[Een overwinnaar (vervolg)]
merkt hij dat het benauwde gevoel te maken heeft met zijn opnamen, die eerst zo waardevol leken, maar nu bleek, saai en overbodig moeten zijn.
Daarom zegt hij tegen de weer binnenkomende Van Leusden: ‘Ik had eerst een andere klas opgenomen. Daar hoorde je alleen maar de leraar, want de andere microfoons stonden verkeerd opgesteld. Ontzettend jammer was dat, want daar zat nou een jongen in die wij zó konden gebruiken: maatschappelijk achtergesteld en taalarm. Zit er eerst een jongen uitgebreid te vertellen over zijn opa in Landsmeer bij wie hij in de vakantie is wezen vissen, vraagt de leraar daarna een andere jongen wat hij gedaan heeft. Moet je je al voorstellen: die jongen heeft in de klas gewoon zijn jas aan, en alle knopen en ritsen dicht, alleen de capuchon had hij niet op. Met de zon door de ramen nota bene. Zegt hij bijna niet te verstaan: ‘Op de fiets naar Bussum, tegenwind terug.’ Die treurnis. Meer niet. Alsof hij nog steeds tegenwind had.’
‘Wie heeft dit onderwerp eigenlijk bedacht?’ vraagt Letter.
‘Eh, ja, de leraar. Die dacht dat ze daar wel over konden praten, vakantie. Hun eigen buitenschoolse leefwereld.’
‘Maar vakantie, dat is een opsomming van feitjes. Daar komen geen emoties bij te pas.’
‘Moet je niet zeggen. Zag je net die jongen rechts achterin? Toen die over het dansen begon? Vroeg de leraar wat hij nog meer gedaan had. Je kon aan zijn gezicht zien dat hij over meiden wilde gaan vertellen. Om hem heen begonnen de jongens al te grinniken.’
Gravendeel voelt dat hij hiermee de mislukking van de band onderstreept, en Letter bevestigt dit:
‘Dat is geen kringgesprek; dat zijn allemaal dialoogjes. De rest zìt alleen maar.’
‘Ja, jíj zei net dat het een kringgesprek heette. En, eh, ze luisteren wel. En daar hebben ze vaak al moeite mee.’
Van Leusden stemt met Gravendeel in, maar het is al te laat: zij zullen naar Letters band gaan kijken, een deel van een Duitse televisie-serie over een soort middenschool waardriekwart van de leerlingen uit arbeidersgezinnen komt. De vorige keer hebben zij al een aflevering gezien, en vastgesteld dat zij het best volgens de formule van dit programma zelf iets kunnen gaan maken, en nu zal Letter, als bekroning van zijn ideeën, het tweede deel tonen. ‘Mit fünfzehn ist alles gelaufen.’ Gravendeel vraagt zich af of hij straks niet zal beginnen met de fatalistische titel aan te vallen. Wat is er bekeken, Letter, als je vijftien bent? En als alles op dat moment al bekeken is, waarom probeer je er dan nog wat aan te veranderen?
Toen Victor vijftien was, wandelde hij vaak langs de rivier. Naar Claire fietsen was onmogelijk, maar langs de rivier kon hij zich haar aanwezigheid voldoende voorstellen.
Haar vader was binnenschipper en kwam dus op weg van Rotterdam naar zijn vrouw en kinderen in Brabant langs Victors dorp. Wanneer 's nachts een felle wind op de dakkapel stond, bad Victor wel dat de Heer van wind en water Claires vader zou sparen op het spokende Hollandsen Diep. Direct daarop vroeg hij God toch vooral niet te denken dat dit een gebed was uit eigenbelang. Maar wetend dat dit wel zo was, wrong hij zich in allerlei bochten om deze gedachten niet hemelwaarts te laten stijgen, op die manier in één woordenstroom Gods alomtegenwoordigheid oproepend en haar bezwerend.
Zijn dagboek noemde hij dat jaar logboek, maar hij noteerde er geen gebeurtenissen in, enkel dweperige verlangens, die elke dag werden doorregen met de namen van Claire en God. Op die wijze meende hij kans van slagen te hebben. Met Gods hulp zou hij een leven kunnen beginnen met de vleesgeworden zuiverheid, en haar lichte, helder lachende ogen zou hij naast zich zien, zo niet op hem gericht, dan toch op hun gezamenlijke toekomst. In deze bewoordingen schreef hij avond aan avond.
Maar Victor trad ook handelend op. Op zondag kon hij rustig langs de rivier lopen, zonder kans het schip van haar vader te zien. Na schooltijd fietste hij naar het station, waar Claire meestal net vertrokken bleek. Zag hij haar nog met haar vriendinnen op het perron staan, dan fietste hij door, op de stationsklok kijkend welke pont hij nog kon halen.
Hij dacht aan haar woonplaats, waar hij als zesjarige eens bij een oom en tante gelogeerd had, die helaas allang verhuisd waren. Inde herfstvakantie overwoog hij zelfs de brommer van zijn broer te nemen en naar Brabant te rijden. Maar dat deed hij pas veel later, toen alles al weer voorbij was.
Het belangrijkst waren de uren tussen de middag. Dan hielp hij haar bij haar huiswerk, en om niet al te verdacht te lijken hielp hij haar vriendinnen erbij. De hele klas wist het, maar zolang ze zwegen, trok Victor het zich niet aan. Dit spel had hij na zijn zoektochten naar Nellie beter leren spelen.
Niemand was daarom verbaasd dat hij op de woensdagavond voor Pasen in de kerk naast Claire zat bij de generale repetitie voor de Matthäus Passion. Hij zelf ook niet. Evenmin was Claires hartsvriendin verbaasd in de pauze te horen dat zij na afloop maar alleen naar de trein moest gaan, omdat Claire door Victor gebracht werd.
Wie beschrijft de uitbundigheid waarmee Victor die avond naar de laatste pont fietste? De eerste kus van een meisje, een meisje, hij had een meisje, niet zomaar een meisje, een meisje uit Brabant, een meisje en van hem! Dank u, Heer. Zo ongeveer beschreef Victor thuisgekomen die avond, waarop hij een perronkaartje had gekocht om Claire tot het laatst te kunnen vergezellen.
Wat hij niet opschreef, maar zich bleef herinneren, was dat Claire hem pas op het perron had verteld dat ze één trein liet lopen en dat de volgende pas na twaalven ging, zodat ze nog een uur samen hadden, een uur dat ze nu moesten doorbrengen op een perron dat zowel door de maan als de TL helder beschenen werd, in plaats van in het park langs de spoorlijn. Victor was met Claire langs de ovale plaatsnaambordjes naar de noordkant van het perron gelopen, naar de zuidkant, maar nergens was een onverlicht gedeelte geweest. En waar zij beschut