook zullen zeggen. Ach, de liefde, Thomas, dat is mijn levensvervulling, dat is plus fort que moi. Ik heb me vergist in Johan. Bijna is dat me noodlottig geworden. Ik kan het niet helpen, het is mijn natuur, hartstochtelijk. Gelukkig was jij er, Thomas,’ - ze raakte zijn arm aan - ‘mon ange gardien, om het te verhinderen. Er is een liedje van Damia, uit de jaren dertig, ils te diront que je t'aimais plus que ma vie, ‘Sombre Dimanche’ heet het, hoeveel zelfmoorden dat niet begeleid heeft, en als de naald dan bleef haken, Plus que ma vie Plus que ma vie Plus que ma vie Plus que ma vie, dan ginǵen ze kijken en dan vonden ze haar - morte. O, Thomas, je moet me beloven dat je me niet in de steek zult laten. Ik ben zo dom geweest, zo blind. Les chagrins d'amour, ça tourne la tête. Et puis ça s'en va, vers d'autres matins, vers d'autres destins. Het gaat maar door, er komt geen eind aan. Zo ben ik nu eenmaal. Si un jour la vie t'arrache à moi... Ik moet er niet aan denken.’
Thomas sneed de harige toupet van de artisjokbodem en zag de grote plak bleek vruchtvlees. Schubje voor schubje had hij afgekloven en nu ineens zo'n dikke plak. Die kon hij niet eten. Zij at het spul met smaak op, smeerde het op stukjes toast, besprenkelde het met peper en zout, likte haar vingers zelfs af. Hoe durfde ze te praten over liefdesverdriet voordat het goed en wel aan was? Wat waren dat voor manieren? Het leek wel of ze niet eens kon wachten tot hij haar in de steek zou laten. Het was ook haar eigen schuld dat ze geen naam had. Ze smeekte er gewoon om vergeten te worden. Hij was voor haar niet meer dan een vervelende, maar noodzakelijke voorwaarde voor zijn eigen afwezigheid. Zichzelf waardeerde ze alleen om het verdriet dat anderen zouden voelen na haar vertrek uit dit tranendal. Pas toen hij bewusteloos ter aarde lag begon hij voor haar te bestaan. Ze zou hem het liefst dood zien.
‘Ik moet weg,’ zei hij en stond op.
Ze legde haar mes neer. ‘Is er iets? Voel je je niet goed?’
‘Nee, ik voel me best. Ik moet echt weg. Ik heb...’, ja, wat moest hij nu zeggen? ‘...ik heb nog een andere afspraak.’
‘Maar, Thomas, er is nog veel meer te eten! Er zit je iets dwars. Vertel het me maar. Je bent de hele tijd al zo gespannen.’
Hij schudde zijn hoofd, schoofde stoel onder de tafel en liep, met een poging tot een verontschuldigende blik in zijn ogen, achteruit naar de deur. Zij zat onbeweeglijk op haar stoel, kruimels op haar onderlip, handen lam op het tafelblad, stomverbaasd over deze ongebruikelijk abrupte manier om in de steek gelaten te worden, niet vermoedend dat ze elkaar pas over drie jaar weer zouden ontmoeten. Zij stapte uit de trein die hij moest halen en, voordat hij zich herinnerde dat hij ooit haar naam vergeten was, riep hij: ‘Dag Clara!’
Ze keek op en zei: ‘Thomas.’ Zonder enthousiasme.
Ze was nog steeds erg petite, erg svelte. Haar huid leek strakker, een hint van toekomstige tanigheid, haar ogen leken harder en de hand die ze hem gaf - maar het was winter, bijtend koud - leek klauwiger.
‘Hoe gaat het?’ vroeg hij en hij dacht: Waarom ben ik haar uit het oog verloren? Toen herinnerde hij het zich weer.
‘Heel goed,’ zei ze. ‘Ik werk nu bij de radio.’
De conducteur kwam langs, zijn fluitje al in de hand. ‘Sorry, Clara, ik moet die trein halen. Misschien...’
‘Waarom heb je me nooit meer willen zien? Niet dat het er toe doet, maar toch.’
Hij lachte. ‘Dat vroeg ik me net ook af. Weet je dat ik toen, die avond, die laatste keer, weet je nog, steeds maar niet op je naam kon komen? En ook dat was ik vergeten. Nu ik je zie komt het allemaal weer boven. Dat geheugen van mij...’ Hij zwaaide ontredderd met zijn handen.
‘Ik vergeet nooit iets,’ sprak ze. ‘De meest on belangrijke dingen kan ik me na jaren nog herinneren. Dat is ook een handicap. Zelfs die avond staat nog duidelijk in mijn geheugen gegriefd.’ Ze namen afscheid met een glimlach. Twee volwassen mensen. Wat geweest is is geweest. No regrets. Eind goed al goed. Pas in de trein besefte hij dat ze zich had versproken.