fonds stopt - is ‘Aardbeien uit een blauw vergiet’ echter nog een van bescheidenheid getuigend werkje. In ‘Tweesprong’ gaat De Jong er kennelijk van uit dat zijn lezers Spaans kennen: een als motto gebruikt citaat in die taal wordt tenminste niet vertaald. Een gedicht krijgt de titel mee ‘Steaua de Mare’ - je moet al in Roemenië geweest zijn om te weten dat dat ‘Ster van de zee’, of voor mijn part ‘Sterre der Zee’, betekent. Een ander wordt opgedragen ‘To our beloved master N.C., with kindest regards from Julia’. Waarom die initialen-flauwekul en niet gewoon Noam Chomsky en Julia Kristeva? De Jong is ongetwijfeld heel geleerd en koketteert daar graag mee, maar wat heeft dat met poëzie te maken?
En dan die overdreven royale opzet van de bundel: 24 gedichten op 57 bladzijden, meer wit dan druk dus. De linkerpagina's - lang niet de slechtste overigens - zijn alle blanco! Bij al die pretentie doet de ook hier aan de titel toegevoegde aanduiding ‘kleine teksten’ aan als onbescheiden in zijn bescheidenheid.
Nu kan een bundel natuurlijk pretentieus zijn opgezet en toch goede gedichten bevatten. Dat is hier niet het geval. De Jong wil òf leuk zijn, òf het mooi zeggen, en het is moeilijk uit te maken wat hem het slechtste af gaat.
Een geforceerde poging tot grappigheid vinden we bijvoorbeeld in gedicht 1.3 uit de reeks ‘An introduction to poetry’. Dan bedoel ik nog niet eens het feit, dat De Jong zich daarin impliciet dichter noemt - al is dat natuurlijk ook grappig - maar dat studentikoze enjambement, nog speels geaccentueerd door strofescheiding:
verdomme dat moet nu maar eens
over sterren en rozen en boven
menschen werden brüder en
zo. ik bedoel uiteindelijk is het
‘Vogelen’ betekent neuken. Die betekenis moet, inderdaad met alle geweld, meeklinken, maar binnen de context van het gedicht gaat dat niet. In Vlaanderen zullen ze het wel gewaagd vinden.
De ereplaats in ‘Het Slechtste’ zou echter door ‘Apollo 1000’ ingenomen moeten worden, 'n gedicht uit de vijf bladzijden in beslag nemende reeks ‘Stella’, die uit twee hele gedichten bestaat. Het andere gedicht uit die reeks, ‘Steaua de mare’, mag wat mij betreft goede tweede worden. Evenals Van Lier in ‘De Bevredigden’ beschrijft De Jong in die gedichten een ‘ik’ die het met iemand doet. Waar dat allemaal niet toe leidt! Om met ‘Steaua de mare’ te beginnen: ‘haar dijen’ worden, even nadrukkelijk allitererend als er in het bovenstaande gedicht van enjambementen gebruik gemaakt werd, vergelijken met
dat ik kabbelend bestreel
De vraag komt op, of dat nou lekker ligt tussen dijen als bruine masten. En hoe doe je dat: kabbelend bestrelen? In de volgende strofe worden reddeloos witte boeien (borsten, denk ik) omklemd. Wat er daarna, druk assonerend, gebeurt, is wel heel erg vies:
(ik) drijf hijgend mijn hete wig
in de blanke flanken van een vis (!)
Je moet er maar van houden! Evenals in ‘Apollo 1000’ wordt de daad tenslotte in een kosmisch perspectief geplaatst. Daarbij loopt het met de gelieven slecht af:
ik boor ons spartelend tot zinken
tussen de sterren op het martelend strand
Dat komt er van als je het met een vis doet. Maar ‘Apollo 1000’ is nog veel mooier:
het stuifmeel stijgt in mijn stengel (!)
van je mals malende wanden
Wat moet je daar nou van zeggen? De Jong weet in ieder geval wel wat alliteratie is. Bovendien is hij uitstekend in staat om op zich aardige zaken als geslachtsdelen uiterst onfris te beschrijven. Je zal toch zo zijn, dat je je stuifmeel door een verse vijg wil doen vermorzelen. En je zal zo'n onsmakelijk lief hebben. Niettemin wordt De Jong zo lyrisch van haar, dat de taal kennelijk niet toereikend is:
vlei de donkere deken van je haren
om mij heen als een moeder
hier verga ik als een graankorrel
van je klaarkomend dijwerk (!)
Ziet wat de coitus vermag: van vijgen molenstenen maken. Aan het slot weer dat kosmisch perspectief, alsof dat vergaan tussen klaarkomend dijwerk al niet erg genoeg is:
maar bij het einde van het wonder
is er een eeuwig ogenblik lang
die vlucht over de melkweg
langs wolken als zwellende luchtschepen
en hevig sissende staartsterren
De derde bundel staat op stapel.
Anton Korteweg