Leesboek over nieuwe woorden
Het is inmiddels al tientallen jaren geleden dat iemand voor het eerst zei dat het Nederlands - net als veel andere talen - in zeer rap tempo bezig was te veranderen: nieuw bedachte woorden, oude woorden met nieuwe betekenis, nieuwe krachttermen etcetera. Toch heeft het althans in ons taalgebied tot de jaren '70 geduurd voordat er woordenboeken verschenen die speciaal op de actualiteit gericht waren. Het eerste in dit genre was het modieus uitgevoerde werkje Recht voor z'n raap (rose papier, oblong, zilverkleurige omslag) van Rouke Broersma (1970). De laatste aanwinst, geheel conventioneel van vormgeving, is Nieuwe woorden, verklarend en verhalend woordenboek van modern taalgebruik van Maarten van Nierop (1975).
Het boek is opgebouwd uit tweehonderd alfabetisch gerangschikte ‘hoofdtrefwoorden’ die elk worden gevolgd door een uiteenzetting over de etymologie, de recente geschiedenis van het woord, een uitweiding over de zaak (of het begrip) waarnaar het woord verwijst en in sommige gevallen een vertoogje over de geschiedenis van die zaak of dat begrip. De uiteenzettingen bij de hoofd trefwoorden zijn op hun beurt opgebouwd uit drie of vier geledingen die door tussenkopjes gemarkeerd zijn. Tussenkopjes bij het hoofd trefwoord Eend: ‘Andersen’, Citroen (zonder trema), ‘erenaam’.
Een heel aardig gezelschapsspel met dit boekje als grondslag zou natuurlijk kunnen zijn: raden bij welk hoofd trefwoord een gegeven reeks tussenkopjes thuishoort. Waarbij horen ‘spiraal’, ‘opgeblazen’ en ‘stop’? Inderdaad. Bij Inflatiespiraal. Bij welk neologisme horen ‘Vietnam’ en ‘stap voor stap’? Escalatie. Iets moeilijker wordt het bij ‘verloofd’, ‘Sartre’ en ‘mode’. Engagement!
Maar goed. Op de een of andere ondoorgrondelijke manier schijnen zulke tussenkopjes het publiek onweerstaanbaar tot lezen te noden en is de aantrekkingskracht die ervan uitgaat zelfs omgekeerd evenredig met de informatieve waarde.
Hoe dan ook, de ‘paragraafjes’ vormen niet een weerspiegeling van een in het hele boek geldende ordening. De ene keer wordt een woord meteen bij het begin gedefinieerd, de andere keer pas aan het eind. Soms wordt onder het tweede kopje iets verteld over de zaak waarnaar het woord verwijst, soms al in het eerste, of in het derde. Een uniforme opbouw per trefwoord heeft de schrijver trouwens ook niet beoogd. Al in de ondertitel ‘verhalend woordenboek’ zinspeelt hij erop dat de opzet nogal informeel is. In het voorwoord heet het werkje dan ook ‘een leesboek (-) met verhalen en reportages over woorden’.
Een zeer principieel verschil met ‘echte’ woordenboeken is, dat Van Nierop erg veel aandacht besteedt aan de zaken of begrippen achter de woorden. ‘Gewone’ woordenboeken plegen zich juist zoveel mogelijk te beperken tot het beschrijven van het woord zelf en zijn gedrag in allerlei zinsverbanden. Tegen Van Nierops aanpak is op zichzelf geen enkel bezwaar, ware het niet dat die aanpak vaak ten koste lijkt te gaan van de beschrijving van de woorden als taalverschijnselen. De voorkeur van de schrijver voor de niet-talige aspecten die aan woorden verbonden zijn, blijkt ook duidelijk uit de keuze van de hoofd trefwoorden. Dat zijn in grote meerderheid woorden die een maatschappelijk, cultureel, technisch enz. verschijnsel reflecteren. Wat hier bijna stelselmatig ontbreekt - en trouwens ook bij de woorden die in het register zijn opgenomen - zijn de gesprekswoorden: eindeloos, aan de bak komen, shit, shot, te gek. Het lijkt me een wezenlijke tekortkoming. Van Nierops nasporingen naar de dingen achter de woorden leiden soms tot moralistisch getinte en weinig spitse betogen. Bij Langharig werkschuw tuig worden we onder tussenkopje ‘kortzichtig’ getracteerd op een passage met de strekking dat kortharigen ook tuig kunnen zijn, dat werklust vaak gebaseerd is op dubieuze motieven en dat, omgekeerd, lange haardracht ook geen garantie is voor een zuivere inborst, enz. Je vraagt je af welk publiek de auteur hiermee wil kietelen of sussen.
Op welke lezersgroep is het boek überhaupt gericht? In het voorwoord afficheert de schrijver het als een ‘conversatielexicon’ voor pers, radio, televisie, gespreks-, werk- en actiegroepen. Even verder zegt hij dat de tekst een bundeling is van stukjes in een populair vrouwenweekblad en een familieweekblad. De auteur wil met zijn doelgroepen dus blijkbaar wat hogerop. Het is de vraag of dat streven erg reëel is. Behalve zinnige informatie bevat het werkje toch wel erg veel clichés en hoewel het niet onsympathiek is, overheerst bij mij een impressie van kleurloosheid. Er staat trouwens geen enkel grapje in.
Riemer Reinsma
M. van Nierop, Nieuwe woorden. Verklarend en verhalend woordenboek van modern taalgebruik. Den Haag 1975 (Scheltens & Giltay), f 22,75.