Dichters in de schoolbank
In De Revisor III/3 reageren een 8-tal dichters op het verzoek van Tom van Deel een aantal vragen uit een schoolboekje over hun gedicht te beantwoorden. Vijf van de acht werden op die manier met vragen uit mijn bloemlezing ‘Een venster in de avond’ ('s-Hertogenbosch, Malmberg, 1973) geconfronteerd en dat is toch eigenlijk wel een leuk resultaat voor de samensteller. Want in welk ánder boekje komt zo'n groot percentage van de eigentijdse dichters zo uitgebreid (met vragen en al!) aan de orde?
Ook voor de dichters in kwestie lijkt het me wel prettig eens een keertje - op welke manier dan ook - in de klas ‘behandeld’ te worden, want allicht blijft er iets van hangen, al is het maar een naam, een ‘stelling-die-uitnodigt-tot-discussie’ of het ‘beeld-van-een-sir-met-snor’.
Uitgaande van de reële situatie dat het overgrote deel van de leraren Nederlands met de literatuurlessen nooit verder komt dan - pakweg - de 50-ers (een zéér optimistische schatting!), is een boekje dat tijdens de lessen ‘tekstbehandeling’ de hedendaagse dichters onder de aandacht probeert te brengen beslist geen overbodige luxe. Maar... zelfs dichters blijken daar anders over te denken.
‘Dichters zijn om te dichten’, zegt Lucebert ergens, en dat moeten die dichters dan ook maar doen, want zodra ze terug in de schoolbank geplaatst worden breekt alle aversie tegen ‘de leraar’ weer los. En terecht, en gelukkig ook maar. Want wie als dichter naast de leraar staat, is fout (of zélf een leraar). In kinderlijk-dichterlijke ogen moge het stereotype beeld van de leraar nog lang blijven bestaan: het beeld van de tegenstander die alles kapotmaakt!. Een bezig baasje dat zijn oordeel opdringt en alle initiatieven van de leerlingen in de kiem smoort. Kortom, een leeraar...
Aldert Walrecht