Ron Kaal
De schilders
‘De schilders’ heten Jochum en Rudi van de Wint, zijn 31 jaar oud, en werken gezamenlijk aan metershoge doeken.
Jochum is de ‘echte’ schilder, expressionistisch en impulsief; Rudi is de denker, de constructivist en rationalist. En samen zijn ze de schilder R.W. van de Wint, die de tweedeling creëerde als een noodzakelijk verlengstuk van zijn manier van kunst maken.
Hij is een schilder, maar zijn werk vind weinig waardering bij andere schilders die hem verwijten dat hij geen ‘eigen stijl’ heeft, en trouwens te veel ideeën en te weinig emoties.
De meer conceptuele kunstenaars waarderen zijn arbeid evenmin, hooguit onderkennen ze de kwaliteit van zijn ideeen, maar zijn vol onbegrip voor het medium dat hij hanteert. In het niemandsland tussen die twee groepen, en nergens toe behorend, maakt hij zijn werk: een denker die schildert, een schilder die denkt.
Zijn stijl is de stijlloosheid, het schilderen zoals dat op de Academie onderwezen wordt; zijn onderwerp zijn de klassieke genres: ‘Het figuur,’ ‘het interieur,’ ‘het zeegezicht,’ en - in de voorstudies hiernaast - ‘het stilleven.’ Want, en dat moet met nadruk gesteld worden, de foto's zijn niet als zelfstandig kunstwerk bedoeld, maar als studies (die tot nu dan ook nog nimmer getoond zijn) voor de kunstenaar, notities bij het uitwerken van een idee.
Wat hem fascineert is de manier waarop een schilderij tot stand komt, de beeldende conventies die gehanteerd worden bij het afbeelden. De traditionele vorm, het beeldend alfabet, is zijn onderwerp. Zijn metershoge doeken (en hun fotografische voorlopers) gaan over compositie, over esthetica, over lichtval, glimlichten, symmetrie, abstractie en figuratie - en het verschil daartussen (of juister: het ontbreken daarvan). Hij schildert nog omdat hij nadrukkelijk wil aansluiten bij een traditie van beeldende kunst, maar alle essentialia van het schilderen (handschrift, modelé, verfhuid) worden genegeerd. De persoonlijke toets van de schilder wordt teruggedrongen ter wille van een ongeemotioneerde schilderswijze: niet het handschrift, maar een handschrift. Zijn neutraliteit gaat zover dat zelfs de signatuur niet meer van eigen hand is, maar gemaakt dooreen expert: de letterschilder.
In een gesprek geeft hij enige toelichting over zijn werk en plaats binnen de beeldende kunst.
Wat is nu het verschil tussen jouw werk en dat van een schilder als Lucassen?
‘Lucassen is een jongen die uit Cobra voortkomt, die verwantschap heeft met Lucebert en zo. Dat heb ik nooit gehad. Ik kom van de Rijksacademie, heb gewoon een klassieke opleiding gehad. Dat heb ik gebruikt, ik heb het ingedeeld als anti-ding. Ik heb het kunnen schilderen gebruikt als een middel om iets uit te drukken.’
En het verschil met iemand als Ger van Elk?
‘Van Elk heeft het over een figuur, een Morandi, ik heb het overeen methode. Ik wil het anonieme van de methode. Wat Ryman over de verf zegt (in zijn werk), zeg ik over de compositie.’
In 1967 treedt een duidelijke verandering in je werk op, daarvoor schilderde je gewoon. Wat was de aanleiding voor die verandering?
‘Irritatie over uitspraken over het einde van de schilderkunst. Dat is natuurlijk onzin. Ik vind wel dat je duidelijk gemotiveerd moet zijn om nog een schilderij te kunnen maken. Al het andere is onzin, dan moet je gewoon ophouden. Het heeft geen zin om steeds maar herhalingen van herhalingen van herhalingen te maken.’
In 1967 ben je je ook gaan splitsen in twee identiteiten.
‘Nee, dat was al jaren zo. In mijn academietijd werd ik Jochum genoemd en thuis werd ik Rudi genoemd, en dat heb ik later symbolisch gebruikt. Ik heb twee personen gekozen en allebei een naam gegeven en samen stellen ze een symbolische schilder voor. De een is een schilder die iets te maken heeft met Cobra - emotionaliteit, gevoelsmatigheid, alles tegen het verstandelijke in - en tegelijkertijd heb ik iemand gekozen uit de groep van Mondriaan, van Struycken en zo, die dus op een heel andere manier tot een oplossing komen. Het is eigenlijk theater, een subtiele manier van theater maken. Dat vind ik ook van mijn werk. Het is een act. Maar ik vind het ook belangrijk dat iemand die iets doet er over praten kan. De meeste mensen kunnen niet eens vertellen wat ze aan het doen zijn, dat is tragisch. Ze hebben het over allerlei mystieke dingen, zonder ooit to the point te komen. Er zijn gewoon weinig mensen die kunnen vertellen wat ze aan het doen zijn en dat komt omdat ze stiekem niets aan het doen zijn, natuurlijk.’