De Revisor. Jaargang 3
(1976)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Peter Wesly
| |
1Dat de ‘positivistiese’ sociale wetenschap niet relevant is wil zeggen dat men zich daar bepaalt tot het vaststellen van wat het geval is, zonder zich af te vragen of het ook anders zou kunnen. Dat onderzoek van de werkelijkheid wordt wel geacht op rationele wijze te geschieden, maar die rationaliteit is beperkt, is ‘positivisties gehalveerd’ zoals Habermas zegt, omdat zulk onderzoek ons alleen maar een sociale technologie kan opleveren, ons dus kan leren hoe we bepaalde gegeven doelen kunnen verwezenlijken, maar ons niet leert die doelen zelf te kiezen. De onderzoeker is in dit opzicht irrationeel omdat hij zich er geen rekenschap van geeft wat nu eigenlijk de zin van zijn onderzoek is, waarom hij nu juist dit onderzoekt en niet een van de oneindig vele andere denkbare zaken. Nee, het is eigenlijk nog erger: juist doordat hij zich geen rekenschap geeft van maatschappelijke doelen komt zijn werk automaties in dienst te staan van het heersende belang in onze klassenmaatschappij: dat van het kapitalisme, van de heersende klasse. Met andere woorden, doordat hij nalaat maatschappij-krities te zijn is hij automaties maatschappij-bevestigend. Wetenschappelijke resultaten kunnen des te gemakkelijker aan het belang van het kapitalisme dienstbaar worden gemaakt omdat dit belang verhuld is als het algemene belang. Deze verhulling wordt door de heersende klasse in stand gehouden omdat ook dit in het belang van die klasse is. Deze bekende gedachtengang vinden we in Nauta's bundel het duidelijkst weergegeven in het lange artikel ‘Wetenschapstheoretiese vooronderstellingen van een kritisch-emancipatorische psychologie’ van Klaus Holzkamp. Hoe plausibel deze redenering ook klinkt, we moeten toch bedenken dat zij berust op twee niet onproblematiese veronderstellingen. De eerste is dat als er een heersend belang is, de niet maatschappij-kritiese wetenschap daar automaties dienstbaar aan is. De tweede, dat het heersende belang in onze maatschappij het kapitalisme of de bezittende klasse is (waarbij we ons waarschijnlijk moeten voorstellen: grootaandeelhouders, directies van grote ondernemingen, grote eigenaars van landerijen en onroerend goed, enz.). Die twee veronderstellingen zijn niet zo vanzelfsprekend. De eerste niet omdat ‘waardevrij’ (d.w.z. niet maatschappij-krities) onderzoek af en toe blijkt te leiden tot conclusies die helemaal niet in de kraam van het economiese establishment te pas komen. Een voor de hand liggend voorbeeld zou zijn het onderzoek naar de voor het milieu desastreuze gevolgen van onge- | |
[pagina 53]
| |
breidelde industriële expansie. Holzkamp wijst er trouwens zelf op (p. 419) dat technologiese ontwikkeling is aangewezen op zelfstandig, creatief denken, en dat de ‘Amerikaanse centra van kreativiteitsontwikkeling tot ‘bolwerken’ van kritiek op het kapitalistiese systeem zijn geworden’. Ook de tweede veronderstelling roept vragen op. Naast de ‘heersende klasse’ zijn er bij ons andere belangen die hecht georganiseerd zijn, bv. in politieke partijen, vakbonden en actiegroepen. Wie het heersende belang vereenzelvigt met een monolithiese en monopolistiese ‘heersende klasse’ moet wel lijden aan een blinde samenzweringsfobie. Deze tegenwerpingen nemen niet weg dat het nuttig is (al wordt dat nut niet duidelijker door het gratuit op te sieren met de term ‘dialekties-kritiese wetenschapsopvatting’) om na te gaan welke belangen eventueel met bepaald onderzoek zijn gediend, en ook dat onderzoekers de vraag welk onderzoek de hoogste prioriteit moet hebben, soms mede laten bepalen door een expliciete keuze voor één van die belangen. Maar dat blijft dan een keuze, die binnen de wetenschap niet meer te rechtvaardigen is (hier kom ik op terug), en die zeker niet automaties of dwingend zal uitvallen ten gunste van de strijd voor of tegen ‘het kapitalistiese systeem’. Het grootste bête noire van de in dit boek vertegenwoordigde maatschappij-kritiese auteurs (Jürgen Habermas, Gerard Radnitzky, Karl-Otto Apel en Klaus Holzkamp) is Karl Popper, paradoxaal genoeg nu juist geen positivist, maar wel iemand met uitgesproken ideeën over politieke filosofie, en bovendien een filosoof die beschouwingen over het begrip rationaliteit ten beste heeft gegeven. De bezwaren tegen Popper kunnen misschien als volgt worden samengevat. In zijn Logic of Scientific Discovery (oorspr. 1935) gaat Popper na wat er met een theorie gebeurt nadat zij tot stand is gekomen, maar verwijst hij het proces van totstandkoming zelf, als irrelevant voor de wetenschapsleer, naar de empiriese psychologie. Daardoor ontstaat volgens Holzkamp het volgende probleem. Zoals door iedere gegeven verzameling punten in een vlak, hoeveel het er ook zijn, steeds een onbeperkt aantal verschillende krommen gaat, zo is er bij iedere verzameling waarnemingsgegevens, hoeveel het er ook zijn, een onbeperkt aantal theorieën denkbaar dat met al die gegevens in overeenstemming is. Wanneer we geen criterium hebben met behulp waarvan we tussen al die denkbare theorieën kunnen kiezen, dan vervallen we tot subjectieve willekeur, en wordt het wetenschappelijk onderzoek een stuurloze affaire. Een tweede punt van kritiek op Popper betreft zijn falsificationisme. Een empiriese theorie is volgens Popper wetenschappelijk wanneer zij falsifieerbaar is, en zij is dat wanneer er waarnemingen denkbaar zijn waarvan de beschrijving met de theorie in strijd is. Zo'n beschrijving van een waarneming noemt hij een basisbewering. Wordt een met de theorie strijdige basisbewering inderdaad aanvaard, dan is de theorie gefalsifieerd. Om die aanvaarding van basisbeweringen gaat het nu. Popper geeft nl. toe dat deze aanvaarding nooit logies dwingend is, en wijst er slechts op dat er in de praktijk uiteindelijk wel overeenstemming wordt bereikt over bepaalde basisbeweringen. Wat brengt ons ertoe om een basisbewering te aanvaarden? Dat is een (gemeenschappelijke) beslissing, dwz. alweer een keuze. Maar voor keuzen zijn onze maatschappijkritici doodsbenauwd, en die angst drukken zij uit door dié stappen in het wetenschappelijk proces waar een keuze wordt gedaan irrationeel te noemen. Nu vind ik dit gebruik van het woord ‘irrationeel’ erg misleidend. Het woord is bv. op zijn plaats wanneer iemand weigert te zwichten voor logiese argumenten, of niet in staat is om enig motief voor zijn handelen op te geven. Het gebruik ervan is echter misplaatst wanneer iemand afziet van het geven van argumenten of beweegredenen om de eenvoudige reden dat in de gegeven situatie argumenten of motieven irrelevant zijn. En het is gemakkelijk in te zien dat we, vragend naar argumenten voor een bewering of voor een keuze, ten slotte altijd een punt bereiken waar verder doorvragen onzinnig wordt omdat de ondervraagde is beland bij uitgangspunten die hij kiest. Dat zijn de premissen van de argumentatie - en zonder premissen kan ook de scherpzinnigste logicus niets afleiden. Dit standpunt wordt door Habermas, Holzkamp en de hunnen ‘decisionisme’ genoemd. Zij spartelen tientallen bladzijden om eraan te ontkomen - uiteraard vruchteloos. Laten we maar eens kijken hoe Holzkamp het probeert klaar te spelen in de ruim 90 blzz. die hij in deze bundel vult. Zijn constructivisme en de daarop gebouwde ‘krities-emancipatoriese psychologie’ is sinds enige jaren in Duitsland, en dus nu ook in Nederland, nogal populair omdat het psychologen de mogelijkheid voorhoudt om psychologies onderzoek met politiek engagement te verbinden. En daar blijkt behoefte aan te bestaan. Je wilt tenslotte niet graag een gespleten persoonlijkheid worden, en dat is wat er met je schijnt te gebeuren wanneer je als onderzoeker waardevrij bezig bent na te gaan hoe mensen zich in bepaalde omstandigheden gedragen, en dit moet scheiden van de vraag, die je als verantwoordelijk burger wèl stelt, wat er met de resultaten van je onderzoek moet gebeuren. Wat de meest eenvoudige oplossing lijkt voor dit probleem: een zo doelmatig mogelijke verdeling van je aandacht over die twee taken, blijkt te getuigen van bevangenheid in de kapitalistiese ideologie. Holzkamps grootste zorg is geloof ik dat de niet-kritiese onderzoekerGa naar eind2 sociaal-wetenschappelijke wetmatigheden meent vast te stellen als waren die van dezelfde orde als natuurwetten. Nu zijn natuurwetten niet door mensen te veranderen, en door sociale of psychologiese regelmatigheden als natuurwetten voor te stellen wordt ons belet om in te zien dat die regelmatigheden in feite cultureel en histories bepaald zijn. We komen daardoor niet op het idee dat het ook best anders zou kunnen, we gaan bij de pakken neerzitten, en alles blijft bij het oude. Om dit te voorkomen is een krities-emancipatoriese wetenschap nodig die twee dingen doet: (1) laten zien dat allerlei zgn. wetmatigheden in werkelijkheid producten van onze tijd en onze cultuur zijn, en met name dat ze slechts voortbestaan in het belang van de heersende klasse; | |
[pagina 54]
| |
(2) alle mensen emanciperen door ze in de onder (1) bedoelde inzichten te laten delen, en met name ze bewust te maken van hun onderdrukte positie, van het antagonisme der maatschappelijke klassen, enz. Nu zijn dit twee dingen waar ik bes t voor ben, even afgezien van die twee dogmaties-marxistiese met name's, terwijl ik toch het begrip ‘krities-emancipatoriese wetenschap’ flauwekul vind. De eerste van deze twee taken behoorde nl. altijd al tot de doodgewone, voor mijn part positivistiese, wetenschap. Uiteraard werd en wordt die taak nooit optimaal vervuld, maar dat ligt niet zozeer aan een verkeerde wetenschapsopvatting als wel aan ons aller bekrompenheid en gebrek aan creativiteit, tekortkomingen die naar ik vrees zelfs in het krities-emancipatoriese kamp wel eens zullen voorkomen. Als er voldoende alerte en inventieve geesten op een gebied van wetenschap werkzaam zijn zullen zij op den duur dit soort kritiek zelf uitoefenen, zelfs als zij louter en alleen worden gedreven door zo iets mins als het verlangen om er achter te komen hoe de zaken in elkaar zitten. Want als er iets als een natuurwet wordt gepresenteerd dat alleen maar een regelmatigheid is in het huidige stadium van onze maatschappij, dan is daarmee heel gewoon een onjuistheid geponeerd. Hierop wijzen betekent wetenschappelijk vooruitgangboeken. Het betekent daarnaast soms een mogelijkheid voor emancipatie: zo'n nieuw wetenschappelijk inzicht wijst ons op de mogelijkheid dat het anders kan, dat we, nu iets geen onverbiddelijke natuurwet maar een van menselijk gedrag afhankelijke regelmatigheid blijkt te zijn, ons lot in dit opzicht in eigen handen kunnen proberen te nemen. Nu de tweede taak van de ‘krities-emancipatoriese wetenschap’. Kennis kan inderdaad alleen emancipatories effect hebben als zij verbreid wordt. Het is mij echter niet duidelijk waarom deze opvoedkundige taak een onlosmakelijk onderdeel zou moeten zijn van het bedrijven van wetenschap. Wie dat vindt gaat bovendien uit van de al te optimistiese gedachte dat wetenschappelijke uitkomsten altijd stichtend zullen zijn. Maar als we een bepaald doel hebben, bv. de klassenloze maatschappij, of meer in het algemeen een samenleving waarin macht van mensen over andere mensen niet meer bestaat, dan is het op zijn minst denkbaar dat er wetenschappelijke uitkomsten zullen zijn waarvan de verbreiding het bereiken van dat doel eerder verhindert dan bevordert. In zo'n situatie zou je natuurlijk de uitkomsten kunnen manipuleren, maar dat wordt gelukkig nog altijd zelden openlijk bepleit. Een eerder te verwachten weerwoord van onze kritiese emancipatoren zou zijn dat de situatie die ik daarnet beschreef zich nooit zal voordoen, omdat ik bij die beschrijving uitging van de veronderstelling dat de menswetenschappen ons uitkomsten, in de vorm van regelmatigheden, kunnen bieden waarbij we ons moeten neerleggen omdat de mens of de menselijke groep nu eenmaal is zoals hij is. Die veronderstelling is onjuist, zullen ze tegenwerpen, want het gaat er juist om (en krities-emancipatoriese wetenschap moet daar voortdurend aan herinneren) dat er geen wetmatigheden over mensen zijn waar we ons bij moeten neerleggen zoals bij natuurwetten. Het gaat hier om ons eigen gedrag, en het staat ons uiteindelijk vrij om ons anders te gaan gedragen. Natuurlijk is ons gedrag voor een deel cultureel bepaald, en is die cultuur weer ons eigen maaksel. We zullen ons dus zeker aan allerlei gedragspatronen kunnen onttrekken, vooral als sociale onderzoekers of anderen ons hebben laten zien dat een of ander patroon slechts een tijdgebonden conventie is. Maar het is wel de vraag hoe ver dit terugdringen van onze gebondenheid |
|