De Revisor. Jaargang 1
(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermdBeroemde persoonlijkheden XXVII
| |
[binnenkant achterplat]
| |
metrum (‘Hem die mij grof beledigt/Mij overlaadt met schand/En openlijk mij belastert/Hem reik ik de broederhand’ onnavolgbaar is het en toch wordt het nagevolgd), om zijn ondubbelzinnige maar immer strikt rechtvaardige en gewetensvolle critieken, zijn humoristische compilaties ook, en om zijn schitterende polemische talenten die hij niet vergooit aan de kleintjes maar waarmee hij uitsluitend de allergrootsten tegemoet treedt, maar niet minder om zijn grootmoedigheid en zijn innemende openhartigheid. Déze man te vergelijken met een gebarsten theepot, zoals ik nog kort tevoren ergens gezien had? Ik slikte bij die gedachte, en drukte de gul uitgestoken hand. Er voer mij een siddering door de leden, alsof er iets van zijn ongebreidelde, tintelende creativiteit in mij overstroomde. Oók gedichten schrijven, bedacht ik warm wordend, met deze hand in de mijne zou ik het kunnen... De heren schoven aan en deden zich tegoed aan de spijzen die ik ijlings had laten aanrukken. Toch was er één ding dat mij dwars zat, een oneffenheid die opgeruimd diende te worden wilde ik hem recht in de ogen kunnen kijken. En ik stamelde: ‘Meester... vergeef het mij...’ Verder kon ik niet. Maar daar klonk zijn stem: ‘Spreek vrij uit’. ‘Meester... dat van die theepot...’ fluisterde ik, de ogen genageld op mijn bord met spijs. Suykerbuyk richtte zich op met heel zijn machtige gestalte. Hij balde de vuist en riep: ‘Nooit is een mens slecht genoeg, of anderen zijn nog slechter!’ Hij ging weer zitten en glimlachte me vriendelijk toe: ‘Dat moest er even uit’. Zo beleefden we al tafelend nog heel wat genoeglijke momenten. Ik geloof dat het iets heel zeldzaams en prachtigs was, waaraan we beiden ons hele leven zullen terugdenken en waarvoor we het lot dankbaar mogen zijn, wat er ook gebeurd is en nog moge gebeuren. D.A.K. |
|