De Revisor. Jaargang 1(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Rutger Kopland Plaatsen, passages I Over het weiland valt uit lampen licht als dunne sneeuw. Wie in dit gras nog leeft zal spoedig sterven van de drank. Ze kijkt vergeefs naar sterren, boven en buiten het feest is niets dan duisternis. Dat je weg zult gaan is alles zegt ze, wat ik van je weet; ze veegt het gras uit haar gezicht. En in dit licht zit zoveel nacht nu, dat het gras oud wordt en grijs en haar gezicht begint te slapen als een vreemde door een koud vuur beschenen steen. II Moeder in je ondergoed, met je roze zoontje onder de treurwilg bij de rivier. In het gras richt zich het gras voor niets nog eenmaal op in september. Tarieven van ijs, limonade en bier voor de lege ruiten van een houten gebouwtje. Aan een populier een verregend (met water geschreven) onleesbaar papier, een verzoek, een advies, een bepaling, een waarschuwing, een verbod, een straf. III Als een blinde glimlacht zij naar alle lege stoelen, de mensen halen deze met een buiging om haar weg. Haar mond beweegt, zij luistert met haar lippen naar zichzelf, en voor haar liggen lege ansichtkaarten. Zij buigt haar hoofd, zoals een hoofd dat wordt gebogen door verwijten en door haar haren schuift haar hand die schrijft: liefste, ik leef nog en denk nog en schrijf nog aan jou en zou dat niet meer moeten doen. Vorige Volgende