‘Literaire’ vertaalfouten
Ik heb altijd gedacht: ‘ík heb geen half leven besteed aan studie van de Franse (om mij hiertoe maar te beperken) taal en literatuur, ik kan daarom beter een Nederlandse vertalingvan een Frans literair werk lezen dan het origineel voor een deel verkeerd en voor een ander deel in het geheel niet verstaan’. Dit is echter een misvatting.
Men begrijpe mij goed. Ik beklaag mij niet over banale vertaalfouten, voortkomend uit onvolledige grammaticale of lexicografische kennis van het Frans. Mijn eigen lectuur zal in dit opzicht elke vertaling verre overtreffen. Bovendien besef ik dat het heel goed mogelijk is één bladzijde redelijk te vertalen (waarvoor dan wel alle beschikbare kennis, kunde en energie moet worden aangewend), maar dat het wat anders is tweehonderd van zulke bladzijden achtereen redelijk te vertalen (en dat dan tegen een onredelijk honorarium): onoplettendheid, gemakzucht en andere menselijke zwakheden kloppen aan de deur van de eenzaam werkende vertaler. Ik barst daarom niet in verontwaardiging uit, wanneer ik de woorden ‘Il a sorti du boudin, il l'a fait cuire à la poêle’ uit Camus' L'étranger (Livrede poche, 1960, p. 45) vertaald zie als ‘Hij haalde de worst te voorschijn die hij op de kachel warmde’ (De vreemdeling, vertaling A. Morriën, Amsterdam, 4e druk, 1959, p. 35), terwijl elk woordenboek keurig vermeldt: la poêle = de koekepan; le poêle = de kachel. Dit soort vertaalfouten tast het literaire werk als zodanig niet aan. Veel minder vergeeflijk echter zijn fouten die hun oorzaak vinden in een wisselwerking tussen onvolledige kennis van het Frans en gebrek aan inzicht in het vertaalde object, nl. het literaire werk en de daarin gebruikte literaire middelen, motieven, thema's. In Camus' verhaal La femme adultère uit de bundel L'exil et le royaume bestaat het overspel van de hoofdpersoon Janine, die 's nachts het echtelijk bed verlaat, uit een zich losmaken van de verstarring in gewoonte en verveling van haar huwelijk en een zich overgeven aan de natuur. ‘Alors, avec une douceur insupportable, l'eau de la nuit commença d'emplir Janine, submergea le froid, monta peu
à peu du centre obscur de son être et déborda en flots ininterrompus jusqu' à sa bouche pleine de gémissements. L'instant d'après, le cielentier s'étendait au-dessus d'elle, renversée sur la terre froide.’ (Livre de poche, 1966, p. 34): de nachtelijke hemel buigt zich als een minnaar over de liggende vrouw. Deze metafoor, die tegelijkertijd de climax en de essentie van het verhaal vertegenwoordigt, is in de Nederlandse vertaling niet begrepen; de laatste zin is aldus vertaald: ‘Een moment later welfde de gehele wereld zich boven haar, terwijl zij met het hoofd achterover geleund op de koude aarde stond.’ (Koninkrijk en ballingschap, vertaling A. Eykman-Maclaine Pont, Amsterdam, 1962, p. 27). In Lebesques Albert Camus par lui-même wordt deze belangrijke passage geciteerd; de Nederlandse versie van dit boekje heeft een meer adequate vertaling: ‘Een ogenblik later lag ze achterover op de koude aarde en strekte de hele hemel zich boven haar uit.’ (Albert Camus, vertaling Th.M. Cornips, Amsterdam, 1966, p. 140).
Kenmerk van dit soort ‘literaire’ vertaalfouten is dat ze uiteindelijk voortkomen uit slecht lezen in literaire zin. Vandaar ook dat men er in de vertaling alleen al op stuit. Na dit voorbeeld van een gebrek aan inzicht in de metafoor, geef ik nog een geval, dat een voorbeeld is van een gemis aan kennis omtrent een literair motief.
Julien Gracqs Au château d'Argol kan men o.a. lezen als een dubbelgangerroman: de hoofdpersoon Albert wordt door zijn vriend en dubbelganger Herminien geïnitieerd in de demonische wereld van de nachtzijde van het menselijk bestaan. Het werk is een culminatie van motieven uit de Zwarte Romantiek, geen wonder dan dat het dubbelgangermotief, o.a. gebruikt door Jean Paul, Hoffmann, Nerval, Poe, er ook een rol in speelt. Over de beide vrienden wordt opgemerkt: ‘Peut-être Hegel (Albert is een Hegel-adept) eût-il souri de voir marcher auprès de chacun d'eux, comme un ange ténébreux et glorieux, le fantôme à la fois de son doublé et de son contraire’ (Paris, 1975, p. 46). Maar de vertaling herkent het dubbelganger motief niet (begreep bovendien de verwijzing naar Hegel niet) en geeft weer: ‘Misschien zou Hegel geglimlacht hebben wanneer hij naast hen beiden, als een duistere, hovaardige engel, de schim had zien gaan van tegelijkertijd hun dubbelganger en hun tegenpool’ (Het kasteel Argol, vertaling G.