[Clara (vervolg)]
Edith Piaf, Colette, doodse dienaressen van de amour. Er bestond niets verschnkkelijkers dan hartstocht. De kamer was keurig opgeruimd. Terwijl hij toch zeker dacht te weten dat ze een erg rommelig meisje was. Het was er zo netjes dat hij niets durfde aan te raken, ook niet het stapeltje brieven, dat, met de adreszijde naar beneden, op haar smetteloze bureaublad lag. Misschien niet eens zozeer uit angst dat ze zijn nieuwsgierigheid zou ontdekken, maar omdat hij bang was te zullen moeten merken dat het vinden van haar naam haar niet echt terug zou brengen. Hij haatte deze ordelijkheid, het had iets vijandigs, en hij werd overvallen door een gevoel van nostalgie, alsof hij al niet meer van haar hield. Ze kwam binnen met de asters, die ze allemaal tot op gelijke lengte had afgesneden, en bleef net zolang schuiven met de vaas totdat hij, zo lelijk, zo onaangenaam, op het exacte middelpunt van de tafel stond. Ze is natuurlijk net zo nerveus als ik, stelde hij zich gerust, daarom doet ze alles verkeerd.
Ze dronken cynar. Hij was zwijgzaam en gespannen, bang dat ze door zijn liefde heen zou barsten, alert op alles dat zijn zo lang gekoesterde gevoel zou kunnen bevestigen - en tegelijkertijd daagde de zekerheid dat er, zonder dat hij ervan wist, iets onherroepelijks was gebeurd. Zij praatte. Verontschuldigde zich voor haar onbezonnen gedrag. Ze had hem er nooit in mogen betrekken. Maar ze was zo wanhopig geweest. Ze had iets moeten forceren. En misschien kon het Thomas tot troost strekken dat haar ogen die avond waren opengegaan. Hoogstraten was inderdaad een zak. Hij had haar een brief geschreven. Het was de bovenste brief van het stapeltje. Thomas kon niet besluiten of hij nu teleurstelling of opluchting voelde toen ze de aanhef oversloeg en alleen het slot voorlas.
‘Voorts wil ik je er op wijzen dat een buurvrouw, ongelukkigerwijs zowel een prominent lid van het schoolbestuur als een onverbeterlijke kletsmajoor, afgelopen vrijdagavond van je waaghalzerij getuige is geweest. Aangezien ik hoog op de nominatie sta om Dhr. Bruins, die komend jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, als conrector op te volgen, zouden de gevolgen van je actie niet minder dan rampzalig kunnen zijn. Ik zie mij genoodzaakt je voortaan de toegang tot mijn huis te ontzeggen, teneinde van het risico van verdere exhibities gevrijwaard te blijven. Tenslotte heb ik het genoegen je niet uit te nodigen voor mijn huwelijk dat 28 oktober aanstaande voltrokken zal worden.’
‘Als ik ooit trouw,’ besloot ze, ‘zal ik mijn huwelijk zeker niet laten voltrekken. Het klinkt als een vonnis.’
‘Eén zak, al zak,’ was Thomas' commentaar. ‘Een zakkige geest in een zakkig lichaam. Jaszakken, broekzakken, tabakszakken. Hij rammelt.’
‘Ga door! Ga door!’ riep ze enthousiast.
‘Een lompenboer. Een handelaar in oude talen.’
‘O, Thomas! Je scheldt ook zoveel beter dan hij!’
Hij haatte Hoogstraten niet echt, merkte hij terwijl hij zo uitvoer. De man liet hem vreemd onverschillig.
Het was tijd om te eten. Uit de keuken haalde ze twee grote artisjokken en een kommetje zoute botersaus met knoflook en basilicum. Onder de uitgehongerde blikken van de dames aan de muur braken ze schubben van de distels, doopten die in de saus, trokken ze wrikkend tussen de klem van hun tanden door, bouwden elk een muur van schubben op de rand van hun bord. Het wond hem op haar te zien eten, schransen bijna, met behendige gebaartjes. Ze dronk overvloedig van de wijn. Gaf zich nauwelijks de tijd om even te glimlachen met zo'n schub tussen haar vochtig glanzende tanden. Haar voorhoofd was bedauwd met zweet. Flitsend snel likte de punt van haar tong haar lippen af. Zo was ze vlees en bloed, zo kon hij van haar houden. Bijna had hij het gezegd: Luister eens, beloof me dat je niet boos zult worden, maar ik hou zoveel van je, ik heb me zo zenuwachtig gemaakt, dat ik je naam ben vergeten! Als ze maar niet gepraat zou hebben. Maar dat deed ze juist wel. Ze beet, kauwde, slikte, praatte. Ze sloeg weerzinwekkende nonsens uit.
‘Ken je dat liedje van Barbara: Elle est morte au petit jour,