spontane stakingen met stakingsposten evenzeer tot geweldpleging wordt gerekend als bomaanslagen en dergelijke. In ieder geval zijn schrijvers, drukkers, verspreiders, verkopers etc. in zo'n geval allemaal strafbaar - drie jaar maximaal staat daarvoor!
De omvang van door zulke maatregelen veroorzaakte zelfcensuur is moeilijk te schatten omdat je nooit weet hoeveel er in het andere geval wél resp. ánders zou zijn geschreven. Maar de tendens is duidelijk: Nu de tijd er door het veranderde politieke en ekonomische klimaat rijp voor is worden er een aantal administratieve en juridische maatregelen doorgedrukt, die zo nodig in de toekomst op elk gewenst moment kunnen worden toegepast.
Mede door zulke achtergronden geeft de huidige literaire situatie in de Bondsrepubliek een toenemende solidarisering te zien. Sektarische diskussies zoals die de laatste tien jaar door het theorie-fanatisme van een aantal linkse groepen vooral op politiek terrein optraden hebben binnen de literatuur een volstrekt ondergeschikte betekenis. De diskussies tussen enerzijds de groepering rond de DKP - de sinds 1968 weer toegelaten kommunistische partij die weliswaar elektoraal geen enkele rol speelt maar in kultuurpolitiek opzicht een des te grotere - en anderzijds de zichzelf als ‘ondogmatisch’ links definiërende groepen rond uitgeverijen als de Rotbuch en de Wagenbach Verlag zijn niet sektarisch te noemen omdat ook binnen die groepen zelf vrij intensieve meningsverschillen bestaan. De grenzen tussen de standpunten van de verschillende groepen zijn vaak vloeiend wanneer het gaat om de zin van de keuze van bepaalde literaire middelen en om de vraag hoe expliciet de partijdigheid van een schrijver in een literair werk tot uitdrukking mag/moet komen.
Hoe ingrijpend en ernstig de situatie in de Bondsrepubliek door de schrijvers wordt ervaren blijkt ook uit de houding van een groot deel van de ‘oudere’ schrijversgeneratie. Alfred Andersch bijvoorbeeld, een van de belangrijkste anti-fascistische Duitse schrijvers (zie daarvoor o.a. zijn veelbesproken roman ‘Winterspelt’ uit 1973), veroorzaakte dit jaar volkomen onverwacht een enorme rel met zijn gedicht (!) ‘Artikel 3 (3)’, waarvan de Nederlandse vertaling in Vrij Nederland van 5 juni j.l. stond. In dat gedicht citeert Andersch aan het begin artikel drie van de Westduitse grondwet waarin staat dat niemand vanwege ras, geloof, politieke overtuiging benadeeld mag worden. Dit citaat konfronteert hij vervolgens met de bestaande praktijken van het Berufsverbot en vergelijkt dan de ondervragers van de mensen die van anti-kapitalistische sympathieën verdacht worden met de beulen uit de nazi-kampen. Het gedicht werd prompt door een schijterige tv-boss voor uitzending verboden, waarmee hij de zoveelste illustratie van de al vergevorderde (zelf-) censuur in de media gaf.
Maar Andersch bevindt zich in goed gezelschap, want ook onverdachte mensen als Heinrich Böll en Martin Walser, die men nu niet bepaald in de agit-prop-hoek kan plaatsen, zijn de laatste jaren met hun werk steeds duidelijker en direkter ingegaan op de politieke ellende in hun land. Zo laat Böll in ‘De verloren eer van Katharina Blum’ zien welke mensenvernietigende invloed een hetzecampagne in de boulevardpers kan hebben. En Martin Walser, die met zijn Kristlein-trilogie en ‘Ehen in Philipsburg’ nog heel algemeen de beperktheid van het kleinburgerlijke intellektuelenmilieu schilderde, is sinds ‘Die Gallistl'sche Krankheit’ begonnen zijn romanfiguren niet alleen maar te portretteren maar ze ook konklusies te laten trekken uit wat ze meemaken. Het meest duidelijk was nog de keuze van Gallistl: voor zijn nieuwe, linkse omgeving. Maar Walser doet zoiets niet kritiekloos zoals uit zijn laatste boek ‘Jenseits der Liebe’ blijkt waarin de vertegenwoordiger Franz Horn zich als een volslagen mislukkeling ziet afgaan tegenover zijn collega's in het bedrijf waar hij werkt: jonge dynamische managertypes met academische opleiding die hem in kille technokratenstijl, maar wel met schouderklopjes, boven het hoofd groeien. Horn geeft zijn handtekening aan een door kommunisten gevoerde aktie. In de partij zelf ziet hij echter maar weinig heil zolang die zich blijft gedragen als een wat hij treffend noemt ‘buitenlandse partij’ - wat Walser weer op een reprimande kwam te staan van de nauw met de DKP verbonden Gerd Fuchs, romancier en dichter en een van de mensen voor wie het verwijt van ‘overidentifikatie’ (zie Peter Schneider in dit nummer) wel opgaat.
Overigens is het probleem van al dan niet identifikatie met een (politieke) lijn een van de zaken die binnen de groep van zeg maar ‘verfassungsfeindliche’ literatoren de scherpste scheidslijnen trekt. De sterkste posities aan weerszijden van die grens worden ingenomen door twee groeperingen die ook in het kultuur-publicistische wereldje het meest van zich doen spreken: - de groep waarvan het bij de Rowohlt-Verlag verschijnende ‘Literaturmagazin’ de voornaamste spreekbuis is - een groep die vaak als ‘niet gebonden’ of ‘ondogmatisch’ links wordt gekwalificeerd;
- de groep die zich de laatste jaren rond de DKP geformeerd heeft en die vooral aan het woord komt in een tijdschrift als de ‘Kürbiskern’ en in de literaire edities van de Autoren Edition van de Bertelsmann Verlag in München.
De manier en het niveau waarop tussen deze twee vleugels gediskussieerd wordt komt heel aardig uit de verf als we een paar algemene uitspraken over literatuur naast elkaar zetten.
Zo formuleerde Hans Christoph Buch, een van de verantwoordelijke mensen van het ‘Literaturmagazin’, tijdens een symposium in Graz in 1974 zijn uitgangspunten als volgt:
‘Ik zie niets in een literatuur van de kleine stapjes, ik zie er niets in wanneer iemand een roman schrijft alleen om te bewijzen dat er ergens een ondernemingsraad ingesteld moet worden, want om dat te bewijzen hoef je geen roman te schrijven. Echte realiteit is altijd onrealistisch, schrijft Kafka. Ik beschouw überhaupt alleen dié literatuur als realistisch die de “alleenvertegenwoordigingseis” van de realiteit van de hand wijst, die niet alleen het bestaande schildert, maar die de utopische mogelijkheden laat zien die in de dagelijkse werkelijkheid verstikken en verkommeren. En ik vind dat we niet langer moeten luisteren