De Revisor. Jaargang 2(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Willem van Toorn Winters fietsen, Veluwe De dag des Heren. Zwart en wit. Het vriest. Wij schichtig langs benzinepomp en kerk. Het blijft in deze buurt een heidens werk, 's zondags op een gehuurde Simplexfiets. Pension De Vale Ouwe zonder gasten, tuinstoelen onder 't afdak op elkaar gestapeld. Zie de eigenaar achter vitrage op het voorjaar wachten. Hij kijkt op van zijn krant en neemt ons waar als ook de wandelaar voor hotel De Wagen. Wie weet krijgen wij zo per sprook of sage toch nog eens iets te maken met elkaar: ‘Twee vreemdelingen zijn hier langs gereden, het was een winterdag, eeuwen geleden.’ Afspraak Omdat het is afgesproken spelen we dat dit bestaat: de huizen exact langs de straat, lamp aan, gordijnen open, tv bijna afgelopen en hier het licht uit. Slaap. Daarin het overstromen met werkelijkheden van dromen die met woorden komen van een andere taal. Eindelijk verteld verhalen van schaamte en teder ademloos in haar neder ogen dolzinnig bewegend de gestorven dwergen de held. En dan de ochtend. Er lopen aangekleden voorbij de ramen. De ogen open. Omdat het is afgesproken komen wij boven: Wij. Inleiding tot de taalbeheersing Men kent bij het spreken, lees ik, gemeenlijk S, de spreker, en de hoorder H. Wacht even, verwerk dit een ogenblik. S nu heeft de intentie H iets mede te delen (waarom juist H uit zovelen? dit ontbreekt in de theorie). S bedient zich van taaluiting x. H antwoordt hem. Of zegt niks, want H is bijvoorbeeld dood, aan tafel ineens, met het brood tussen hem en S op de schaal, of in zijn stoel voor het raam, want H is al heel erg oud. Was S misschien met hem getrouwd, dan is hij nu erg alleen en mompelt x voor zich heen. Maar schriftelijk mag het ook Jees ik vertederd vooort. Dus is x misschien het gedicht dat nu even voor je ligt en ben ik S en jij H die hier leest i.p.v. hoort. Ben je zover al? Dan leef je nog in elk geval. Registratie Het landschap hier weet dingen van ons af. Bermen van jaren her vertaalden ons in minieme herschikkingen van gras, haarwortels meldden aan de ondergrond cellen op weg hierheen door ons vertrapt en legden ons tot in zandkorrels vast. De ekster die ons langs het hek zag gaan, krijste en opvloog. Kleine zangvogels die wegschrokken. Sporen ervan fladderen in engrammen af en aan. Terugkomend verbreken wij het web. Draden van dode tijd achter ons aan. Ik schrijf de beste woorden die ik heb en die ons even laten voortbestaan totdat de auto komt: een kalme man, kijktoestel en meetstokken uitgezet, vervangt ons rap door een bestemmingsplan. Vorige Volgende