De Revisor. Jaargang 1
(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Vergeefse moeiteAl hijs je je op ladders en in hutten,
al sluip je op je tenen en bespied je,
al sta je achter kieren van gordijnen,
geen houding of het haast ze tot vertrek.
De ware buitenkans ligt in hun dood,
waar schaduw van de zon om water vraagt,
een kraai onvindbaar in het zomergras.
| |
Kleine boom in mistDe horizon die hem omvangt
geeft hem te drinken, maakt hem lichter.
De mist die om het boompje hangt
is waar het blad het breedst is dichter.
| |
WandelkaartGeschetst het mulle en de moeite,
een zwarte lijn scheidt het van zee
het duin op kaarten ingetekend.
Het kan zijn korrels niet bewegen,
geen windvlaag waait er, niets begroeit het,
geen neemt het in zijn schoenen mee.
| |
Dalende eendEen inval van herboren weelde,
het water schommelt diep onthutst,
een eend apart is klein van stuk,
zieltogend water zijn gemeente.
| |
Herfstdraadhet water schommelt diep onthutst,
een eend apart is klein van stuk,
zieltogend water zijn gemeente.
| |
HerfstdraadHet enige in deze kamer
en in het uitzicht buiten is
op het bordes tussen de spijlen
een herfstdraad waard om op te schrijven.
Maar hij is weg nog voor het werd
voltooid, de dove draad van rijm
vervuld, gebroken en verwaaid,
guirlande, uit wat spint ontstaan.
Vergankelijk rag door een
nog sterfelijker stof omwoeld,
hangt in een boog zichtbaar door rijp,
door vrieskou tot bestaan gebracht.
|
|