De Revisor. Jaargang 2(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Theo Jooren Schilderij I Atelier Het doek is van de aanvang af gegeven als een misverstand: een ondergrond van buitenaf. De willig toegestoken hand reikt kleuren aan: ik heb het land. Dit is een heel verstrooid geschenk. Ik denk dat ik zwijgend verzand in woorden die ik nog niet denk. II Tubes Ik dien mij kneedbaar aan als was en breng de eerste krabbel voort. Een moeder zet hem achter glas als wilde zij mij ongehoord beminnen: talent aangeboord. Maar beter dat ik niet meer praat, tenzij het bij het verven hoort dat ik mij sprekend vormen laat. III Linnen Scherp vastgespijkerd op het raam dat ik met zorg verbergen moet opdat de schilder niet zijn naam verliest, wij staan op goede voet. Het is voor ons, naar ik vermoed, toch beter dat ik niet meer zwijg, het doet mijn toekomst weinig goed; op kans af dat ik woorden krijg. IV Schets Het beste dat ik langzaam word, een lilliputter mogelijk, versmald en weerloos ingekort. Ofschoon ik heel hanteerbaar lijk, ik geef mij voor geen koninkrijk. Ik heb al bijna een gezicht waarmee ik van het doek af kijk. Slechts mist mijn oog nog levenslicht. V Lichtval Wellicht dat dat vervallen mag totdat ik een kale hal, museumstuk met kunstgezag, het groot publiek in handen val, dat opgetogen zeggen zal dat ik niet veel te klagen heb met zo'n gezonde strot en gal. Ik houd mij taai als spinneweb. VI Vernis Ik word een allerwegen hard gebeente van de weeromstuit, de ogen somber, hol en zwart: in kaart gebracht, bemind, verbruid ga ik ten onder aan mijn huid, de olie is te zeer verdund; ik kom er niet meer onderuit dat ik wel mooier had gekund. VII Schilderij Een bijna handelbaar portret onder de rijk doorknede hand, word ik zelfs in een lijst gezet. Al lig ik goed uit mijn verband, de schilder weet zich uit de brand en houdt mij vrijwel voor gezien. Misschien dat hij nog zeggen kan dat ik een beter doek verdien. Vorige Volgende