De Revisor. Jaargang 3

Gerrit Krol

Toen...

Toen liepen we in de nacht
en toen zong ik een psalm
en toen zong ik hem niet meer,
toen voelde ik jou, als een dun berkje
en toen nam je mijn smalle gezicht in je handen
en toen vond ik dat fijn
en toen nog een keer, en aldoor maar door
en toen zuchtten wij diep
en toen zonk de maan in de diepte
en de zon kwam op
en toen braken de bloemen tevoorschijn, om te bloeien
en toen zwom er een eend in het rond
en toen ging er een vliegtuig door de lucht naar Hamburg,
er kwam ook net een vliegtuig vandaan
en toen lag er een paard in de wei,
dat was net geboren
en toen kwam er een melkwagen voorbij
en toen golfden in de verte de bossen
en toen werd het donker
en toen werd het weer licht
en toen ontbeten wij in het gras
en dronken wij dauw uit het glas
en toen renden de mensen over het veld om te voetballen,
om de bal een schop te geven
en toen zat er iemand aan het water
om er een vis uit te trekken
en toen at ik die vis op
en toen fietste ik door de stad
en toen werkte ik en verdiende ik de kost
en toen voeren de schepen naar buiten
in de schuinte van een mathematisch licht
en toen vocht Gastro op Cuba,
dat was toen
en toen ontdeed ik je van je kleren,
vol tederheid trok ik die terwijl je stond naar beneden
en toen zegende je mij.