De Revisor. Jaargang 2(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Willem van Toorn Gedicht voor mijn vader, op zijn zevenenzestigste verjaardag, in het jaar van de volkstelling Mijn vader in zijn woede dat de doden nu soms dichter bij hem zijn dan ooit levenden bij zijn vel durfden komen wandelt razend door straten van afscheid, schoenen maat 43 zwartglimmend gewreven (zien de vrouwen hem nog?), praat met de postbode over een groener verleden, de bitsere winters, de goudener zomers. Mijn vader, de haan eens, de spotvogel en nog steeds de niet te onderschatten eigenaar van dochters en zonen, met portretten bewaard in de hartstreek van het fijngestreept herenpak gaat hij honend door de goedkope straat, de kartonnen stad. Jij, met je hooghartig hoofd, je handen voor vliegers en fluitjes, over de perrons van de dertiger jaren baande je wegen naar het stomende monster door menigten biezen koffers en kruiers, opzij iedereen want wij moesten zitten want we hadden ervoor betaald met het werk van je bloedeigen handen; op het pluche van de middenstand op weg naar de wachtende grootmoeder in het omwalde stadje: de prins komt met zijn gevolg. En de duif koerde in de voortuin. Oorlog droeg je ons door, jij eigenwijze gek met je trotse bek, uit hondse duistere streken bracht je nog wat te eten, wie had dit anders geschreven? En nu, in de stad van papier, tv-film voor avontuur, woorden in plaats van mensen en zelfs doodgaan van plastic, in godsnaam laat je niet verneuken in een leunstoel, laat je niet tellen op goedwillende lijsten vol leugens; blijf, smeek ik je, de desnoods eenzame maar levende en woedende wandelaar in dit landschap van winkeliers. Laat hun maar de tolerantie en het schipperen om vijf centen voor de doorbetaalde vakantie naar oorden die niet bestaan. En als aan het eind van een straat zoals dat moet vroeg of laat de Grote Rotzak staat, geef hem een sigaar en dan wandelen daar naar het eind van de wegen twee heren van goed fatsoen, voor duivel noch god verlegen. Janken zal ik wel doen. Vorige Volgende